Vragen van de leden Leijten en Van Leeuwen (beiden SP) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mantelzorgwoningen (ingezonden 6 mei 2010).

Antwoord van minister Huizinga-Heringa (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 16 september 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2578.

Vraag 1

Bent u ermee bekend dat gemeenten, waaronder Schiermonnikoog, ondanks uw antwoorden op eerdere vragen1 moeite hebben met de uitleg van de regels rond plaatsing van mantelzorgwoningen en het toestaan van tijdelijke bewoning van bijgebouwen voor mantelzorg?

Antwoord 1

Ja, het is mij bekend dat de toepassing van de regelgeving voor het toestaan van mantelzorgwoningen in de praktijk vragen oproept.

Vraag 2

Kunt u nog vóór de zomer van 2010 in een brief helder uiteenzetten:

  • welk belang u, met het oog op de groeiende zorgvraag, hecht aan het feit dat de gemeenten medewerking verlenen aan het faciliteren van de mantelzorg?

  • wat voor gemeenten de regels zijn voor het toestaan van de bouw van bijgebouwen en tijdelijke units voor mantelzorg?

  • welke regels en randvoorwaarden gemeenten moeten hanteren voor het toestaan van tijdelijke bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units door zowel verzorgenden als zorgbehoevenden?

  • dat het toestaan, door gemeenten, van bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units ten behoeve van mantelzorg en voor de tijdelijkheid van die zorg geen precedent kan vormen voor andere vormen van gebruik van bijgebouwen en tijdelijke units in de gemeenten?

  • wat de procedure is voor beëindiging van de tijdelijke bewoning van bijgebouwen en tijdelijke units als de zorgtaken komen te vervallen?

  • wat de procedure is voor eventuele voortzetting van bewoning van de bijgebouwen nadat de zorgtaken komen te vervallen?

Antwoord 2

Alvorens in te gaan op de gestelde vragen, merk ik eerst op dat het tot mijn spijt niet mogelijk is gebleken de vragen voor aanvang van de zomer van 2010 te beantwoorden. In antwoord op de vragen kan ik aangeven er groot belang aan te hechten dat gemeenten mantelzorg zoveel mogelijk faciliteren. Erkend moet echter worden dat er redenen kunnen zijn waarom bebouwing ten behoeve van mantelzorg niet in elke vorm aanvaardbaar kan worden geacht. Gemeenten beschikken, in het bijzonder binnen de bebouwde kom, over een grote mate van beleidsvrijheid om al dan niet in afwijking van een bestemmingsplan bouwwerken ten behoeve van mantelzorg bij woningen toe te staan. Dat de mogelijkheden die het ruimtelijk instrumentarium biedt bij zijn toepassing vragen oproept is mij bekend. Met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die per 1 oktober in werking treedt, zullen deze vragen nog niet allemaal opgelost zijn. Mede ter uitvoering van de motie Pieper c.s. (Kamerstukken II, 2009/2010, 32 123 XI, nr. 34) en de motie Linhard c.s. (Kamerstukken II, 2009/2010, 32 123 XI, nr. 38), wordt momenteel een voorstel voorbereid waarmee wordt nagestreefd om binnen het systeem van de Wro en Wabo vereenvoudigingen door te voeren in de vergunningprocedure om afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan. Daarbij wordt ook de mogelijkheid betrokken om tijdelijke afwijkingen van bestemmingsplannen toe te staan. Deze mogelijkheid is nu nog beperkt tot een maximumduur van vijf jaar. Bezien wordt hoe deze regeling flexibeler kan worden gemaakt. Ook wordt bezien hoe langs eenvoudige weg kan worden toegestaan dat (al dan niet tijdelijk) woningen kunnen worden toegestaan in leegstaande gebouwen. Bovenstaande materie is complex, mede vanwege de samenhang met onder meer het Bouwbesluit 2003, de Wet geluidhinder en het Besluit milieu effectrapportage. Anders dan aanvankelijk aangenomen is inmiddels duidelijk geworden dat hierbij wijzigingen op wetsniveau onvermijdelijk zijn. Zodra een samenhangende oplossing ter uitvoering van genoemde moties concretere vorm heeft gekregen, zult u hierover bij separate brief nader worden geïnformeerd. Naar mijn verwachting kan hier richting het einde van het jaar meer duidelijkheid over worden gegeven.

Burgemeester en wethouders zijn thans bevoegd via een eenvoudige procedure (met toepassing van de zogenoemde planologische «kruimellijst») medewerking te verlenen aan uitbreiding van bestaande woningen. Dergelijke uitbreidingen kunnen ook ten dienste staan van mantelzorg van bewoners van de woning. Het bijplaatsen van een aparte mantelzorgwoning bij een bestaande woning overschrijdt thans echter de toepassingsmogelijkheden van deze «kruimelprocedure». Er geldt namelijk een beperking dat het aantal woningen niet mag toenemen. In een dergelijke situatie kan thans medewerking worden verleend voor een afwijking van het bestemmingsplan door middel van een projectbesluit. Onder de Wabo wordt dit een omgevingsvergunning die met de uitgebreide procedure wordt voorbereid.

Indien toestemming is verleend om voor slechts een bepaalde tijdsduur (maximaal vijf jaar) een bouwwerk aanwezig te hebben, geldt het vereiste dat na verloop van die tijd het bouwwerk moet verdwijnen. Voor een tijdelijk toegestaan gebruik geldt dat het gebruik na verloop van de toegestane termijn moet worden beëindigd. Bij het negeren van dit vereiste kan het bevoegd gezag handhavend optreden. Voor gevallen waarin de wens bestaat om vrijgekomen bebouwing voor andere doeleinden (bijvoorbeeld bewoning) te gebruiken, zal het afhankelijk zijn van de geldende regelgeving (waaronder het bestemmingsplan) of en welke procedure hiertoe moet worden gevolgd. Veelal zal opnieuw omgevingsvergunning nodig zijn. Het bevoegd gezag zal zich daarbij een oordeel dienen te vormen over de planologische aanvaardbaarheid van het gewenste nieuwe gebruiksdoel, dat geheel op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld. Het feit dat eerder toestemming is verleend voor een mantelzorgwoning, vormt in dat verband geen precedent.

Vraag 3

Wat is, gelet op de bovengenoemde argumentatie, uw oordeel over het opleggen van een dwangsom door de gemeente Schiermonnikoog aan familieleden die tijdelijk een bijgebouw bewonen vanwege het verlenen van mantelzorg?

Antwoord 3

Ik kan niet treden in een lokale afweging om op een bepaald perceel al dan niet een mantelzorgsituatie toe te staan. Het is een zaak voor het gemeentebestuur om samen met initiatiefnemers te bezien in hoeverre er binnen de wettelijke mogelijkheden ruimte bestaat om mantelzorgsituaties toe te staan. Daarbij bestaat altijd de mogelijkheid om de juistheid van besluiten door de rechter te laten toetsen.


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010. nr. 2132.

Naar boven