Vragen van de leden Gesthuizen, Kooiman (beiden SP), Berndsen-Jansen en Schouw (beiden D66) aan de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het gebruik van de stille sms door de politie ten behoeve van de opsporing (ingezonden 11 maart 2014).

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de inzet van de onzichtbare stealth sms (hierna: stille sms) door de politie ten behoeve van de opsporing, waardoor gebruikers van een mobiele telefoon gelokaliseerd kunnen worden?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat het in ieder geval van de concrete omstandigheden afhangt of de inzet van de stille sms door de politie wel of geen betekenisvolle inbreuk op de privacy oplevert? Deelt u eveneens de mening dat bij langdurige frequente inzet van dit middel op enig moment sprake kan zijn van stelselmatige observatie? Waar ligt volgens u de grens? Bij welke frequentie en duur van de inzet van stille sms is hier sprake van?

Vraag 3

Wat houden de door u aangekondigde aanscherpingen van de procedure voor de inzet van de stille sms precies in?2 Bent u bereid deze nieuwe procedure openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Is met deze aanscherping voortaan verzekerd dat iedere inzet van de stille sms aan het dossier wordt toegevoegd, dat over de duur en frequentie geverbaliseerd wordt en dat de sms niet vaker wordt verstuurd dan vooraf door de officier van justitie is toegestaan? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat er een registratie wordt bijgehouden van het aantal keer dat de stille sms wordt ingezet?

Vraag 6

Wat is er precies op tegen om openbaar te maken hoe vaak dit middel is ingezet? Kunt u dit uitgebreid toelichten?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 9

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 9

Naar boven