Vragen van de leden Keijzer en Omtzigt (beiden CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over Turkse pleegkinderen in Europa (ingezonden 4 maart 2013).

Vraag 1

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de voorzitter van de Turkse parlementaire onderzoekscommissie voor de mensenrechten dat de Turkse regering zou overwegen Turkse kinderen die zijn ondergebracht bij christelijke en homoseksuele gezinnen in Europese landen terug te halen naar Turkije?1

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de voorzitter dat Turkije eventueel beroep zou kunnen doen op de Haagse Conventie uit 1961? Wat zou de betekenis van deze conventie in dit verband kunnen zijn?

Vraag 3

Wat zijn de bezwaren van de Turkse regering tegen het pleeggezinnenbeleid in Nederland en andere Europese landen?

Vraag 4

Klopt het dat de Turkse regering de Turkse ambassades in Europese landen heeft opgedragen aandacht te besteden aan de kwestie van de pleegzorg? Zo ja op welke wijze?

Vraag 5

Op hoeveel kinderen met een Turks paspoort in Nederland is een uithuisplaatsing van toepassing?

Vraag 6

Hoeveel van deze kinderen verblijven bij een gezin zonder Turkse wortels?

Vraag 7

Is er naar uw mening behoefte aan meer Turkse pleeggezinnen?

Vraag 8

Heeft Turkije bij zijn klachten ook aangeboden om de helft van de kosten van de noodzakelijk geachte jeugdzorg voor deze deels Turkse kinderen ten koste van Turkije te laten komen?

Vraag 9

Bent u voornemens met de Turkse ambassadeur het gesprek aan te gaan om uit te leggen hoe het Nederlandse systeem van Jeugdzorg werkt?

Vraag 10

Wat gaat u verder ondernemen in deze kwestie?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden De Roon en Agema, ingezonden 21 februari 2013 (vraagnummer 2013Z03451).


X Noot
1

Trouw d.d. 22 februari 2013

Naar boven