Vragen van het lid Stienen (D66) op 1 april 2021 medegedeeld aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant op maandag 29 maart online en op 30 maart in de papierenversie: «Opinie: Nederland moet de terugtrekking van Turkije uit de Istanbul Conventie veroordelen»1Bron: https://www.volkskrant.nl/a-bd026e36.

Vraag 1

Op welke manier is de regering van plan gevolg te geven aan de oproep in de Volkskrant? Deze oproep is inmiddels door vele Nederlandse auteurs, opiniemakers en vertegenwoordigers van mensenrechten- en vrouwenrechtenorganisaties ondersteund.

Vraag 2

Kunt u aangeven welke positie de Nederlandse regering inneemt over het feit dat de Turkse president de Istanbul conventie zonder parlementaire inspraak heeft verlaten? En hoe maakt de Minister van Buitenlandse Zaken deze positie kenbaar, onder andere in het Comité van Ministers van de Raad van Europa?

Vraag 3

Kunt u aangeven wat de inschatting is van de Nederlandse regering van de juridische geldigheid van deze stap van president Erdogan, vooral omdat er in Turkije en daarbuiten stemmen opgaan dat deze stap niet grondwettelijk zou zijn. Wat betekent dit voor de positie van de andere verdragspartijen bij het verdrag van Istanbul?

Vraag 4

Op welke wijze zal de Nederlandse regering zich sterk maken om ervoor te zorgen dat EU-landen en Raad van Europa Lidstaten zich, voor zover ze dit nog niet hebben gedaan aansluiten bij het verdrag, of het verdrag ratificeren? Wij zouden een actieve houding van de Nederlandse regering aanmoedigen. Immers, het Verdrag van Istanbul is inmiddels de gouden standaard voor wetgeving en beleid om gendergerelateerd geweld tegen te gaan, slachtoffers te beschermen en daders te vervolgen.

Naar boven