Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Voordewind (ChristenUnie) en Omtzigt (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over een zware aanklacht tegen een Iraanse voorganger (ingezonden 7 augustus 2014).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Iraanse voorganger Matthias Hagnhjehad is aangeklaagd wegens «vijandschap tegen Allah» waarvoor hij de doodstraf kan krijgen?1 Hoe beoordeelt u dit bericht en de ernst ervan?

Vraag 2

Kunt u de feitelijke achtergronden van deze aanklacht schetsen?

Vraag 3

Bent u bereid om u in te spannen voor de belangen van deze voorganger en zijn vrijlating te bevorderen? Welke stappen wilt u zetten – waar mogelijk in internationaal verband – om te voorkomen dat deze voorganger veroordeeld wordt?

Vraag 4

Deelt u de waarneming van de Amerikaanse organisatie Christian Solidarity Worldwide (CSW) dat deze aanklacht een nieuwe stap is in de vervolging van Iraanse christenen? Welke trends ziet u hier? Is er inderdaad in Iran sprake van een verscherping op dit terrein?

Vraag 5

Deelt u de opvatting van CSW dat er aanleiding is voor de internationale gemeenschap om meer actie te ondernemen met het oog op de positie van Iraanse christenen en de bescherming van de godsdienstvrijheid in Iran? Bent u bereid hiertoe in internationaal verband het voortouw te nemen?

Vraag 6

Kunt u aanduiden op welke wijze vanuit de Europese Unie aandacht is voor de godsdienstvrijheid in Iran en voor de specifieke positie van Iraanse christenen in het bijzonder en welke concrete acties hieromtrent jegens Iran worden ondernomen? Acht u deze inzet voldoende?


X Noot
1

Reformatorisch Dagblad, 6 augustus 2014

Naar boven