CXII Europees Semester 2015

D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 april 2015

De leden van de vaste commissies voor Financiën1, voor Economische Zaken2 en voor Europese Zaken3 hebben kennisgenomen van het Stabiliteitsprogramma, door de Minister van Financiën aangeboden bij brief van 13 april jl.4, en van het Nationaal Hervormingsprogramma, door de Minister van Economische Zaken aangeboden bij brief van 1 april jl.5, welke documenten de regering voornemens is om later deze maand, als onderdeel van het Europees Semester 2015, bij de Europese Commissie in te dienen. Naar aanleiding hiervan is op 21 april 2015 een brief gestuurd aan de Minister van Financiën.

De Minister heeft op 24 april 2015 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 21 april 2015

De leden van de vaste commissies voor Financiën, voor Economische Zaken (EZ) en voor Europese Zaken (EUZA) hebben kennisgenomen van het Stabiliteitsprogramma, door u aangeboden bij brief van 13 april jl.6, en van het Nationaal Hervormingsprogramma, door de Minister van Economische Zaken aangeboden bij brief van 1 april jl.7, welke documenten de regering voornemens is om later deze maand, als onderdeel van het Europees Semester 2015, bij de Europese Commissie in te dienen. De leden van de fracties van de VVD en D66 willen u over het Stabiliteitsprogramma enkele vragen stellen.

De leden van de VVD-fractie vernemen graag een antwoord op de volgende vragen:

  • 1. Er is voor 2015 een externe aanname voor de olieprijs van $ 53. Gezien het huidige niveau (> $ 63) rijst de vraag waarop deze aanname is gebaseerd. Graag uw reactie.

  • 2. Zijn er scenarioberekeningen beschikbaar als de olieprijs een stijging zou laten zien van bijvoorbeeld 20% ten opzichte van de ramingen in het Stabiliteitsprogramma?

  • 3. Deze leden verwelkomen de daling van ongeveer 10% in de uitstaande overheidsgaranties alsmede de beleidsaanscherpingen in het Toetsingskader Risicoregelingen. Heeft u zicht op of doelstellingen voor verdere verlagingen?

  • 4. Kunt u meer inzicht verschaffen in de samenstelling van de achterborgstellingen?

  • 5. In zijn advies heeft de Raad van State aangegeven dat er op grond van de ramingen in het Stabiliteitsprogramma, beperkte ruimte is onder de begrotingsregels (structureel saldo) voor lastenverlichtingen bij herziening van het fiscale stelsel. Hoe beoordeelt u dit onderdeel van het advies?

De leden van de D66-fractie vernemen graag een antwoord op de volgende vragen:

  • 1. Is binnen de externe aanname van de nominale effectieve wisselkoers rekening gehouden met het kwantitatieve verruimingsprogramma van de Europese Centrale Bank tot ten minste september 2016?

  • 2. Deze leden constateren, net als de Europese Commissie, dat de publieke uitgaven aan onderzoek en innovatie een dalende trend volgen. Deelt u de mening van deze leden en van de Commissie dat innovatie en onderzoek van groot belang zijn voor duurzame economische groei? In dat licht bezien, hoe verantwoordt u de reductie in uitgaven aan innovatie en onderzoek?

  • 3. Deze leden lezen dat de focus bij de totstandkoming van de begroting voor 2016 zal liggen op «de implementatie van de reeds afgesproken maatregelen die in het regeerakkoord en latere akkoorden zijn gemaakt».8 Betekent dit dat er binnen de begroting van 2016 nog geen ruimte wordt gemaakt voor een belastingherziening?

  • 4. Deze leden constateren dat er een kans van ruim 20% bestaat dat de grenswaarde van de buitensporigtekortprocedure in 2016 wordt overschreden. Geeft dit u aanleiding tot het nemen (of voorbereiden van) van extra maatregelen om het tekort (zo nodig alsnog) te beperken? Of accepteert u ondanks deze behoorlijke kans dat het tekort alsnog oploopt in 2016?

  • 5. Tot slot zien deze leden in tabel 4 van de bijlage dat u geen opbrengsten uit privatiseringen verwacht in de periode 2015–2018. Hoe moeten deze leden dit duiden in het kader van de (inmiddels uitgestelde) beursgang van ABN Amro? Heeft u nog de ambitie om op relatief korte termijn te starten met de stapsgewijze verkoop van de bank?

Nu de commissies de beantwoording willen betrekken bij het mondeling overleg met u dat is voorzien op 28 april a.s., verzoeken zij u te reageren uiterlijk vrijdag 24 april, 15.00 uur.

