Vragen van het lid Groot (PvdA) aan de staatssecretaris van Financiën over studiereizen met privékarakter op kosten van de belastingbetaler (ingezonden 7 augustus 2013).

Vraag 1

Welke fiscale voordelen zijn in Nederland beschikbaar voor zowel particulieren als bedrijven om bepaalde scholingsuitgaven af te trekken van respectievelijk de aangifte inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting?

Vraag 2

Welk budgettair beslag is met de fiscale aftrekbaarheid van scholingsuitgaven gemoeid? Welk deel daarvan betreft echte scholingsuitgaven en welk deel reis- en verblijfskosten?

Vraag 3

Hoe wordt momenteel gecontroleerd op de juistheid van als scholingsuitgaven opgevoerde aftrekposten? In hoeveel gevallen is, in relatie tot scholingsuitgaven, sprake van een foutieve aangifte?

Vraag 4

Klopt het dat voor de inkomstenbelasting een maximum geldt van 15.000 euro en dat alleen lesgeld mag worden afgetrokken, terwijl voor de vennootschapsbelasting lesgeld, reiskosten én verblijfkosten mogen worden afgetrokken en geen maximum geldt? Welke redenen zijn er voor deze verschillen? Deelt u de mening dat een meer gelijke behandeling van ondernemer en werknemer in loondienst wenselijk is?

Vraag 5

Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat van fiscale aftrekbaarheid van scholingsuitgaven oneigenlijk gebruik wordt gemaakt? Hoe beoordeelt u in dit verband het verschijnsel dat bijscholingscursussen nogal eens worden gehouden in exotische oorden ver buiten Nederland?

Vraag 6

Wat zijn de mogelijkheden om de belastingvoordelen voor snoepreisjes te beperken? Is het mogelijk per dag een maximale aftrek vast te stellen, en de aftrek – zoals reeds bij de inkomstenbelasting het geval is – ook voor de vennootschapsbelasting te beperken tot lesgeld, collegegeld of instellingscollegegeld?

Naar boven