Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse relatie met Israël (ingezonden 8 november 2010).

Vraag 1

Kunt u uitleggen wat wordt bedoeld met de zin «Nederland wil verder investeren in de band met de staat Israël» in het regeerakkoord van VVD en CDA «Vrijheid en verantwoordelijkheid»? Wat is het beleidsmotief achter deze doelstelling en hoe kan dat met de intensivering worden bereikt?

Vraag 2

Vindt u dat de Nederlandse band met de staat Israël door uw voorgangers was verwaarloosd? Zo nee, wat denkt u te kunnen bereiken wat met het beleid van uw voorstanders niet is gelukt?

Vraag 3

Hoe staan andere Europese landen tegenover intensivering van de banden met Israël?

In hoeverre komt uw wens tot intensivering van de banden met Israel overeen met de mening die andere Europese landen en de EU zijn toegedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 4

Kunt u voor de volgende terreinen aangeven op welke wijze daar thans in de bilaterale relaties van Nederland met Israël invulling aan wordt gegeven en op welke manier u daarin eventueel wilt intensiveren:

  • a. het terrein van mensenrechten;

  • b. het terrein van handel;

  • c. op het militaire vlak;

  • d. op het gebied van wapenexport;

  • e. het terrein van onderwijs en wetenschap;

  • f. op het gebied van cultuur;

  • g. in de politieke contacten;

  • h. in de diplomatieke contacten?

Vraag 5

Is de kritische bejegening door Nederland van mensenrechtenschendingen door Israël nog staand beleid, zoals de discriminatie van niet-joden in Israël, detentie van mensenrechtenactivisten en kinderen, beperkingen van de bewegingsvrijheid van Palestijnen en nederzettingenbouw op de Westelijke Jordaanoever? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Is het aangescherpte wapenexportbeleid ten aanzien van Israël1 nog staand beleid, in die zin dat vergunningaanvragen voor wapenexport in beginsel worden afgewezen op grond van de criteria van de Europese gedragscode wapenexport (mensenrechten, interne spanningen en spanningen in de regio), vooral indien het leveranties aan de landmacht of luchtmacht betreft? Zo nee, in welke opzichten niet?


XNoot
1

Kamerstuk 22 054, nr. 71.

Naar boven