Vragen van de leden Bruins Slot en Oskam (beiden CDA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de georganiseerde misdaad 25% van de wereldwijde beroepsmatige sportbeoefening in handen heeft (ingezonden 8 oktober 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van de secretaris-generaal van het mondiale antidopingbureau WADA dat criminele bendes ongeveer een kwart van de beroepsmatige sportbeoefening in handen hebben?1

Vraag 2

Kent u de informatie die het WADA van Interpol heeft gekregen? Zo nee, zou u deze dan op kunnen vragen? Kunt u deze informatie aan de Kamer sturen?

Vraag 3

Is u bekend over welke beroepsmatige sportbeoefening de secretaris-generaal van het WADA het heeft? Zijn er bepaalde sporten waarbinnen de georganiseerde misdaad meer actief is dan in andere sporten?

Vraag 4

In hoeverre is deze informatie meegenomen in het rapport over matchfixing in Nederland?2

Vraag 5

Kunt u het beeld van het WADA bevestigen dat aangeeft dat de (internationale) matchfixers vaak dezelfde mensen zijn die handelen in drugs, steroïden, EPO en andere dopingmiddelen? Kunt u uw reactie onderbouwen?

Vraag 6

Klopt het dat de secretaris-generaal van het WADA pleit voor het opzetten van een wereldwijd agentschap dat matchfixing moet gaan bestrijden, gelijk aan het WADA dat 15 jaar geleden is opgezet om doping te bestrijden? Wat vindt u van dit idee?

Vraag 7

Wat is uw mening met betrekking tot de suggestie om eventueel het WADA om te vormen, zodat dit de integriteit in de sport in het algemeen moet bevorderen?

Vraag 8

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport op 27 oktober 2014?


X Noot
2

T. Schapens en M. Olfers, «Matchfixing in Nederland, de aard en reikwijdte van het probleem, de risico’s en de aanpak» (september 2013).

Naar boven