Vragen van de leden Smaling (SP) en Klaver (GroenLinks) aan de Ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu over zoutwinning onder de Waddenzee (ingezonden 11 september 2014).

Vraag 1

Op welke wijze is de beantwoording van eerdere vragen1 betrokken bij de toetsing van de Natuurbeschermingswet vergunningaanvraag Frisia Zout B.V?

Vraag 2

Op welke wijze is invulling gegeven aan de beantwoording van vraag 3: «Een verdere bestudering zal moeten uitwijzen welke financiële en logistieke consequenties dit transport van pekel als grondstof voor zoutproductie met zich mee zou brengen»?

Vraag 3

Wat zijn de uitkomsten van de «verdere bestudering»?

Vraag 4

Op welke wijze is de verwerking van zout vanuit Duitsland een meer milieuvriendelijk alternatief gebleken dan het winnen van zout onder de Waddenzee? Is het transport van de Duitse pekel onderdeel geweest van de Nb-vergunningsaanvraag voor de voorgenomen winning? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Is de verwerking van zout vanuit Duitsland onderdeel geweest van de passende beoordeling? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom is dit niet betrokken bij de passende beoordeling?

Vraag 6

Wat is de uitkomst van uw vraag aan Frisia om «nader te onderzoeken of van de Duitse pekel gebruik kan worden gemaakt voor de zoutproductie»?

Vraag 7

Wat is uit de door u genoemde nadere verkenning2 gekomen en door welke onafhankelijke instantie is economische haalbaarheid getoetst? Wat is de inhoud van de inhoudelijke toets en wanneer gaat u nader overleg met Frisia voeren?

Vraag 8

Op welke wijze is het huidige besluit van de vergunningverlening aan Frisia Zout B.V, zoals weergegeven in de brief aan de Kamer van 2 september3, terug te draaien? Kan een aanpassing van de Mijnbouwwet hiervoor uitkomst bieden?


X Noot
1

Aanhangselnummer 201320141841

X Noot
2

Antwoord vraag 7: «Daarom heb ik aan Frisia gevraagd om nader te onderzoeken of van de Duitse pekel gebruik kan worden gemaakt voor de zoutproductie. Indien uit de nadere verkenning door Frisia en toetsing ervan door een onafhankelijke instantie toch blijkt dat dit bedrijfseconomisch haalbaar lijkt, zal ik hierover met Frisia nader overleg voeren».

X Noot
3

Kamerstuknummer: 32 849-33

Naar boven