Vragen van het lid Ulenbelt (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitzending van Kassa «Kwaliteit holt achteruit in de kinderopvang» (ingezonden 21 oktober 2013).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de uitzending van Kassa «Kwaliteit holt achteruit in de kinderopvang»?1

Vraag 2

Deelt u de overtuiging dat de beroepskracht kind ratio één van de belangrijkste minimale kwaliteitseisen in de kinderopvang is? Zo ja, vindt u het verontrustend dat wederom blijkt dat niet altijd aan deze wettelijke norm wordt voldaan?

Vraag 3

Bereiken u ook signalen over pedagogisch medewerkers die door hun leidinggevende geacht worden te sjoemelen met de cijfers over de beroepskracht kind ratio? Zo ja, wat doet u met deze signalen? Zo nee, acht u het noodzakelijk onderzoek te doen naar misstanden om een goed beeld te krijgen van de omvang van eventuele problemen?

Vraag 4

Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat de inspectie in sommige gevallen bewust om de tafel wordt geleid? Zo ja, deelt u de mening dat de inspectie geen goed beeld kan krijgen van de werkelijke situatie in de kinderopvang, als in het geval van controle er bijvoorbeeld paniek ontstaat en zelfs mensen van kantoor en de huishoudelijke dienst worden geplukt om op dat moment maar te kunnen voldoen aan de beroepskracht kind ratio?

Vraag 5

Bent u voornemens zo spoedig mogelijk met een voorstel te komen opdat wordt voorkomen dat de voorschriften rond kinderopvang nog langer worden ontdoken?

Vraag 6

Hebben kinderdagverblijven, ondanks bezuinigingen van 1 miljard euro in 2 jaar tijd, volgens u voldoende middelen en personeel om aan de beroepskracht kind ratio kunnen voldoen? Zo ja, wat is volgens u de oorzaak dat niet altijd aan de beroepskracht kind ratio wordt voldaan? Zo nee, acht u uzelf medeverantwoordelijk voor het tekort aan middelen en personeel en de gevolgen daarvan?

Vraag 7

Hoe voorkomt u dat de bezuiniging van 1 miljard euro op kinderopvang in de afgelopen 2 jaar er toe zal leiden dat kinderdagverblijven de beroepskracht kind ratio loslaten, aangezien zij zich genoodzaakt voelen om overal op te bezuinigen?

Vraag 8

Bent u van mening dat er voldoende wordt gecontroleerd op de beroepskracht kind ratio? Denkt u dat de inspectie beter zou kunnen en/of moeten controleren? Welke verantwoordelijkheid heeft u zelf in het aanpakken van de misstanden rondom de beroepskracht kind ratio?

Vraag 9

Heeft de GGD in het kader van het risicogestuurd toezicht locaties waar veelvuldig (zware) overtredingen (zoals op de beroepskracht kind ratio) worden geconstateerd, extra vaak bezocht? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren?

Vraag 10

In hoeverre is het op 1 juli van dit jaar ingevoerde vier ogen principe inmiddels dagelijkse praktijk? Bent u tevreden over de wijze waarop gemeenten toezicht houden en handhaven op het vier ogen principe? Ziet u gevaren voor het vier ogen principe en dus voor de veiligheid van kinderen nu er wederom berichten verschijnen dat pedagogisch medewerkers nog steeds te vaak alleen staan op een (te grote) groep?

Vraag 11

Wat vindt u ervan dat er in de praktijk vaak niets terecht komt van een stamgroep, maar dat er juist steeds vaker met kinderen «geschoven» wordt en kinderen hierdoor steeds vaker wisselende gezichten zien? Welke actie gaat u hiertegen ondernemen?

Vraag 12

Erkent u dat pedagogisch medewerkers soms ogen en oren tekort komen op de werkvloer? Wat is uw antwoord aan deze medewerkers?

Vraag 13

Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van de Brancheorganisatie Kinderopvang, die zegt dat mensen die met hart en ziel in de kinderopvang werken, merken dat wat ze graag willen doen steeds minder lukt? Erkent ook u dat dit een landelijk beeld is? Erkent ook u dat dit een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg is van de bezuinigingen?

Vraag 14

Kunt u de constatering van de Abvakabo bevestigen dat door het ontslaan van een deel van het personeel er een enorme werkdruk ontstaat voor degenen die achter blijven, met minder taakuren maar met meer taken die eigenlijk door bijvoorbeeld pedagogen of huishoudelijk personeel zouden moeten worden uitgevoerd?

Vraag 15

Vindt u het aanvaardbaar dat pedagogische medewerkers wegens personeelstekort als gevolg van de bezuinigingen steeds meer tijd kwijt zijn aan extra huishoudelijk taken, wat ten koste gaat van bijvoorbeeld extra aandacht voor de wenperiode van kinderen, zindelijkheidstraining en het voorbereiden van knutselwerk?

Vraag 16

Wat vindt u van de suggestie van het aanstellen van een vaste hulp op de groep die huishoudelijke taken op zich kan nemen?

Vraag 17

Wat vindt u van de suggestie om meer hoger opgeleid personeel in de kinderopvang aan te stellen?

Vraag 18

Wat is uw reactie op de bijzonder hoogleraar kinderopvang die zegt dat de kwaliteit van kinderopvang tussen 2009 en 2012 eindelijk weer is gestegen, maar omdat er het laatste jaar heel veel druk op de kinderopvang staat, de sector gillend hard wordt afgebroken en er barsten in het kinderopvangstelsel ontstaan waardoor mensen in de knel komen en op een gegeven moment afglijden?

Vraag 19

Wat is uw reactie op de bijzonder hoogleraar kinderopvang die zegt dat wanneer men zich aan de beroepskracht kind ratio houdt, kinderen zich beter kunnen ontwikkelen, een hogere mate van welbevinden kunnen ervaren? Hoe rijmt u deze visie met de misstanden die door Kassa aan de kaak zijn gesteld?

Vraag 20

Wat is uw reactie op de uitspraken van zowel de bijzonder hoogleraar kinderopvang als de directeur van de Brancheorganisatie Kinderopvang dat de 100 miljoen euro die momenteel alsnog in kinderopvang wordt geïnvesteerd, een mooi begin is, maar wel «too little too late», omdat een kapitaalvernietiging van 1 miljard euro in 2 jaar tijd, niet zomaar wordt hersteld met 100 miljoen euro?

Vraag 21

Bent u bereid om het door u eerder dit jaar gedane beroep op de eigen verantwoordelijkheid van beroepskrachten te herhalen, nu wederom blijkt dat personeel uit angst voor de werkgever niet openlijk hun zorgen durft te uiten? Zo ja, bent u bereid om uw boodschap deze keer gerichter over te brengen aan de doelgroep, zodat uw boodschap ook daadwerkelijk zal leiden tot het (anoniem) melden bij de GGD van eventuele overtredingen van de wettelijke kwaliteitseisen in de kinderopvang? Zo nee, wat is dan uw reactie op de boodschap dat personeel in de kinderopvang het niet langer verantwoord vindt om te zwijgen?2

Vraag 22

Zijn u berichten bekend over contracten met daarin opgenomen clausules over spreekverboden met de media? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, ziet u de noodzaak om hier onderzoek naar te doen?


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2600 (antwoord op vraag 4)

Naar boven