Mede namens de voorzitters van de commissie EZ respectievelijk de commissie EUZA,

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2015

Bijgevoegd vindt u de antwoorden op de vragen van de leden van de fracties van de VVD en D66 (ingezonden 21 april 2015) over het Nederlandse Stabiliteitsprogramma 2015.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De leden van de fracties van de VVD en D66 hebben over het Nederlandse Stabiliteitsprogramma 2015 op 21 april jl. de volgende vragen ter beantwoording aan de Minister van Financiën voorgelegd:

VVD

1) Er is voor 2015 een externe aanname voor de olieprijs van $ 53. Gezien het huidige niveau (> $ 63) rijst de vraag waarop deze aanname is gebaseerd. Graag uw reactie.

Sinds de afgelopen CEP-raming kijkt het CPB voor de raming van de olieprijs naar de futures van de olieprijs (Brent). De raming voor de olieprijs is het gemiddelde van de noteringen van de futures in de laatste werkweek van januari 2015, de laatste week waarvan het CPB nog gegevens kon verwerken in de raming.

2) Zijn er scenarioberekeningen beschikbaar als de olieprijs een stijging zou laten zien van bijvoorbeeld 20% ten opzichte van de ramingen in het Stabiliteitsprogramma?

In de CEP-raming van vorig jaar publiceerde het CPB een onzekerheidsvariant, waarin alle energieprijzen (inclusief olieprijzen) met 10% stegen. In deze onzekerheidsvariant blijven de energieprijzen gedurende twee jaar op een hoger niveau. De onzekerheidsvariant toont dat de economische groei cumulatief in 2014 0,2% lager en in 2015 0,5% lager zou uitvallen. Maar deze onzekerheidsvariant is dus niet afgezet tegen de huidige raming in het Stabiliteitsprogramma. In het bijzonder was in het CEP 2014 het niveau van de geraamde olieprijs (Brent) voor 2015 108 dollar per vat.

3) Deze leden verwelkomen de daling van ongeveer 10% in de uitstaande overheidsgaranties alsmede de beleidsaanscherpingen in het Toetsingskader Risicoregelingen. Heeft u zicht op of doelstellingen voor verdere verlagingen?

Risico’s voor de overheidsfinanciën zijn een onderwerp van blijvende aandacht van het kabinet. Het garantiekader en het toetsingskader risicoregelingen blijven dan ook onverminderd van kracht. Nieuwe risicoregelingen, aanpassingen van bestaande risicoregelingen en voortzetting van bestaande regelingen (vanwege bijvoorbeeld een aflopende horizonbepaling) worden getoetst met het Toetsingskader, dat ook aan het parlement wordt verzonden. Het uitgangspunt is dat bij het aangaan van nieuwe risico’s, een versobering dient plaats te vinden bij andere risicoregelingen.

Het aantal uitstaande garanties daalde van 214 miljard euro in 2013 (33,3% bbp) naar 197 miljard euro in 2014 (30,1% bbp).

4) Kunt u meer inzicht verschaffen in de samenstelling van de achterborgstellingen?

In het Stabiliteitsprogramma is aangegeven dat het totaal aan achterborgstellingen ongeveer 270 miljard euro bedraagt in 2014. De samenstelling van het geborgd vermogen in 2014 is vergelijkbaar met de samenstelling in 2013, zoals weergegeven in Miljoenennota 2015. In 2013 kwam ruim 63% van het totaal aan geborgd vermogen voor rekening van het WEW (NHG), ruim 33% van het totaal aan geborgd vermogen was geborgd via het WSW en ruim 3% van het totaal aan geborgd vermogen liep via het WFZ. In het Financieel Jaarverslag Rijk 2014 volgen de exacte bedragen voor 2014 uitgesplitst over de drie waarborgfondsen.

5) In zijn advies heeft de Raad van State aangegeven dat er op grond van de ramingen in het Stabiliteitsprogramma, beperkte ruimte is onder de begrotingsregels (structureel saldo) voor lastenverlichtingen bij herziening van het fiscale stelsel. Hoe beoordeelt u dit onderdeel van het advies?

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft haar beoordeling gebaseerd op de cijfers over de overheidsfinanciën uit het CEP 2015. De Afdeling advisering heeft geconcludeerd dat de budgettaire vooruitzichten die de regering heeft opgenomen in het Stabiliteitsprogramma voldoen aan de Europese begrotingsregels. Het kabinet onderschrijft deze beoordeling van de Afdeling advisering.

De Europese Commissie heeft op 13 januari jl. een mededeling gepubliceerd over flexibiliteit in het Stabiliteits- en Groeipact. Lidstaten in de preventieve arm kunnen hierin onder bepaalde voorwaarden afwijken van de MTO of het pad naar de MTO toe.

