Vragen van de leden
Spekman
(PvdA),
Schouw
(D66),
Gesthuizen
(SP),
Dibi
(GroenLinks) en
Voordewind
(ChristenUnie) aan de minister voor Immigratie en Asiel over de uitspraak van het Europese Hof van Justitie waarin in een
individuele zaak gevangenisstraf wegens illegaal verblijf strijdig wordt geacht met de Terugkeerrichtlijn (ingezonden 2 mei
2011).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verenigbaarheid van strafbaarstelling van
illegaliteit met de, tevens in Nederland te implementeren, Terugkeerrichtlijn?1
Vraag 2
Op welke wijze zult u gevolg geven aan deze uitspraak?
Vraag 3
Is het gevolg van deze uitspraak dat de strafbaarstelling van illegaliteit, die u voornemens bent in te voeren, strijdig is
met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Is het gevolg van deze uitspraak dat de door u voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod (zoals
bij de implementatie van de Terugkeerrichtlijn is voorzien, en welk voorstel nu ter voorlichting bij de Raad van State ligt)
strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de mening dat uit de uitspraak volgt dat, indien de terugkeer van een uitgeprocedeerde vreemdeling niet binnen de
gegeven vertrektermijn is gerealiseerd, dit geen reden mag zijn om de vreemdeling, enkel vanwege zijn illegaal verblijf in
Nederland, een gevangenisstraf op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Deelt u de mening dat derhalve uit de uitspraak volgt dat het opleggen van een gevangenisstraf, enkel op grond van het niet
tijdig verlaten van Nederland door een uitgeprocedeerde vreemdeling, strijdig is met Europees recht? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Deelt u de mening dat uit de uitspraak ondubbelzinnig volgt dat de Terugkeerrichtlijn slechts tot doel dient om in Europees
verband gezamenlijke normen te bepalen voor de terugkeer van vreemdelingen, en dat het opleggen van strafrechtelijke sancties
om terugkeer af te dwingen niet in overeenstemming is met dat doel? Volgt daaruit dat Nederland voornemens is de Terugkeerrichtlijn
op zo’n wijze te implementeren dat deze strijdig is met Europees recht? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Vraag 8
Hoe beoordeelt u dat voorafgaand aan deze uitspraak verscheidene deskundigen op het terrein van Europees recht, de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en, meer in algemene zin, Europees Commissaris Malmström reeds hebben verklaard dat het strafbaar
stellen van de overtreding van het inreisverbod (strafbaar stellen van illegaal verblijf) in het kader van de implementatie
van de Terugkeerrichtlijn, niet strookt met die richtlijn? Waarom bent u desondanks blijven volharden in het indienen van
een wetsvoorstel dat strijdig is met een Europese richtlijn? Bent u bereid gezaghebbende instanties in dit kader voortaan
serieuzer te nemen?
Vraag 9
Hoe beoordeelt u dat de staat al meerdere malen door Europese rechters op de vingers is getikt over nationale vreemdelingrechtelijke
regels en voorstellen, mede in het licht van het gedoogakkoord, dat meerdere voorstellen bevat die mogelijk strijdig zijn
met bestaande Europese richtlijnen en verdragen? Deelt u de mening dat steeds meer moet worden geconcludeerd dat die voorstellen
niet haalbaar zullen blijken te zijn? Kunt u dit toelichten?
Vraag 10
Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak van het Europees Hof van Justitie noodzakelijk is om de tweede Nota van Wijziging
bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn in te trekken? Bent u daartoe bereid? Kunt u deze antwoorden
toelichten?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Dibi (GroenLinks), ingezonden 2 mei 2011 (vraagnummer
2011Z09312).
X Noot
1Zaak El Dridi tegen Italië, nr. C-61/11 PPU.