Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 3126 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 3126 |
Welke fiscale voordelen zijn in Nederland beschikbaar voor zowel particulieren als bedrijven om bepaalde scholingsuitgaven af te trekken van respectievelijk de aangifte inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting?
Klopt het dat voor de inkomstenbelasting een maximum geldt van 15.000 euro en dat alleen lesgeld mag worden afgetrokken, terwijl voor de vennootschapsbelasting lesgeld, reiskosten én verblijfkosten mogen worden afgetrokken en geen maximum geldt? Welke redenen zijn er voor deze verschillen? Deelt u de mening dat een meer gelijke behandeling van ondernemer en werknemer in loondienst wenselijk is?
De fiscale behandeling van de kosten van scholing hangt af van het kader waarin deze uitgaven worden gedaan; in het kader van een onderneming, als werknemer of in de privé sfeer.
Voor bepaling van de winst van een ondernemer in de inkomstenbelasting (IB-ondernemer) of een bv in de vennootschapsbelasting zijn alle kosten aftrekbaar die gemaakt zijn met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Dat geldt dus ook voor scholingskosten in het algemeen en de daarmee verband houdende kosten, zoals reis- en verblijfkosten. De zakelijkheidstoets is erop gericht om opleidingen die geen betrekking hebben op de onderneming en/of privéelementen binnen een opleiding uit het winstbegrip te elimineren. Bij reizen met een beperkt belang voor de onderneming zal de aftrekbaarheid derhalve beperkt zijn tot het deel van de kosten dat het belang van de onderneming dient.
Voorts kent de wet een aftrekbeperking voor de omvang van deze kosten. Voor de IB-ondernemer geldt dat als de kosten worden gemaakt voor het bezoeken van congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke inclusief de bijbehorende reis- en verblijfkosten, van die kosten de eerste € 4.400 niet ten laste van de winst kan worden gebracht1.
De IB-ondernemer kan in plaats van voor de genoemde drempel ook kiezen voor een aftrekbeperking van 26,5%. De bewuste kosten kunnen, indien hiervoor wordt gekozen, voor 73,5% ten laste van de winst worden gebracht. Wanneer de reis- en verblijfkosten voor bezoeken aan congressen en dergelijke betrekking hebben op de ondernemer zelf, zijn deze kosten aanvullend niet aftrekbaar voor zover ze meer bedragen dan € 1.5002. Dit is alleen anders in het geval de aard van de door de ondernemer verrichte werkzaamheden noodzaakt tot het bijwonen van het desbetreffende congres en dergelijke respectievelijk het maken van de desbetreffende studiereis.
Binnen de vennootschapsbelasting geldt in beginsel een aftrekbeperking voor de eerste € 4.400 aan kosten, maar geldt een aftrekbeperking tot een bedrag van 0,4% van het gezamenlijke bedrag van het door de desbetreffende werknemers in het jaar genoten belastbare loon indien de in dat geval resulterende aftrekbeperking hoger is dan € 4.400.
Verder gelden er vrijstellingen in de loonsfeer. Indien een werknemer in het kader van zijn dienstbetrekking een cursus of opleiding volgt kan de werkgever deze in de loonsfeer onbelast verstrekken of de kosten hiervan onbelast vergoeden. Hieronder kunnen ook de daarmee verband houdende reis- en verblijfkosten vallen.
Indien kosten voor scholing en opleiding van de werknemer niet voor rekening van de werkgever komen, of in het geval van de IB-ondernemer de kosten niet ten laste van de winst komen, kunnen deze kosten mogelijk in aanmerking worden genomen als scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting.
Particulieren en ondernemers die in privé met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning een opleiding volgen kunnen onder voorwaarden bepaalde limitatief omschreven scholingsuitgaven in aftrek brengen binnen de persoonsgebonden aftrekpost voor scholingsuitgaven. Binnen deze regeling geldt een drempel van € 250 en een aftrekplafond van € 15.0003. Aftrekbaar zijn uitgaven voor lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld en promotieonderzoek. Daarnaast zijn aftrekbaar door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen. Bij deze regeling zijn de reis- en verblijfkosten niet aftrekbaar.
Uit het vorenstaande volgt dat een ondernemer en een werknemer op vergelijkbare wijze behandeld worden.
De kosten van opleiding die zich in de privésfeer voordoen zijn – zoals hiervoor is aangegeven – zowel voor de particulier als de ondernemer op gelijke wijze en onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar binnen de aftrek voor scholingsuitgaven. Het kabinet acht de behandeling van de desbetreffende kosten dan ook voldoende evenwichtig en ziet geen noodzaak tot een verdergaande gelijke behandeling.
Welk budgettair beslag is met de fiscale aftrekbaarheid van scholingsuitgaven gemoeid? Welk deel daarvan betreft echte scholingsuitgaven en welk deel reis- en verblijfskosten?
