Vragen van de leden Bruins Slot en Oskam (beiden CDA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de georganiseerde misdaad 25% van de wereldwijde beroepsmatige sportbeoefening in handen heeft (ingezonden 8 oktober 2014).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 24 november 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 388.

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van de secretaris-generaal van het mondiale antidopingbureau WADA dat criminele bendes ongeveer een kwart van de beroepsmatige sportbeoefening in handen hebben?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kent u de informatie die het WADA van Interpol heeft gekregen? Zo nee, zou u deze dan op kunnen vragen? Kunt u deze informatie aan de Kamer sturen?

Antwoord 2

Interpol werkt samen met WADA. Dit is bekrachtigd tijdens de jaarvergadering van Interpol in 2009 door middel van een cooperation agreement. De uitspraak die de director general van WADA heeft gedaan dat 25% van de beroepsmatige sportbeoefening in handen is van criminele bendes is niet te herleiden tot informatie die door Interpol is verstrekt. Ik leid hieruit af dat de director general die conclusie zelf heeft getrokken. Het is mij niet bekend waarop deze is gebaseerd. Zoals ik al aangaf tijdens het Wetgevingsoverleg Sport van 27 oktober 2014 kunt u van mij niet verwachten dat ik alle informatie van derden aan uw Kamer doorstuur.

Vraag 3

Is u bekend over welke beroepsmatige sportbeoefening de secretaris-generaal van het WADA het heeft? Zijn er bepaalde sporten waarbinnen de georganiseerde misdaad meer actief is dan in andere sporten?

Antwoord 3

Uit informatie van de website van WADA blijkt dat het accent op voetbal ligt.

Vraag 4

In hoeverre is deze informatie meegenomen in het rapport over matchfixing in Nederland?2

Antwoord 4

Het rapport matchfixing in Nederland dateert van september 2013. De informatie uit politiesystemen tot september 2013 is dus meegenomen. De uitspraken van de director general van WADA zijn van oktober 2014, een jaar later. De onderzoekers hebben deze informatie dus niet kunnen meenemen in hun onderzoek. Aangezien wij de info niet kunnen herleiden, zal het waarschijnlijk ook niet veel hebben uitgemaakt.

Vraag 5

Kunt u het beeld van het WADA bevestigen dat aangeeft dat de (internationale) matchfixers vaak dezelfde mensen zijn die handelen in drugs, steroïden, EPO en andere dopingmiddelen? Kunt u uw reactie onderbouwen?

Antwoord 5

Nee, dit beeld kan ik niet bevestigen. Navraag bij de Doping Autoriteit en het Openbaar Ministerie heeft geen concrete informatie opgeleverd over een mogelijk verband.

Vraag 6 en 7

Klopt het dat de secretaris-generaal van het WADA pleit voor het opzetten van een wereldwijd agentschap dat matchfixing moet gaan bestrijden, gelijk aan het WADA dat 15 jaar geleden is opgezet om doping te bestrijden? Wat vindt u van dit idee?

Wat is uw mening met betrekking tot de suggestie om eventueel het WADA om te vormen, zodat dit de integriteit in de sport in het algemeen moet bevorderen?

Antwoord 6 en 7

Nee, ik heb niet begrepen dat de director general van WADA heeft gepleit voor een wereldwijd agentschap om matchfixing te bestrijden en dat is op dit moment niet opportuun. Evident is dat matchfixing een grensoverschrijdend fenomeen is dat ook een grensoverschrijdende aanpak vergt. Deze aanpak dient, om succesvol te zijn, aan te sluiten bij lopende internationale ontwikkelingen. Daarom heeft Nederland het Verdrag inzake de manipulatie van sportcompetities van de Raad van Europa ondertekend. Dit verdrag wordt ook opengesteld voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa. Met dit verdrag wordt een «follow-up committee» ingesteld, waarbij de internationale samenwerking tussen deskundigen van de verdragsluitende partijen op het terrein van sport, kansspelen en opsporing en vervolging wordt geborgd. Deze commissie zal toezien op de naleving van het verdrag.

Vraag 8

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport op 27 oktober 2014?

Antwoord 8

Dat is helaas niet gelukt.


X Noot
2

T. Schapens en M. Olfers, «Matchfixing in Nederland, de aard en reikwijdte van het probleem, de risico’s en de aanpak» (september 2013).

Naar boven