Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse relatie met Israël (ingezonden 8 november 2010).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 24 december 2010).

Vraag 1 en 2

Kunt u uitleggen wat wordt bedoeld met de zin «Nederland wil verder investeren in de band met de staat Israël» in het regeerakkoord van VVD en CDA «Vrijheid en verantwoordelijkheid»? Wat is het beleidsmotief achter deze doelstelling en hoe kan dat met de intensivering worden bereikt?

Vindt u dat de Nederlandse band met de staat Israël door uw voorgangers was verwaarloosd? Zo nee, wat denkt u te kunnen bereiken wat met het beleid van uw voorstanders niet is gelukt?

Antwoord 1 en 2

Het regeerakkoord stelt dat Nederland verder wil investeren in de band met de staat Israël. Bij de verdere investering wordt voortgebouwd op hetgeen tot nu toe is bereikt, ook door mijn voorgangers.

Het is nodig om verder in de banden met Israël te investeren omdat het bestaansrecht van Israël, de enige democratie in de regio, door sommige landen en groeperingen nog steeds in twijfel wordt getrokken. Nederland wil weerstand bieden tegen pogingen tot delegitimatie van Israël. Israëls bestaansrecht moet onomstreden zijn en Israël dient zich daarin gesteund te weten door de internationale gemeenschap.

Daarnaast biedt intensivering van de relaties meer mogelijkheden om een constructieve dialoog met Israël te hebben, bijvoorbeeld daar waar het gaat over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Versterkte samenwerking maakt moeilijke boodschappen makkelijker aanvaardbaar.

Vraag 3

Hoe staan andere Europese landen tegenover intensivering van de banden met Israël?

In hoeverre komt uw wens tot intensivering van de banden met Israel overeen met de mening die andere Europese landen en de EU zijn toegedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 3

Ik kan niet treden in de bilaterale relaties van andere Europese landen met Israël.

Ten aanzien van de relaties tussen de EU en Israël geldt dat de EU en Israël hierover in de EU-Israël Associatieraad van juni 2008 nadere afspraken hebben gemaakt. Het gaat hier om het intensiveren van de politieke relaties, deelname van Israël aan communautaire programma’s en agentschappen en verdere integratie in de interne markt. Deze afspraken staan nog steeds, zij het dat de Europese Commissie en Israël na de Israëlische actie in Gaza (Cast Lead) besloten hebben de uitwerking ervan tot nader orde aan te houden. De verantwoordelijke Commissaris Füle heeft tijdens zijn recente bezoek aan Israël (3 november 2010) overleg gevoerd over de manier waarop de EU en Israël de draad weer kunnen oppakken.

Nederland streeft ernaar dat deze uitwerking spoedig aan de orde komt in een nieuwe Associatieraad tussen Israël en de EU.

Vraag 4

Kunt u voor de volgende terreinen aangeven op welke wijze daar thans in de bilaterale relaties van Nederland met Israël invulling aan wordt gegeven en op welke manier u daarin eventueel wilt intensiveren:

  • a. het terrein van mensenrechten;

  • b. het terrein van handel;

  • c. op het militaire vlak;

  • d. op het gebied van wapenexport;

  • e. het terrein van onderwijs en wetenschap;

  • f. op het gebied van cultuur;

  • g. in de politieke contacten;

  • h. in de diplomatieke contacten?

Antwoord 4

De bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël bestrijken een breed palet aan onderwerpen. Een deel van deze betrekkingen vindt plaats op het intergouvernementele vlak, een deel op het maatschappelijke vlak. De contacten tussen de Nederlandse en Israëlische samenlevingen kennen veel facetten die zich lenen voor verdere verdieping. De regering zal de komende tijd inventariseren en concrete voorstellen uitwerken voor de invulling daarvan. Naast politieke samenwerking zal de intensivering zich met name, maar niet uitsluitend, richten op handel en economie, water, wetenschap en innovatie. Daarover zal ook overleg plaatsvinden met Israël.

