Vragen van de leden Çelik en Van Dekken (beiden PvdA) aan de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap over de kaalslag op de scholen in Noord Nederland (ingezonden 3 februari 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kaalslag op lagere scholen in Noorden»? Zo ja, wat is uw reactie hierop?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat krimp in veel gemeenten in Nederland een groot probleem betekent voor het onderwijs en de kwaliteit van het onderwijs?

Vraag 3

Is het waar dat in het Noorden van het land de komende jaren vijfduizend arbeidsplaatsen in het basisonderwijs zullen verdwijnen, zoals de OSG groep in haar onderzoek stelt? Hoe kijkt u hier tegen aan?

Vraag 4

Is het waar dat de exploitatie van kleine scholen duurder is dan van grotere scholen, is hierover onderzoek verricht, zo ja welk onderzoek en wat zijn hiervan de conclusies?

Vraag 5

Bent u van mening dat de huidige manier van bekostiging onvoldoende rekening houdt met het specifieke karakter van scholen in het Noorden en krimpgebieden?

Vraag 6

Is het binnen de huidige wetgeving mogelijk om de financiering van scholen, zoals bijvoorbeeld in krimpgemeenten, anders en gedifferentieerder te regelen? Zo ja op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Deelt u de mening dat door het verdwijnen van onder andere conciërges op kleine scholen de werkdruk van leerkrachten hoger wordt, waardoor door allerlei neventaken de leerkracht minder aandacht kan geven aan de leerlingen, met als gevolg een teruglopende kwaliteit van het onderwijs?

Vraag 8

Houdt de onderwijsinspectie voldoende rekening met regionale verschillen in haar beoordeling van scholen, specifiek met de beoordeling van plattelandsscholen in relatie tot minder financiën?


XNoot
1

Dagblad van het Noorden, «Kaalslag op lagere scholen in Noorden», 29 januari 2011.

Naar boven