CLI Raming der voor de Eerste Kamer in 2023 benodigde uitgaven, evenals aanwijzing en raming van de ontvangsten

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 mei 2022

De Huishoudelijke Commissie van de Eerste Kamer dankt de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) voor de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen. De antwoorden op de gestelde vragen zijn hieronder weergegeven, waarbij de volgorde van het voorlopig verslag is aangehouden.

1. Aanvullende werkzaamheden

Vraag 1a

Terecht wordt in de Raming een uitbreiding van de staf van de griffie voorzien, omdat de werkzaamheden van het primaire proces sterk zijn gegroeid, net als de taken voortvloeiend uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Wet open overheid (Woo) en de toegankelijkheid van de websites. Verder staat het volgende jaar de ondersteuning van de Tijdelijke commissie wijziging Reglement van Orde op de rol.

De Huishoudelijke Commissie merkt echter op: «Los van genoemde ontwikkelingen zal moeten blijken of de politiek aanvullend aan de reguliere commissie- en plenaire activiteiten werkzaamheden in gang wil zetten die extra ambtelijke capaciteit vergen (zie ook het rapport van de Werkgroep zelfevaluatie – CXLVII, A – en de kabinetsreactie op de motie-Huizinga – 35 788, V).»1

De leden van de PvdA-fractie vragen de Huishoudelijke Commissie of, indien besloten wordt tot dergelijke «aanvullende werkzaamheden», deze niet stuiten op een beperkte capaciteit van de griffie, maar zo nodig leiden tot de inzet van extra aanvullende middelen.

Antwoord:

Werkzaamheden, aanvullend op de reguliere commissie- en plenaire activiteiten en de reeds voorziene ontwikkelingen, kunnen doorwerken op de benodigde ondersteuning door de griffie. Er zou een situatie kunnen ontstaan waarin de capaciteit van de griffie (tijdelijk) moet worden verruimd door middel van interne of externe inzet waarvoor aanvullende financiële middelen moeten worden geclaimd. Hierbij zullen ook de kosten voor de bedrijfsvoering moeten worden meegerekend.

In de voorliggende raming is daar nog niet op vooruit gelopen in afwachting van de verdere discussie hierover binnen de Kamer.

Vraag 1b:

In de kabinetsreactie2 op de motie-Huizinga, waarnaar wordt verwezen, wordt gesteld dat het aan de Eerste Kamer zelf is een analyse te maken van benodigde versterkingen en deze te verwerken in begrotingsvoorstellen. Uit de geciteerde opmerking van de Huishoudelijke Commissie maken de leden van de PvdA-fractie op dat voor de «aanvullende werkzaamheden» nog geen analyse is gemaakt. Is deze veronderstelling juist? Zo nee, kan de Huishoudelijke Commissie deze analyse dan aan de commissie BiZa/AZ sturen? Zo ja, is de Huishoudelijke Commissie bereid een dergelijke analyse te (laten) maken, mede met het oog op de aanbevelingen van het rapport van de Werkgroep zelfevaluatie? Kan bij een dergelijke analyse ook worden geïnventariseerd of er in de Kamer behoefte bestaat aan activiteiten die een extra beroep op de ondersteuning door de griffie met zich brengen, zoals een extra parlementair onderzoek, extra fractieondersteuning, extra griffieondersteuning bij het in kaart brengen van rechtsstatelijke/grondrechtelijke- en uitvoeringsaspecten van wetgeving, et cetera?

Antwoord:

In de voorgestelde Raming 2023 is rekening gehouden met reeds gesignaleerde en voorziene toekomstige kwetsbaarheden van de huidige ambtelijke organisatie ten behoeve van het werk van de Eerste Kamer, mede gebaseerd op de kwantitatieve analyse van werkzaamheden die recent is uitgevoerd op verzoek van het College van Senioren. Hierin zijn voorziene ontwikkelingen meegenomen zoals de toegenomen werkzaamheden in het primaire proces en de doorwerking daarvan op de bedrijfsvoering, maar ook bijvoorbeeld de implementatie van bepaalde wetgeving (o.a. de Wet open overheid en de AVG). De griffie heeft een totaalinschatting gemaakt wat er de komende jaren aan extra middelen nodig is. Op basis hiervan heeft de Huishoudelijke Commissie een Voorjaarsnotaclaim 2022 ingediend en de voorgestelde Raming 2023 opgesteld.

Het voorstel van de HC om het budget voor de ambtelijke ondersteuning structureel bij te stellen moet tevens, in algemene zin, worden bezien in het licht van de Rijksbrede aandacht voor nieuwe verhoudingen tussen regering en parlement, zoals ook in de toelichting op de Raming staat vermeld. Een analyse van nieuwe, aanvullende werkzaamheden van de griffie, bijvoorbeeld in relatie tot de aanbevelingen van de werkgroep zelfevaluatie, is niet gemaakt. Het rapport van de werkgroep zelfevaluatie en de aanbiedingsbrief met aanbevelingen zijn nog in behandeling bij de betrokken commissies, waar bij deze raming niet op vooruit is gelopen.

