Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat het versneld afdoen van zaken door het Openbaar Ministerie (OM) op gespannen voet staat met een eerlijk proces (ingezonden 3 juli 2014).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel over de problemen met de ZSM-aanpak («zo spoedig mogelijk»-aanpak)?1

Vraag 2

Klopt het dat het OM erkent dat bij te hoge werkdruk wordt teruggegrepen op de klassieke strafrechtelijke afdoening? Welke consequenties heeft deze werkwijze voor het belang van de verdachte en de controlemogelijkheden van de samenleving ten aanzien van het beleid en de beslissingen van de officieren van justitie in ZSM-zaken?

Vraag 3

Hoe kan achteraf worden gecontroleerd of door het OM de juiste keuze is gemaakt teneinde een zaak via de ZSM-route af te doen?

Vraag 4

Is er voldoende tijd voor een piketadvocaat om niet alleen de verdachte te informeren over de procedure, maar ook om te onderzoeken of deze zich überhaupt wel schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit? Zo ja, hoeveel tijd krijgt een advocaat hiervoor? Zo nee, hoe gaat u dit oplossen?

Vraag 5

Wat is uw reactie op de bewering dat alleen de piketadvocaat toegang kan krijgen tot informatie van de verdachte en daarmee niet alle feiten en omstandigheden kunnen worden meegenomen in de zaak?2 Kunt u hier uitgebreid op ingaan?

Vraag 6

Wordt bij de afweging om over te gaan tot de ZSM-aanpak ook rekening gehouden met de belangen die verband houden met de toekomst van de verdachte en dus eigenlijk ook met de mogelijkheid tot resocialisatie en het voorkomen van recidive? Zo ja, hoe? Zo nee, welke belangen worden meegewogen bij een dergelijke belangenafweging?

Vraag 7

Wat is uw reactie op de redenering dat mensen vanwege de ZSM-aanpak eerder dan voorheen in aanraking kunnen komen met justitie en daardoor de gevolgen steeds verstrekkender worden? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling is? Hoe wordt deze ontwikkeling bestreden of tegengegaan?

Vraag 8

In hoeverre wordt in ZSM-zaken door het OM puur op basis van mondelinge informatie overgegaan tot een beslissing? Deelt u de mening dat deze manier van afdoening op gespannen voet staat met artikel 30 van het Wetboek van Strafvordering? Zo nee, op welke manier wordt een verdachte de mogelijkheid geboden kennis te nemen van de processtukken en de tenlastelegging?

Vraag 9

Wat vindt u ervan dat een advocaat zijn cliënt noodgedwongen moet adviseren niet akkoord te gaan met de versnelde afdoening, omdat er onvoldoende mogelijkheden zijn alle feiten en omstandigheden te toetsen en af te wegen kort na de aanhouding? Welke mogelijkheden ziet u om hierin verbetering aan te brengen?

Vraag 10

In hoeveel procent van de ZSM-zaken wordt door de verdachte geen gebruik gemaakt van het recht op rechtsbijstand? Wat is doorgaans de reden voor een verdachte hier geen gebruik van te maken?

Vraag 11

Deelt u de opvatting van het College van de Rechten van de Mens dat het recht op een effectieve verdediging in het geding kan komen doordat betrokkene geen gebruik kan maken van het recht op rechtsbijstand?3

Vraag 12

Wat is uw reactie op de aanbevelingen van het College van de Rechten van de Mens waar het gaat om het verzekeren van het recht op een effectieve verdediging in de ZSM-procedure?4


X Noot
1

NJB, «De andere kant van de ZSM-medaille», Patrick van der Meij, 27 juni 2014, aflevering 25

X Noot
2

NJB, «De andere kant van de ZSM-medaille», Patrick van der Meij, 27 juni 2014, aflevering 25, pagina 1667

X Noot
3

Rapportage Mensenrechten in Nederland 2013, pagina 67

X Noot
4

Rapportage Mensenrechten in Nederland 2013, pagina 71

Naar boven