Vragen van de leden Koşer Kaya en Hachchi (beiden D66) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vroege pensioenleeftijd van het overheidspersoneel (ingezonden 21 februari 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met de publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): «Pensioenleeftijd werknemers ruim 63 jaar»?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op het feit dat de uittreedleeftijd bij de publieke sector met 62,2 jaar het laagst is van alle sectoren? Wat zijn de oorzaken van deze lage uittreedleeftijd bij de overheid?

Vraag 3

Welke mogelijkheden tot vroegpensioen bieden de cao’s van het overheidspersoneel? Welke mogelijkheden biedt het ABP tot vroegpensioen? Hoe worden deze vormen van vroegpensioen gefinancierd? Wat zijn de bedragen die hier jaarlijks mee zijn gemoeid?

Vraag 4

Kunt u een groslijst geven met alle ontziemaatregelen op basis van leeftijd – zoals arbeidsduurverkorting – die gelden voor het overheidspersoneel? Kunt u daarbij ook ingaan op de jaarlijkse kosten die met elk van deze ontziemaatregelen zijn gemoeid?

Vraag 5

Hoe ziet het loonprofiel (relatie tussen leeftijd en lonen) eruit bij de overheid? Hoe verhoudt dit zich tot andere sectoren en andere landen? Hoe verhoudt het aantal automatische loonperiodieken bij overheid zich tot andere sectoren en landen?

Vraag 6

Welke invloed heeft de vroege uittreedleeftijd bij de overheid op de doelstellingen, die u hebt toegezegd naar aanleiding van de motie Schouw en Hachchi van 14 november 20112 te ontwikkelen, voor een evenwichtig en toekomstbestendig personeelsbestand?

Vraag 7

Welke uitstralingseffecten hebben de bij vraag 1 tot 5 genoemde punten op overige sectoren in de arbeidsmarkt?


X Noot
1

CBS-webmagazine, 17 januari 2012.

X Noot
2

Kamerstuk 33 000 VII, nr. 30.

Naar boven