Ten aanzien van de aspecten a. (mensenrechten), f. (cultuur), g. (politieke contacten) en h. (diplomatieke contacten), geldt dat deze regelmatig aan de orde komen in officiële contacten tussen Israël en Nederland op ministerieel en hoogambtelijk niveau. Deze dialoog is openhartig en constructief. Vanuit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken staan voor bepaalde thema’s bescheiden programmabudgetten open. Uit het Mensenrechtenfonds is voor 2010 € 140 000 voor Israël toegekend. Dit bedrag komt onder andere ten goede aan activiteiten in de Arabisch-Israëlisch gemeenschap, onder Bedoeïenen en voor slachtoffers van vrouwenhandel. Uit het «Kleine Programma Fonds- non ODA» is in 2010 € 40 000 voor projecten op het gebied van dialoog en cultuur besteed, met name aan ondersteuning van interculturele dialoog en samenwerking. Ook het «Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid» (POBB) staat open voor projecten in Israël.

Wat betreft de aspecten b. (handel) en e. (onderwijs en wetenschap) en f. (cultuur) is op te merken dat Nederlandse en Israëlische organisaties, instellingen en personen intensief met elkaar samenwerken. Beide samenlevingen kenmerken zich door hun toegankelijkheid. Intensivering van de relatie Nederland-Israël op economisch gebied levert een win-win situatie op. De seminars die de Nederlandse Ambassade in Israël organiseert over investeren en innovatie in Nederland hebben een goede deelname van het Israëlisch bedrijfsleven en genereren de nodige follow-up. De ambassade stimuleert match-making tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven op (innovatieve) gebieden die voor beide partijen interessant zijn, o.m. milieutechnologie, landbouwtechnieken, life sciences en telecom/ICT. Er liggen ook kansen op het gebied van samenwerking in watertechnologie en (duurzame) energie.

Op militair terrein (aspect c.) werken Nederland en Israël in operationele zin in voorkomend geval alleen samen in de NAVO-operatie Active Endeavour. De beide ministeries van Defensie onderhouden verder bilaterale contacten over diverse onderwerpen van gezamenlijk belang. Wat betreft wapenexport (aspect d.) verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.

Uit het bovenstaande blijkt dat de Nederlandse en Israëlische samenlevingen veel raakvlakken kennen die zich lenen voor verdere investering in elkaar. De regering zal de komende tijd concrete voorstellen uitwerken voor de invulling daarvan. Ik wil nog niet vooruitlopen op de inhoud daarvan.

Vraag 5

Is de kritische bejegening door Nederland van mensenrechtenschendingen door Israël nog staand beleid, zoals de discriminatie van niet-joden in Israël, detentie van mensenrechtenactivisten en kinderen, beperkingen van de bewegingsvrijheid van Palestijnen en nederzettingenbouw op de Westelijke Jordaanoever? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Het regeerakkoord stelt dat Nederland opkomt voor de bescherming van mensenrechten wereldwijd. Waar nodig zal Nederland in bilateraal en in EU-verband bij Israël blijven aandringen op respect voor mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. De oprichting van een subcomité Mensenrechten onder het EU-Associatieakkoord met Israël (zoals voorzien in de afspraken tussen de EU en Israël tijdens de Associatieraad van juni 2008 en conform de praktijk gevolgd met andere regionale partners) zal de mensenrechtendialoog met Israël verder vormgeven.

Vraag 6

Is het aangescherpte wapenexportbeleid ten aanzien van Israël1 nog staand beleid, in die zin dat vergunningaanvragen voor wapenexport in beginsel worden afgewezen op grond van de criteria van de Europese gedragscode wapenexport (mensenrechten, interne spanningen en spanningen in de regio), vooral indien het leveranties aan de landmacht of luchtmacht betreft? Zo nee, in welke opzichten niet?

Antwoord 6

Israël heeft het recht zich te verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Het beleid ten aanzien van leveranties aan Israël is restrictief. Iedere aanvraag wordt per geval getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Hierbij wordt met name gekeken naar de gevolgen van de mogelijke export voor de regionale, interne en mensenrechtensituatie.

De eindgebruiker speelt een rol bij de toetsing. Voor lucht- en landmacht zijn tot nu toe alleen retour-na-reparatie vergunningen verleend, aangezien dit materieel al eigendom is van Israël. Het is echter nog altijd mogelijk dat vergunningen worden afgegeven voor de uitvoer van materieel waarmee Israël zich kan verdedigen.


XNoot
1

Kamerstuk 22 054, nr. 71.

Naar boven