Vragen van de leden Pechtold, Van Meenen en Berndsen (allen D66) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Veiligheid en Justitie over kennis onder jongeren over de Verklaring Omtrent het Gedrag (ingezonden 21 juni 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het profielwerkstuk «De Verklaring Omtrent het Gedrag»?1

Vraag 2

Herkent u het beeld dat in dit profielwerkstuk wordt geschetst, namelijk dat veel jongeren zich niet bewust zijn van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en jongeren die eerder een delict pleegden onaangenaam verrast worden wanneer zij door een weigering van de VOG een stage of baan mislopen?

Vraag 3

Deelt u de mening dat dit zou kunnen worden voorkomen wanneer jongeren op de hoogte zouden zijn van het bestaan van de VOG en de gevolgen die een weigering hiervan kan hebben voor een toekomstige studie, stage of baan? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Wat is uw reactie op de resultaten van de enquête die de makers van dit werkstuk hebben afgenomen bij 635 leerlingen op diverse scholen, namelijk dat:

  • 76% van de leerlingen niet weet wat een VOG is;

  • 54% van de leerlingen die in aanraking zijn gekomen met de politie en (nu) weten wat de VOG is, in het vervolg beter over het criminele gedrag zou nadenken;

  • ruim 60% van de leerlingen aangeeft dat kennis over de VOG hen zou kunnen weerhouden van het plegen van een delict;

  • 60% van de leerlingen denkt dat voorlichting over de VOG zou kunnen helpen om hen meer bewust te maken van de gevolgen van crimineel gedrag.

Vraag 5

Deelt u de mening dat meer kennis over de VOG een preventieve werking kan hebben en zo criminaliteit kan voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Deelt u de mening dat jongeren beter voorgelicht moeten worden over het bestaan van de VOG? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat jongeren zich beter bewust worden van de VOG en de gevolgen van een weigering van de VOG?


X Noot
1

Jasmijn Verboom en Emma Biemans, Comenius College Hilversum

Naar boven