Vragen van de leden Leijten en Van Leeuwen (beiden SP) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mantelzorgwoningen (ingezonden 6 mei 2010).

Vraag 1

Bent u ermee bekend dat gemeenten, waaronder Schiermonnikoog, ondanks uw antwoorden op eerdere vragen1 moeite hebben met de uitleg van de regels rond plaatsing van mantelzorgwoningen en het toestaan van tijdelijke bewoning van bijgebouwen voor mantelzorg?

Vraag 2

Kunt u nog vóór de zomer van 2010 in een brief helder uiteenzetten:

  • welk belang u, met het oog op de groeiende zorgvraag, hecht aan het feit dat de gemeenten medewerking verlenen aan het faciliteren van de mantelzorg?

  • wat voor gemeenten de regels zijn voor het toestaan van de bouw van bijgebouwen en tijdelijke units voor mantelzorg?

  • welke regels en randvoorwaarden gemeenten moeten hanteren voor het toestaan van tijdelijke bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units door zowel verzorgenden als zorgbehoevenden?

  • dat het toestaan, door gemeenten, van bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units ten behoeve van mantelzorg en voor de tijdelijkheid van die zorg geen precedent kan vormen voor andere vormen van gebruik van bijgebouwen en tijdelijke units in de gemeenten?

  • wat de procedure is voor beëindiging van de tijdelijke bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units als de zorgtaken komen te vervallen?

  • wat de procedure is voor eventuele voortzetting van bewoning van de bijgebouwen nadat de zorgtaken komen te vervallen?

Vraag 3

Wat is, gelet op de bovengenoemde argumentatie, uw oordeel over het opleggen van een dwangsom door de gemeente Schiermonnikoog aan familieleden die tijdelijk een bijgebouw bewonen vanwege het verlenen van mantelzorg?


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010. nr. 2132.

Naar boven