Voor lidstaten in de preventieve arm die structurele hervormingen doorvoeren, bestaat de structurelehervormingsclausule. De structurelehervormingsclausule biedt de mogelijkheid om meer ruimte te krijgen in de preventieve arm wanneer structurele hervormingen bijdragen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn (maximum afwijking van de MTO betreft 0,5% bbp). De Afdeling advisering wijst in haar beoordeling ook op de mogelijkheden voor landen die structurele hervormingen doorvoeren met positieve effecten op de overheidsfinanciën op langere termijn.

De aangekondigde belastingstelselherziening zou afhankelijk van de vormgeving aan de eisen van deze clausule kunnen voldoen. Indien als gevolg van de stelselherziening in de eerste jaren een te grote afwijking van de MTO-doelstelling voor het structureel saldo zou resulteren, en de stelselherziening voldoet aan de eisen die aan de clausule worden gesteld, zal een beroep worden gedaan op de structurelehervormingsclausule in het Stabiliteits en Groeipact. In dat geval zal het kabinet wanneer de stelselherziening nader is uitgewerkt de benodigde informatie aan de Commissie verstrekken. Ik zal hiertoe ter verduidelijking in het SP de volgende passage opnemen:

«Door bij te dragen aan werkgelegenheid en groeipotentieel kan een stelselherziening op de lange termijn een positief budgettair effect sorteren en bijdragen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarmee zou deze hervorming kunnen voldoen aan de eisen die art. 5 Vo. 1466/97 en de Commissiemededeling over flexibiliteit stellen aan gebruikmaking van de structurelehervormingsclausule in het Stabiliteits en Groeipact. Indien als gevolg van de stelselherziening in de eerste jaren een te grote afwijking van de MTO-doelstelling voor het structureel saldo zou resulteren, en de stelselwijziging voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld, zal een beroep worden gedaan op de structurelehervormingsclausule in het Stabiliteits en Groeipact.»

D66

1) Is binnen de externe aanname van de nominale effectieve wisselkoers rekening gehouden met het kwantitatieve verruimingsprogramma van de Europese Centrale Bank tot ten minste september 2016?

De raming in het Stabiliteitsprogramma is gebaseerd op de laatste raming van het CPB (CEP). In de CEP-raming is uitgegaan van een depreciërend effect van kwantitatieve verruiming op de wisselkoers. Volgens het CPB is bij de aankondiging van het programma het effect waarschijnlijk al voor een deel gematerialiseerd. Het CPB baseert dit op eerdere ervaringen met kwantitatieve verruiming in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.

2) Deze leden constateren, net als de Europese Commissie, dat de publieke uitgaven aan onderzoek en innovatie een dalende trend volgen. Deelt u de mening van deze leden en van de Commissie dat innovatie en onderzoek van groot belang zijn voor duurzame economische groei? In dat licht bezien, hoe verantwoordt u de reductie in uitgaven aan innovatie en onderzoek?

Op dit moment investeert het kabinet ongeveer € 6 miljard per jaar in onderzoek en innovatie. In de middelen die vanuit de rijksoverheid beschikbaar worden gesteld voor Research en Development (R&D), zien we echter na 2014 een daling. Verklaring voor de daling is dat door crisismaatregelen het budget tijdelijk toenam (o.a. door tijdelijke verruiming van wbso en kennis werkers regeling) ook maatregelen zijn genomen om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. Hoewel de uitgaven aan onderzoek en innovatie relatief gezien zijn ontzien en zelfs een aantal maatregelen zijn genomen om de R&D uitgaven te stimuleren, nemen de totale publieke uitgaven per saldo na 2014 af.

Het totaal van privaat en publiek uitgevoerd onderzoek en innovatie laat tussen 2011 en 2013 een stijging zien van 1,90% van BBP naar 1,98% van het BBP. De omvang van de publiek uitgevoerde R&D ligt in Nederland boven het EU en het OESO-gemiddelde (in 2013 was dit voor Nederland 0,84% van het BBP, het EU en OESO-gemiddelde was 0,69%). Conform de afspraken uit het regeerakkoord en de begrotingsafspraken worden de uitgaven in onderzoek geïntensiveerd. Zo verhoogt het kabinet de structurele bijdrage aan NWO van € 25 mln. in 2014, tot € 75 mln. in de achtereenvolgende jaren 2015, 2016 en 2017, en € 100 mln. vanaf 2018. Daarnaast komt met ingang van 2015 € 25 mln. beschikbaar voor de open competitie bij NWO. Verder stelt het kabinet met ingang van 2015 een bedrag van € 50 miljoen beschikbaar voor matching van Europese subsidies, als hefboom op de stijgende Europese middelen in Horizon 2020.

