Vragen van de leden Omtzigt en Bruins Slot (Beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over de beperkte en onduidelijke uitleg van het Sportbesluit (ingezonden 12 december 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van Rechtbank Gelderland van 19 november 2013 dat een stichting die een kunstgrasveld voor een voetbalvereniging aanlegt en exploiteert recht heeft op aftrek van btw?1

Vraag 2

Op welke wijze gaat de Belastingdienst onmiddellijk uitvoering geven aan deze uitspraak van Rechtbank Gelderland?

Vraag 3

Wat betekent deze uitspraak voor de regels van de Belastingdienst waaronder accommodaties in aanmerking komen voor het lage btw-tarief?

Vraag 4

Wat is de gemiddelde wachttijd voor verenigingen of gemeenten die advies vragen aan de Belastingdienst over de op te zetten constructie bij de levering of terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie?

Vraag 5

Klopt het dat verenigingen of gemeenten in dat geval soms een jaar of langer moeten wachten op een antwoord van de Belastingdienst?

Vraag 6

Deelt u de mening dat de Belastingdienst binnen twee maanden op een volledige aanvraag een besluit moet nemen?

Vraag 7

Hoe geeft de Belastingdienst uitvoering aan de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 4 november 2011 dat een parcours van een sportevenement, zoals de jaarlijkse Kustmarathon en de Nijmeegse wandelvierdaagse, kan worden aangemerkt als een sportaccommodatie en dus onder het lage btw-tarief van 6% en niet onder het hoge tarief van 21% valt?2

Vraag 8

Klopt het dat de Belastingdienst toerfietstochten, zoals van de Nederlandse Toerfiets Unie, niet als een parcours ziet en dus onder het hoge btw-tarief van 21% laat vallen?

Vraag 9

Waarom is de Belastingdienst van mening dat toerfietstochten niet als sportaccommodatie kunnen worden aangemerkt en dus onder het hoge btw-tarief vallen?

Vraag 10

Hoe verhoudt dit zich met de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch dat een uitgezet parcours van een sportevenement wel onder het lage btw-tarief van 6% valt?

Vraag 11

Wat zijn de voorwaarden van de Belastingdienst om als parcours aangemerkt te worden als sportaccommodatie en dus onder het lage btw-tarief van 6% te vallen?

Vraag 12

Bent u bereid om in overleg met sportkoepels te komen tot een heldere en eenduidige uitleg van het Sportbesluit om de verwarring die in de praktijk is ontstaan door de inconsequente beslissingen van verschillende inspecteurs in verschillende regio’s weg te nemen? Of vindt u het een gewenste situatie dat de organisatie van elk sportevenement apart naar de rechter moet om heffing tegen het lage btw-tarief, zoals dat volgt uit de genoemde uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch, af te dwingen?

Vraag 13

Bent u bereid om de Kamer te informeren over de uitkomst van dit overleg en de uitleg van het Sportbesluit?


X Noot
1

Rechtbank Gelderland, 19 november 2013, nr. 13/4182.

X Noot
2

Hof ’s-Hertogenbosch, 4 november 2011, nr. 11/00397.

Naar boven