Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de minister van Justitie over de stand van zaken rond de Irakese eermoordenaar die tot 19 oktober 2010 een tijdelijke verblijfsvergunning heeft gekregen (ingezonden 14 september 2010).

Vraag 1

Is er ten behoeve van betrokkene een aanvraag ingediend voor verlenging van de verblijfsvergunning? Zo ja, wanneer wordt deze aanvraag afgewezen? Zo nee, bent u bereid om een eventueel te ontvangen verlengingsaanvraag spoedig af te wijzen daar er geen reden (meer) is om aan betrokkene verblijf in Nederland toe te staan?1

Vraag 2

Erkent u dat enkel de meerderjarigheid van de dochter van betrokkene (vanaf 19 oktober 2010) een eventueel beroep op artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) niet zal doen slagen en bovendien de omstandigheid dat genoemde dochter vijf weken zonder betrokkene voor vakantie in Irak verbleef ook aantoont dat de dochter van betrokkene niet afhankelijk is van de aanwezigheid van betrokkene? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Welke voorbereidingen zijn getroffen voor een spoedige terugkeer of uitzetting van betrokkene?

Vraag 4

Bent u bereid zorg te dragen voor een zeer spoedig schrappen van de verjaringstermijn van dit soort misdrijven, zodat de door betrokkene gepleegde misdaad verlening van een verblijfsvergunning altijd in de weg zal staan, hetgeen natuurlijk ook geldt voor vergelijkbare gevallen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Bent u bereid om blijvend informatie te verstrekken over de stand van zaken met betrekking tot deze zaak? Zo nee, waarom niet?


XNoot
1

Zie ook Kamerstuk, vergaderjaar 2009–2010, 19 637, nr. 1330 en achterliggende schriftelijke vragen van 24-1-2008, 17-7-2008, 7-1-2009, 3-6-2009 en 19-10-2009.

Naar boven