Vragen van het lid
Dijkgraaf
(SGP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de hoorzitting Prijsvorming in de agro-nutriketen
(ingezonden 18 juli 2011).
Vraag 1
Wat zijn de voor- en nadelen van een ombudsman voor de agro-nutriketen, zoals de Groceries Code Adjudicator die het Verenigd
Koninkrijk in het leven wil roepen? Hoe weegt u deze voor- en nadelen?1
Vraag 2
Is het waar dat de grote inkoopcombinaties van supermarktketens aangesloten zijn bij één Europese kwaliteitsorganisatie en
zo kwaliteitsafspraken kunnen maken? Hoe verhoudt het maken van kwaliteitsafspraken zich tot het maken van afspraken over
prijs en volume in het licht van het mededingingsbeleid?
Vraag 3
In hoeverre doet de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA) onderzoek naar mogelijke misbruik van private kwaliteitssystemen,
inclusief onderlinge verbanden en vervlechtingen, door supermarktketens, in verband met het gebruik van dezelfde private kwaliteitssystemen
of -eisen door verschillende supermarktketens en/of het aanwenden van marktmacht om deze eisen op te leggen aan leveranciers
en producenten?
Vraag 4
In hoeverre biedt de Nederlandse regelgeving en beleid ruimte voor het erkennen van producentenorganisaties in sectoren anders
dan groente en fruit als Associatie voor Producentenorganisaties, waardoor deze producentenorganisaties op grond van de verruimde
Gemeenschappelijke Marktordening aanspraak kunnen maken op een (beperkte) vrijstelling van het kartelverbod?
Vraag 5
Is het waar dat vooralsnog alleen het productschap Tuinbouw het recht heeft om producentenorganisaties (voor groente en fruit)
aan te merken als Associatie voor Producentenorganisaties? Zo ja, wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen voor uitbreiding
van dit recht naar andere productschappen en sectoren?
Vraag 6
Is het voor een eerlijke vergelijking van de relatieve marges voor de verschillende schakels van de agro-nutriketen, zoals
door de NMa in haar onderzoeksrapport «Prijsvorming in de agri-food sector» wordt gedaan, niet beter om naast het gezinsinkomen
van de producenten ook de marge van de producenten exclusief een reëele vergoeding voor arbeid mee te wegen?
Vraag 7
Wat is het verwachte tijdpad voor de uitwerking van de in de uw brief van 7 oktober 2010 (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 6) genoemde gedragscode(s) voor de relatie tussen leveranciers en afnemers?
Vraag 8
Zijn de verschillende schakels in de agro-nutriketen bereid om mee te werken aan de in dezelfde brief de genoemde gedragscode
voor de relatie tussen leveranciers en afnemers?
Vraag 9
Welke ruimte ziet u voor het buiten toepassing verklaren van artikel 6, lid 1, van de Mededingingswet voor alle samenwerkingsverbanden
die met een beroep op artikel 2 van verordening 1184/2006 en de integrale GMO-verordening ontheffing kunnen krijgen van het kartelverbod in artikel 81, lid 1, van het EG-verdrag, zoals wordt voorgesteld door
mr. Van Heezik?2
Vraag 10
Hoe verhouden de mogelijke voordelen van betere transparantie van de prijsvorming in de voedselketen, als betere afstemming
op de markt, zich tot de mogelijke nadelen, als het risico dat retailers meer concurrentiegevoelige kostprijsinformatie in
handen krijgen en daardoor hun inkoopmacht kunnen versterken?
Vraag 11
Is in de discussie op Europees niveau over de transparantie van de prijsvorming in de voedselketen en de voorstellen die daaruit
voortvloeien, voldoende aandacht voor mogelijke nadelen van deze transparantie, zoals bijvoorbeeld het risico dat retailers
meer concurrentiegevoelige kostprijsinformatie in handen krijgen en daardoor hun inkoopmacht kunnen versterken?
Vraag 12
Is de veronderstelling juist dat maar in een klein deel van de gevallen het stunten met voedingsmiddelen door supermarktketens
is gekoppeld aan een overaanbod van deze voedingsmiddelen? Heeft u voldoende inzicht in deze casuïstiek?
Vraag 13
In hoeverre acht u het overaanbod van verschillende agrarische producten inherent aan de structuur en het functioneren van
primaire producenten?
Vraag 14
Kunt u de door de NMa gegeven verklaring (Kamerstuk 32 266, nr. 3) voor het geconstateerde verschil tussen de verkoopprijzen van de groothandel en de inkoopprijzen van supermarktketens (LEI;
Prijsvorming van voedingsproducten; 2009) specificeren per onderzochte productcategorie? Bij welke onderzochte productcategoriëen
worden de en geconstateerde verschillen niet geheel door de door NMa gegeven verklaring gedekt en acht u nader onderzoek noodzakelijk?
Vraag 15
Is het denkbaar dat de (vooralsnog) niet verklaarde verschillen tussen de verkoopprijzen van de groothandel en de inkoopprijzen
van supermarktketens zich ook voordoen bij andere categoriëen van voedingsproducten? Zo ja, kunt u hier een inschatting van
geven?
X Noot
2Tijdschrift voor Agrarische Recht (vol. 69, jrg. 2009, nr. 9, blz. 374–383).