Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de minister van Infrastructuur en Milieu over de reële en politieke planning voor de Omgevingswet (ingezonden 24 april 2012).

Vraag 1

Kunt u motiveren waarom u de uitspraak1 van de ambtelijk coördinator wetgeving van de projectdirectie Eenvoudig Beter, dat de politieke planning voor de Omgevingswet niet de reële planning is, niet onderschrijft? Kunt u in het bijzonder toelichten waarom de volgende analyse van de ambtelijk coördinator naar uw mening geen hout snijdt: «Dat is de politieke, niet de reële planning. De komst van de Omgevingswet zal immers met de standaard bijkomstige documenten gepaard moeten gaan, zoals een invoeringswet, een omgevingsbesluit en onderliggende ministeriële regelingen, en dat vergt veel tijd (...). 2018 lijkt me een redelijker verwachting voor de Omgevingswet.»?2

Vraag 2

Kunt u uitleggen hoe de Omgevingswet, qua omvang een stuk groter dan de eerder uitgevoerde herziening van de Wet ruimtelijke ordening, in de helft van de tijd van deze herziening kan worden ingevoerd?3

Vraag 3

Zou u alsnog antwoord willen geven op vraag 2 van eerdere schriftelijke vragen van 21 maart 20124: «Was u op de hoogte van de reële planning van de ambtelijk coördinator wetgeving voor u de Kamer informeerde over uw politieke planning voor de Omgevingswet?» Indien u niet op de hoogte was, was de leiding van uw ministerie wel op de hoogte van de visie van de ambtelijk coördinator, dat een reële planning uit moet gaan van 2018 als datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet? Als de dienstleiding daarvan op de hoogte was, hoe is het dan mogelijk dat u niet beschikte over deze essentiële informatie? Als u wel op de hoogte was, onderschrijft u dan dat u deze informatie met de Kamer had moeten delen en dus de Kamer in uw brief5 van 9 maart 2012 onvolledig en daarmee onjuist geïnformeerd heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 4

Onderschrijft u de volgende beginselen van behoorlijk bestuur:

  • ambtenaren worden geacht onafhankelijk van de heersende politieke wind te adviseren over de aan hen toevertrouwde taken;

  • bewindspersonen hebben een informatie- en motivatieplicht aan de volksvertegenwoordiging als zij bij hun beleid radicaal afwijken van ambtelijke adviezen?

Indien u deze twee uitgangspunten niet (volledig) onderschrijft: kunt u dan uw standpunt motiveren?


X Noot
1

Gedaan tijdens het Provero-congres over de omgevingswet in Apeldoorn op 15 maart 2012.

X Noot
2

Weekblad SC, 22 maart 2012, artikelen «Hogere ambtenaar noemt planning voor Omgevingswet «niet reëel» en «Met een noodgang naar de Omgevingswet».

X Noot
3

Tijdens hetzelfde congres stelde de ambtelijk coördinator dat «... de ervaringen met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen kabinet droevig zullen stemmen. De wet die de papierberg van een 25-tal wetten en regelingen in één digitaal aanvraagformulier moest bundelen, kwam er pas in 2010, drie jaar later dan gepland. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening was acht jaar gemoeid.»

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2260.

X Noot
5

Kamerstuk 33 118, nr. 3 (Stelselwijziging Omgevingswet).

Naar boven