Vragen van de leden Arib en Heerts (beiden PvdA) aan de minister van Justitie over het verlenen van verlof aan pooierboy M. O. (ingezonden 3 mei 2010).

Vraag 1

Kent u het bericht «Loverboy Murat O. mag op verlof»1 en herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen over het vluchten van mensenhandelaar S. B.2 en uw brief d.d. 22 september 2009?3

Vraag 2

Is het in het genoemde krantenartikel gestelde feitelijk waar? Kunt u een overzicht geven van de feitelijke gang van zaken tot nu toe ten aanzien van de tijdelijke vrijlating van M. O?

Vraag 3

Wat is de stand van zaken van de aangekondigde wetswijziging ten aanzien artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de beleidsvrijheid van rechters om te kijken naar persoonlijke omstandigheden te kijken bij het verlenen van schorsing van voorlopige hechtenis wordt beperkt?

Vraag 4

In hoeverre zou de procedure om tijdelijke vrijlating te verlenen aan personen die zich in de situatie zoals die van M. O. bevinden anders zijn geweest als de aangekondigde wetswijziging al in werking zou zijn getreden?

Vraag 5

Is het waar dat een schorsingsverzoek is ingediend zonder dat slachtoffers hiervan op de hoogte zijn gesteld? Is het waar dat de slachtoffers via de media moesten vernemen dat M. O. vrijgelaten is en zich pas op 16 juli 2010 zich weer moet melden?

Vraag 6

Hoe kan het dat het Openbaar Ministerie te laat de slachtoffers heeft geïnformeerd over de vrijlating van M. O?

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen vóór dinsdag 11 mei aanstaande te beantwoorden?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden De Roon en Wilders (beiden PVV), ingezonden 29 april 2010 (vraagnummer 2010Z07625).


XNoot
1

De Telegraaf, 29 april 2010.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 315.

XNoot
3

Kamerstuk 32 143, nr. 6.

Naar boven