Vragen van het lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de cijfers met betrekking tot het aantal thuiszittende kinderen dat geen onderwijs krijgt (ingezonden 29 maart 2012).

Vraag 1

In welke mate zijn de aantallen in uw brief1 correct, wanneer er wordt uitgegaan van een bredere definitie van thuiszitters (absoluut verzuim, thuiszitters en vrijstelling) en waarbij de aantallen dan kunnen oplopen tot ca. 14 000 kinderen die thuis zaten in het schooljaar 2010/2011?2

Vraag 2

Kunt u aangeven of het geschetste beeld, in de toelichting in uw brief, bij de cijfers over 2009/2010 en 2010/2011 niet te rooskleurig is en er zelfs vanuit een brede definitie van thuiszitters sprake is van een lichte toename?

Vraag 3

Indien er sprake is van het eerder vermelde aantal van 14 000 leerlingen en een toename vanuit een brede definitie van thuiszitters, hoe beoordeelt u deze situatie dan?

Vraag 4

Wat zijn de financiële gevolgen van het forse aantal thuiszittende kinderen, in de zin dat er leerlinggebonden middelen onderbesteed worden of bij onderwijsinstellingen op de plank blijven liggen?

Vraag 5

Kunt u aangeven of het correct is dat het aantal thuiszitters ervoor zorgt dat jaarlijks circa 80 miljoen euro niet of niet direct besteed wordt aan onderwijs voor deze kinderen?2

Vraag 6

Deelt u de constatering dat de bezuinigingen op het passend onderwijs ertoe kunnen bijdragen dat het aantal thuiszitters zal toenemen, indien sommige scholen terughoudender zijn met het toelaten van zorgleerlingen?

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg op 12 april a.s. over voortijdig schoolverlaten?


X Noot
1

 Brief minister van OCW dd. 15 maart 2012 – De Dag van de Leerplicht – ref. 388780

X Noot
2

 Binnengekomen e-mail – gegevens afzender en inhoud onderhands beschikbaar – d.d. 27 maart 2012.

Naar boven