Vragen van de leden Spekman (PvdA), Schouw (D66), Gesthuizen (SP), Dibi (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) aan de minister voor Immigratie en Asiel over de uitspraak van het Europese Hof van Justitie waarin in een individuele zaak gevangenisstraf wegens illegaal verblijf strijdig wordt geacht met de Terugkeerrichtlijn (ingezonden 2 mei 2011).

Antwoord van minister Leers (Immigratie en Asiel) (ontvangen 15 juni 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2629.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verenigbaarheid van strafbaarstelling van illegaliteit met de, tevens in Nederland te implementeren, Terugkeerrichtlijn?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Op welke wijze zult u gevolg geven aan deze uitspraak?

Antwoord 2

De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving en geeft geen rechtstreeks oordeel over het Nederlandse voornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen. Vanzelfsprekend zal ik deze uitspraak wel betrekken bij de totstandkoming van voorgenomen wet- en regelgeving.

Vraag 3

Is het gevolg van deze uitspraak dat de strafbaarstelling van illegaliteit, die u voornemens bent in te voeren, strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen.

Vraag 4

Is het gevolg van deze uitspraak dat de door u voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod (zoals bij de implementatie van de Terugkeerrichtlijn is voorzien, en welk voorstel nu ter voorlichting bij de Raad van State ligt) strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op dit moment een aantal door uw Kamer gestelde voorlichtingsvragen2 onder beraad over juist dit onderwerp. Gelet op de gevolgde procedure lijkt het mij verstandig niet op de uitkomsten van dit advies vooruit te lopen.

Vraag 5, 6, 7

Deelt u de mening dat uit de uitspraak volgt dat, indien de terugkeer van een uitgeprocedeerde vreemdeling niet binnen de gegeven vertrektermijn is gerealiseerd, dit geen reden mag zijn om de vreemdeling, enkel vanwege zijn illegaal verblijf in Nederland, een gevangenisstraf op te leggen? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat derhalve uit de uitspraak volgt dat het opleggen van een gevangenisstraf, enkel op grond van het niet tijdig verlaten van Nederland door een uitgeprocedeerde vreemdeling, strijdig is met Europees recht? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat uit de uitspraak ondubbelzinnig volgt dat de Terugkeerrichtlijn slechts tot doel dient om in Europees verband gezamenlijke normen te bepalen voor de terugkeer van vreemdelingen, en dat het opleggen van strafrechtelijke sancties om terugkeer af te dwingen niet in overeenstemming is met dat doel? Volgt daaruit dat Nederland voornemens is de Terugkeerrichtlijn op zo’n wijze te implementeren dat deze strijdig is met Europees recht? Kunt u deze antwoorden toelichten?

Antwoord 5, 6, 7

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 3. Ik wil niet op het lopende wetgevingsproces vooruitlopen. Uiteraard zal staande en toekomstige wet- en regelgeving zodanig moeten zijn, dat deze niet in strijd is met Europees recht. Daarmee houd ik terdege rekening.

Vraag 8

Hoe beoordeelt u dat voorafgaand aan deze uitspraak verscheidene deskundigen op het terrein van Europees recht, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en, meer in algemene zin, Europees Commissaris Malmström reeds hebben verklaard dat het strafbaar stellen van de overtreding van het inreisverbod (strafbaar stellen van illegaal verblijf) in het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn, niet strookt met die richtlijn? Waarom bent u desondanks blijven volharden in het indienen van een wetsvoorstel dat strijdig is met een Europese richtlijn? Bent u bereid gezaghebbende instanties in dit kader voortaan serieuzer te nemen?

Antwoord 8

Vanzelfsprekend ben ik bereid gezaghebbende instanties serieus te nemen. Wat uw vraag over het advies van de ACVZ betreft, verwijs ik graag naar de nadere nota naar aanleiding van het verslag waarin ik hierop reeds ben ingegaan. Verder deel ik niet uw mening dat de Europese Commissie zich tegen de strafbaarstelling van het inreisverbod zou hebben uitgesproken. In haar reactie op parlementaire vragen heeft de Europese Commissie, in lijn met hetgeen nu ook door het Hof is geoordeeld, zich uitgesproken tegen strafrechtelijke sancties die de uitvoering van de terugkeerrichtlijn belemmeren, zoals de gevangenisstraf die in de door u genoemde uitspraak aan de orde was.

Vraag 9

Hoe beoordeelt u dat de staat al meerdere malen door Europese rechters op de vingers is getikt over nationale vreemdelingrechtelijke regels en voorstellen, mede in het licht van het gedoogakkoord, dat meerdere voorstellen bevat die mogelijk strijdig zijn met bestaande Europese richtlijnen en verdragen? Deelt u de mening dat steeds meer moet worden geconcludeerd dat die voorstellen niet haalbaar zullen blijken te zijn? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 9

Het kabinet acht zich vanzelfsprekend gebonden aan de Europese regelgeving. Uit het regeer- en gedoogakkoord blijkt echter tevens de ambitie om in te zetten op de aanpassing van die Europese regelgeving. In het position paper Nederlandse inzet EU-migratiebeleid heb ik uiteen gezet welke voorstellen met welk verwacht effect ik daartoe zal doen.

Vraag 10

Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak van het Europees Hof van Justitie noodzakelijk is om de tweede Nota van Wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn in te trekken? Bent u daartoe bereid? Kunt u deze antwoorden toelichten?

Antwoord 10

Nee. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 5, 6 en 7.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Dibi (GroenLinks), ingezonden 2 mei 2011 (vraagnummer 2011Z09312)


X Noot
1

Zaak El Dridi tegen Italië, nr. C-61/11 PPU.

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32 420, nr. 13

Naar boven