Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het belastingtarief voor alternatieve genezers (ingezonden 1 mei 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin voor de verschuldigdheid van omzetbelasting een magnetiseur gelijk is gesteld aan een psycholoog?1

Vraag 2

Hoe kan het dat gespreksbehandelingen, verricht door een alternatieve genezer, volgens de Nederlandse wet op dezelfde voet zijn vrijgesteld van omzetbelasting als psychologen, zonder dat dezelfde opleidingseisen worden gesteld en zonder dat is aangetoond dat deze behandeling ook effectief werkt en/of kwalitatief van minimaal hetzelfde niveau is? Kunt u dit toelichten?

Vraag 3

Deelt u de mening dat deze uitkomst onwenselijk is? Zo niet, bent u bereid de wet op dit punt aan te scherpen?

Vraag 4

Hoe beoordeelt u het feit dat op grond van EU-richtlijnen komt vast te staan dat behandelingen in de vorm van magnetiseren, die naar nationaal recht niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting, op grond van deze Europese regels wél moeten worden vrijgesteld van omzetbelasting? Vindt u deze uitkomst wenselijk?

Vraag 5

Wat vindt u ervan dat vanwege Europese regels een magnetiseur is gelijkgesteld aan een psycholoog of psychiater?

Vraag 6

Deelt u de mening dat de Europese Unie niet de bevoegdheid moet hebben om te bepalen welke alternatieve geneeswijzen al dan niet vrijgesteld moeten worden van de (nationale) omzetbelastingverplichting? Zo niet, wat gaat u ondernemen om dit te veranderen?

Vraag 7

Hoe beoordeelt u de reikwijdte van deze ruime interpretatie van deze EU-richtlijnen door het Gerechtshof? Wat betekent dit voor de belastingplicht van andere alternatieve genezers?

Vraag 8

Indien cassatie wordt ingesteld en volledige beantwoording van deze vragen om die reden nog niet mogelijk zou zijn, bent u dan bereid de Kamer in uw antwoorden te informeren voor zover mogelijk en de overige antwoorden op een later moment aan de Kamer te zenden?


X Noot
1

Uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 april 2013, LJN: BZ7837

Naar boven