Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de telsystematiek voor educatiebudgetten (ingezonden 6 december 2013).

Vraag 1

Is het waar dat de hoogte van het educatiebudget van gemeenten wordt bepaald op basis van het aantal educatietrajecten dat de gemeente aanbiedt?

Vraag 2

Kunt u uiteenzetten wat u precies verstaat onder een educatietraject? Kunt u daarbij specificeren hoe en door wie het aantal educatietrajecten wordt vastgesteld?

Vraag 3

Op basis van welke criteria moeten gemeenten het aantal educatietrajecten berekenen en vaststellen?

Vraag 4

Is het waar dat gemeenten verschillende telsystemen gebruiken? Zo ja, kunt u dit verklaren?

Kunt u aangeven welke verschillende systemen er in de gemeenten gebruikt worden?

Vraag 5

Deelt u de mening dat verschillende manieren van tellen leidt tot een onevenredige verdeling van budgetten?

Vraag 6

Hoeveel middelen worden in totaal besteed aan educatiebudgetten? Kunt u daarbij specificeren hoe dit geld over gemeenten wordt verdeeld?

Vraag 7

Deelt u de mening dat het niet de bedoeling is dat bepaalde gemeenten meer geld krijgen dan anderen, doordat zij een andere manier van tellen hanteren? Zo ja, bent u bereid dit op te lossen?

Vraag 8

Bent u bereid tot een heldere, uniforme definitie van educatietraject en bijbehorende telsystematiek te komen?

Naar boven