Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake het Early Birdprogramma (ingezonden 19 juli 2012).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake het Early Birdprogramma?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op de stelling van de rechtbank dat alle scholen die aan de voorwaarden van toegekende experimenten voldoen ook mogen afwijken van wettelijke bepalingen, zonder een aanvraag in te dienen? Hoe is deze stelling in overeenstemming te brengen met de doelstelling van de Experimentenwet? Onderkent u dat hierdoor de controle op afwijking van wettelijke bepalingen onder druk komt te staan?

Vraag 3

Hoe is het oordeel van de rechtbank dat het Early Birdprogramma duidelijk in strijd is met de wet, te rijmen met de uitspraak van de voormalig staatssecretaris «dat er geen enkele aanwijzing is, maar dan ook geen enkele, dat wat in Rotterdam gebeurt zich niet verhoudt tot onze onderwijswetgeving», mede gezien het feit dat in dit debat niet werd gedoeld op een rechtvaardigingsgrond als bedoeld door de rechtbank ?2

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de tijdens de comparitie van partijen gedane uitspraken van de onderwijsinspecteurs dat het geen probleem is dat scholen de helft van de tijd in een andere taal lesgeven,3 mede in het licht van dit vonnis? Hoe waarborgt u dat deze visie niet wordt gehanteerd bij de uitoefening van het toezicht door de Inspectie?

Vraag 5

Hoe gaat u erop toezien dat de wettelijke bepalingen ook ten aanzien van het gebruik van het Nederlands op de betrokken scholen die geen aanvraag voor een experiment hebben ingediend, worden gehandhaafd? Bent u bereid nader onderzoek te doen naar de omvang van het gebruik van het Engels op deze scholen, gelet op het feit dat het onderzoek van de Inspectie gebaseerd is op zelfrapportage?

Vraag 6

Kunt u aangeven hoeveel subsidie verstrekt wordt voor het experimenteren met vreemde talen in het basisonderwijs?


X Noot
1

Vonnis 11-07-2012, zaaknummer: 318762.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 288, nr. 85, p. 11.

X Noot
3

Proces verbaal 20-05-2011, zaaknummer 318762.

Naar boven