Het budgettaire beslag van de persoonsgebonden aftrek voor scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting is voor 2013 geraamd op € 263 miljoen (Miljoenennota 2013). Reis- en verblijfkosten zijn van deze aftrek uitgesloten. Daarnaast is in de winstsfeer (beperkte) aftrek mogelijk van scholingskosten (zie antwoord op vraag 1 en 4). In de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting zijn deze kosten echter niet afzonderlijk gespecificeerd. Het budgettaire beslag van de aftrek van dergelijke kosten, waaronder reis- en verblijfkosten, is derhalve op basis van aangiftegegevens niet te bepalen.
Hoe wordt momenteel gecontroleerd op de juistheid van als scholingsuitgaven opgevoerde aftrekposten? In hoeveel gevallen is, in relatie tot scholingsuitgaven, sprake van een foutieve aangifte?
De Belastingdienst kan geen informatie geven over zijn controlestrategie. Om toekomstig misbruik te voorkomen kunnen geen mededelingen worden gedaan over de werkwijze bij controle en over de controledichtheid. Ik kan daarom geen inzicht geven in het aantal gecontroleerde posten op het vlak van de scholingsuitgaven en in de daarbij gehanteerde werkwijze. Wel is het zo dat de Belastingdienst bij de controle gebruik maakt van risicoanalyse om onterecht gebruik van fiscale faciliteiten te signaleren.
Binnen de persoonsgebonden aftrek scholingsuitgaven bestaat geen recht op aftrek van reis- en verblijfkosten zoals blijkt uit het antwoord op vraag 1. Vanzelfsprekend wordt gecorrigeerd indien wordt geconstateerd dat onder de persoonsgebonden aftrek scholingsuitgaven wel reis- en verblijfskosten zijn opgevoerd.
Aftrek van reis- en verblijfkosten is slechts toegestaan in de winstsfeer en via vergoeding in de loonsfeer. Het toezicht op de aftrek en/of vergoeding van deze kosten vindt risicogericht plaats en kan deel uitmaken van een boekenonderzoek. Zoals eveneens bij het antwoord op vraag 1 is aangegeven zijn er vanuit de aangifte geen gegevens beschikbaar omtrent het budgettaire beslag van deze kosten, omdat deze niet als zodanig worden gespecificeerd. Daarmee ontbreken ook gegevens omtrent de hierop toegepaste correcties.
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat van fiscale aftrekbaarheid van scholingsuitgaven oneigenlijk gebruik wordt gemaakt? Hoe beoordeelt u in dit verband het verschijnsel dat bijscholingscursussen nogal eens worden gehouden in exotische oorden ver buiten Nederland?
Wat zijn de mogelijkheden om de belastingvoordelen voor snoepreisjes te beperken? Is het mogelijk per dag een maximale aftrek vast te stellen, en de aftrek – zoals reeds bij de inkomstenbelasting het geval is – ook voor de vennootschapsbelasting te beperken tot lesgeld, collegegeld of instellingscollegegeld?
Vanzelfsprekend acht ik oneigenlijk gebruik niet gewenst. Het enkele feit dat een (bijscholings)cursus in het buitenland wordt gehouden kan niet per definitie tot de conclusie leiden dat de cursus daarmee een onzakelijk karakter heeft. Het is zeker bij grote ondernemingen met vestigingen verspreid over de wereld niet ongebruikelijk om een cursus voor (ook Nederlandse) werknemers in het buitenland te laten plaatsvinden.
Om kosten van scholing in aftrek van de winst te mogen brengen moet voldaan zijn aan de fiscale vereisten zoals in het antwoord op vraag 1 en 4 al is toegelicht. Verder moet de zakelijkheid van de uitgave beoordeeld worden. In het geval van kosten met een onzakelijk karakter heeft dat fiscale gevolgen. Voor de werknemer zal het voordeel als loon in natura worden belast, bij scholingskosten voor de ondernemer zelf zullen de kosten niet aftrekbaar zijn en bij de directeur grootaandeelhouder zal een winstuitdeling in aanmerking moeten worden genomen (tenzij sprake is van loon).
De drempel van € 4.400 geldt voor meerdere kostenposten gezamenlijk. Afhankelijk van het in aftrek brengen van kosten die onder de overige posten vallen, zal het bedrag van € 4.400 dus niet in alle gevallen geheel in mindering komen op de genoemde kosten van scholing.
De wel aftrekbare eerste € 1.500 wordt vervolgens betrokken in de eerdergenoemde drempel van € 4.400.
Het genoemde plafond is in de zogenoemde standaardstudieperiode niet van toepassing. De standaardstudieperiode betreft een aaneengesloten periode van niet meer dan vijf kalenderjaren waarin de belastingplichtige voor het bereiken van de leeftijd van 30 jaar de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteedt aan een opleiding met een totale studielast van een zodanige omvang dat daarnaast geen volledige werkkring mogelijk is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3126.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.