Naast deze investeringen is de inzet van het kabinet er op gericht om meer private financiering uit te lokken door o.a. de inzet van fiscale instrumenten en een structurele financiering van het topsectorenbeleid in publiek-private programma’s en projecten. Nederland bevindt zich internationaal gezien in de voorhoede als het gaat om het aandeel van fiscale R&D-faciliteiten. Volgens cijfers van het CBS is er sprake van het aantrekken van privaat uitgevoerde R&D (van 1,08% van het BBP in 2011 naar 1,14% in 2013).

3) Deze leden lezen dat de focus bij de totstandkoming van de begroting voor 2016 zal liggen op «de implementatie van de reeds afgesproken maatregelen die in het regeerakkoord en latere akkoorden zijn gemaakt». Betekent dit dat er binnen de begroting van 2016 nog geen ruimte wordt gemaakt voor een belastingherziening?

Het kabinet zal in aanloop naar de begroting 2016 met voorstellen voor een herziening van het belastingstelsel komen. Voor het begrotingsjaar van 2016 vindt in augustus 2015 de belangrijkste besluitvorming plaats voor wat betreft de inkomstenkant van de begroting. Op dat moment wordt besloten in hoeverre er in 2016 budgettaire ruimte gemaakt wordt om een herziening van het belastingstelsel mogelijk te maken.

4) Deze leden constateren dat er een kans van ruim 20% bestaat dat de grenswaarde van de buitensporigtekortprocedure in 2016 wordt overschreden. Geeft dit u aanleiding tot het nemen (of voorbereiden van) van extra maatregelen om het tekort (zo nodig alsnog) te beperken? Of accepteert u ondanks deze behoorlijke kans dat het tekort alsnog oploopt in 2016?

Het kabinet baseert de besluitvorming omtrent de begroting op ramingen van het CPB in CEP en MEV. Het CEP 2015 bevat de eerste raming voor het EMU-saldo van 2016. De ramingen uit het CEP 2015 zijn de basis voor het Stabiliteitsprogramma en voor de voorjaarsbesluitvorming. Hierbij is het handhaven van het uitgavenkader het uitgangspunt, en dient nieuw beleid ingepast te worden binnen het bestaande uitgavenkader. De Miljoenennota 2016 wordt gebaseerd op de MEV-raming van het CPB. In de MEV-raming worden de recentste ontwikkelingen meegenomen die relevant zijn voor het EMU-saldo 2016.

5) Tot slot zien deze leden in tabel 4 van de bijlage dat u geen opbrengsten uit privatiseringen verwacht in de periode 2015–2018. Hoe moeten deze leden dit duiden in het kader van de (inmiddels uitgestelde) beursgang van ABN Amro? Heeft u nog de ambitie om op relatief korte termijn te starten met de stapsgewijze verkoop van de bank?

Zo lang er geen verkoop van de financiële instellingen onder beheer van NLFI heeft plaats gevonden, wordt er geen ontvangst in de begroting opgenomen. Om de prijsvorming niet te verstoren en het belang van de staat niet te schaden zal na afloop van een transactie de opbrengst worden verwerkt in de begroting. Ik ben voornemens een besluit te nemen over ABN AMRO indien er weer sprake is van voldoende rust en vertrouwen rond de bank.


X Noot
1

Samenstelling Financiën:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA) (voorzitter), Sylvester (PvdA), Terpstra (CDA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Backer (D66), De Boer (GL), Van Boxtel (D66), Bröcker (VVD), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Hoekstra (CDA), De Lange (OSF), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Van Beek (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Zandbrink (PvdA).

X Noot
2

Samenstelling Economische Zaken:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA).

X Noot
3

Samenstelling Europese Zaken:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), G.J. de Graaf (VVD), Kox (SP), Franken (CDA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Strik (GL) (voorzitter), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Backer (D66), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Popken (PVV), Postema (PvdA), Schrijver (PvdA) (vice-voorzitter), Swagerman (VVD), Van Dijk (PVV), Bruijn (VVD), Kops (PVV).

X Noot
4

Kamerstukken I 2014–2015, CXII, C.

X Noot
5

Kamerstukken I 2014–2015, CXII, B.

X Noot
6

Kamerstukken I 2014–2015, CXII, C.

X Noot
7

Kamerstukken I 2014–2015, CXII, B.

X Noot
8

Stabiliteitsprogramma Nederland 2015 (april 2015), p. 9.

Naar boven