Vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over mogelijk misbruik van ontheffing ingezetenschap door wethouders (ingezonden 17 mei 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wethouder lokale partij verhuist niet naar de gemeente die hij bestuurt»?1

Vraag 2

Onderschrijft u het belang, hetgeen verankerd is in artikel 36a(2) Gemeentewet, dat een wethouder slechts in bijzondere gevallen ontheffing kan krijgen van het vereiste van ingezetenschap?

Vraag 3

Deelt u de analyse dat er in casu geen sprake is van een bijzonder geval mede vanwege de zeer beperkte voorbeelden die eerder door het kabinet zijn genoemd?2 Zo ja, brengt het voorbeeld uit de Gemeente Langedijk u tot een ander oordeel dan uw voorganger die stelde dat het niet aannemelijk was dat een wethouder niet zou verhuizen door het «enkel en alleen» geen zin hebben en dat de huidige regeling berust op de overtuiging dat «het gevaar van een lichtvaardig ontheffingsbeleid wordt geminimaliseerd»?2 Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u bereid om conform artikel 268(1) Gemeentewet het ontheffingsbesluit voor te dragen voor vernietiging, nu de burgermeester van Langedijk een verzoek hiertoe heeft vernietigd? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Bent u bereid om in kaart te brengen hoe vaak en om welke redenen een ontheffing wordt verleend zodat er duidelijk wordt of deze ontheffing (op grote schaal) wordt misbruikt? Bent u tevens bereid om, indien dit overzicht daar aanleiding toe geeft, bij wet criteria vast te stellen zodat helder wordt wat een ontheffing op grond van een bijzonder geval behelst? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Trouw, 14 mei 2011.

X Noot
2

Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstuk 30 480, nr. 5.

Naar boven