Vragen van de leden Smaling (SP), Vos (GroenLinks) en Kuiper (ChristenUnie) op 24 januari 2012 medegedeeld aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake EOF.

Vraag 1

Alle voordelen die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) de Europese lidstaten biedt bestaan niet voor de landen die onder het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) vallen, omdat daar nog geen sprake is van een grotere interne markt met één buitentarief. Is de regering bereid zich hard te maken voor gekoppelde passages in zowel het nieuwe GLB als het nieuwe EOF, immers gelijktijdig startend, waarin het vormen van economische regio’s van EOF-landen wordt bevorderd, in die zin dat ze dezelfde beschermende rol voor boer en platteland kunnen spelen als het GLB?

Vraag 2

Is de regering van mening dat de Economic Partnership Agreements tussen de EU en de Minst Ontwikkelde Landen het in vraag 1 geponeerde katalyseren of juist tegenwerken?

Vraag 3

Wat is de huidige situatie ten aanzien van de zogenaamde tariefescalatie (geen Europese heffing wanneer een derde land ruwe katoen ter export aanbiedt, wel een heffing wanneer het bewerkte producten als T-shirts en zakdoeken betreft)? Ontwikkelt zich hier een level playing field tussen de EU en de landen vallend onder het EOF? Zo ja, kan dit onderbouwd worden met voorbeelden?

Naar boven