Vragen van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) aan de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het KNMG-concept standpunt over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde (ingezonden 5 januari 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het KNMG-concept standpunt over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde?1

Vraag 2

Wat is de status van dit KNMG-concept standpunt?

Vraag 3

Hoe beoordeelt u het KNMG-concept standpunt in relatie tot tekst en intentie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, namelijk dat de arts de overtuiging moet krijgen dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt?

Vraag 4

Bent u bereid in gesprek te gaan met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG) over de uitspraak in het concept-standpunt dat het «geen absolute voorwaarde» is «dat er een omschreven medische classificeerbare aandoening aanwezig moet zijn om als arts te beoordelen of er sprake is van ondraaglijk lijden in de zin van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (pagina1» terwijl de Hoge Raad voor de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, bepaalde dat bij toetsing sprake moet zijn van medisch geclassificeerde lichamelijke of psychische ziekten of aandoeningen?2

Deelt u de mening dat het KNMG-concept standpunt verwarring bij artsen veroorzaakt wanneer zij een verzoek tot hulp bij levensbeëindiging beoordelen? Zo ja, hoe gaat u dat voorkomen?


XNoot
1

http://knmg.artsennet.nl/Diensten/knmgpublicaties/KNMGpublicatie/Concept-standpunt-rol-van-de-arts-bij-een-zelfgekozen-levenseinde.htm.

XNoot
2

HR 24 december 2002,  LJN AE8772.

Naar boven