Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de minister van Financiën over de goudvoorraad (ingezonden 16 september 2011).

Vraag 1

Heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een deel van haar goudvoorraad uitgeleend? Zo ja, hoeveel en aan wie?

Vraag 2

Waarom zijn in het jaarverslag van DNB het goud en de goudvorderingen bij elkaar opgeteld in plaats van deze beide posten afzonderlijk te vermelden?

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van het jaarlijkse rendement dat het uitlenen van goud de afgelopen jaren heeft opgeleverd?

Vraag 4

Waar ligt het fysieke goud van DNB? Om welke locaties gaat het en hoeveel is er op die locaties opgeslagen? Om welke reden is het goud nog steeds op deze plaatsen opgeslagen?

Vraag 5

Wat was de belangrijkste reden voor DNB om het goud te verkopen? Zijn de kosten van het opslaan van goud een reden geweest om goud te verkopen? Hoe hoog zijn de kosten om het goud op te slaan?

Vraag 6

Kunt u bevestigen dat er sinds 1991 van de 1 700 ton goud ongeveer 1 100 ton verkocht is? Klopt de waarneming van Peter de Waard1 dat er door vroegtijdige verkopen van het goud ongeveer 30 miljard euro is gederfd? Zo nee, wat is volgens u dan wel het juiste bedrag?

Vraag 7

Hoeveel is er in de afgelopen twintig jaar van de staatsschuld afgelost met de opbrengst uit goudverkopen? Wordt volgens u de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verbeterd door enerzijds de staatschuld af te lossen en anderzijds de goudvoorraad te verkopen?

Vraag 8

Wat is volgens u de huidige functie van de goudvoorraad?

Vraag 9

Hoe verhoudt de grootte van de goudmarkt zich tot de grootte van de markt in goudderivaten? Wat zijn daarvan de mogelijke consequenties?

Vraag 10

Kunt u bevestigen dat recentelijk een aantal landen juist haar goudvoorraad heeft vergroot? Hoe verklaart u deze ontwikkeling?


X Noot
1

Volkskrant, «Moet Nederland zijn laatste goud verkopen?», 7 september 2011.

Naar boven