Vragen van het lid Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat vakbondsleden voorgetrokken worden (ingezonden 19 februari 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht: «Vakbondslid voorgetrokken»?1

Vraag 2

Klopt het bericht dat vakbondsleden door de genoemde afspraken uit bovenstaand bericht extra vrije dagen of extra scholing krijgen? Zo ja, wat vindt u van dergelijke afspraken?

Vraag 3

In hoeverre is het juridisch mogelijk om onderscheid te maken tussen vakbondsleden en niet-vakbondsleden bij het afsluiten van cao’s?

Vraag 4

In hoeverre is het wenselijk dat er een onderscheid gemaakt wordt in cao’s tussen vakbondsleden en niet-vakbondsleden?

Vraag 5

Hoe verhouden deze afspraken zich tot de brochure van de Stichting van de Arbeid «De cao: wat en hoe?», waarin de volgende passage staat: «Overigens is de werkgever, die betrokken is bij de cao, verplicht de arbeidsvoorwaarden van die cao ook toe te passen op werknemers in zijn onderneming, die geen lid zijn van de betrokken vakorganisatie(s)?»

Vraag 6

Deelt u de mening dat op deze manier een tweedeling onder werknemers kan ontstaan? Zo ja, wat vindt u daar van? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

In hoeverre bestaat de mogelijkheid dat vakbondsleden juist minder aantrekkelijk worden voor werkgevers omdat deze «duurder» zijn? Wat vindt u van deze ontwikkeling?

Vraag 8

In welke mate betalen werkgevers bijdragen voor al hun werknemers aan vakbonden?

Vraag 9

Hoe verhouden de in het bericht vermelde afspraken zich tot uw uitgangspunt: «gelijk loon voor gelijk werk»?

Vraag 10

Wat is op dit moment de organisatiegraad van vakbonden?

Vraag 11

Hoeveel werknemers worden direct of door algemeen verbindend verklaren gebonden door cao-afspraken?


X Noot
1

Algemeen Dagblad, 18 februari 2013

Naar boven