Mocht de Kamer naar aanleiding daarvan nog aanvullende financiële claims willen indienen dan is de eerstvolgende mogelijkheid om dit structureel te realiseren de Voorjaarsnotabehandeling van 2023. Zie ook het antwoord op vraag 1c.

Vraag 1c:

Indien het komende jaar «de politiek» (dat wil zeggen: de Kamer) aanvullende werkzaamheden in gang wil zetten die extra ambtelijke capaciteit vergen, wanneer kan dan de begroting van de Kamer worden bijgesteld om daaraan tegemoet te komen? Kan dat bijvoorbeeld bij de behandeling van de Voorjaarsnota? En wat betekent dat voor het tijdpad om eerder genoemde analyse te maken?

Antwoord:

In geval het gaat om structureel budget dan zou dit plaatsvinden in het kader van de Voorjaarsnota 2023. De bespreking van een eventuele Voorjaarsnotaclaim vindt uiterlijk in januari 2023 in de Huishoudelijke Commissie plaats. Zaken die invloed hebben op deze claim dienen voor die tijd in kaart te zijn gebracht.

In geval het gaat om incidentele uitgaven voor het lopende begrotingsjaar, dan kan dit via de Najaarsnota 2022 worden ingebracht.

Vraag 1d:

Net als de Huishoudelijke Commissie constateren de leden van de Fractie-Otten dat de werkzaamheden van het primaire proces sterk zijn gegroeid en dat er nu te veel werk ligt voor de huidige bezetting. Echter, de werkbelasting voor de Eerste Kamerleden is ook aanzienlijk toegenomen maar dit wordt op geen enkele wijze gereflecteerd in het gealloceerde bedrag voor «Vergoedingen Voorzitter en Leden Eerste Kamer». Dit budget blijft zelfs nominaal constant tot 2027. In feite komt dit dus neer op een forse reële terugval voor méér werk van Eerste Kamerleden. Zoals bekend (onder andere kenbaar gemaakt in plenaire debatten) zijn de leden van de Fractie-Otten voorstander van betere beloning van politici in het algemeen om de kwaliteit van de volksvertegenwoordigers op peil te houden en de toegenomen werkdruk enigszins te compenseren. Ook is het afbreukrisico van politici (waaronder Eerste Kameleden) de laatste jaren aanzienlijk toegenomen waardoor de aantrekkelijkheid nog verder is verminderd. De leden van de Fractie-Otten adviseren dan ook om deze bedragen significant te verhogen (ook voor de Voorzitter) ook als het totaalbudget van de Eerste Kamer hiervoor verhoogd dient te worden.

Antwoord:

Op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer geschiedt ook de indexering van de vergoeding van de aan het Kamerlidmaatschap verbonden kosten (de ambtstoelage) per 1 januari van elk jaar aan de hand van de door het CBS vastgestelde consumentenprijsindex voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar, zo volgt uit de wet. Hierbij wordt dus voor het jaar 2022 gekeken naar het indexcijfer van september 2020 in vergelijking met het indexcijfer van september 2019.

De hoogte van de schadeloosstelling is bij wet geregeld. Indien een meerderheid van deze Kamer van mening zou zijn dat hier een wijziging opportuun is, is het in eerste instantie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om met een wijzigingsvoorstel aan het parlement te komen. De Kamer zou de Minister in dat geval kunnen uitnodigen met een dergelijke voorstel te komen. Tot op heden is heeft de Kamer hier geen aanleiding toe gezien.

2. Inflatie

Vraag 2:

Vele budgetten blijven in de huidige raming tot het jaar 2027 op een constant niveau. De leden van de Fractie-Otten vragen de Huishoudelijke Commissie hoe dit te rijmen is met de snel toenemende inflatie (circa 10%). Deze raming resulteert dan in reëel besteedbare bedragen gezien in een forse afname over de toekomstige jaren. De leden van de Fractie-Otten adviseren de bedragen per 1 januari van elk jaar met minimaal 10% te laten groeien in verband met inflatiecorrectie. Dit zal resulteren in een groter totaal budget voor de Eerste Kamer en dat totaal budget voor de Eerste Kamer dient dan ook naar boven te worden bijgesteld (de Eerste Kamer bepaalt zoals bekend haar eigen budget).

Antwoord:

Jaarlijks wordt het budget van de Eerste Kamer gecorrigeerd voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit wordt meegenomen in de reguliere besluitvorming ten aanzien van de Voorjaarsnota en jaarlijks verwerkt in de Raming.

3. Fractieondersteuning

Vraag 3:

Zoals de leden van de Fractie-Otten meerdere malen kenbaar hebben gemaakt in onder andere het College van Senioren, zijn de leden van mening dat het huidige budget voor de ondersteuning van fracties in de Eerste Kamer bijzonder karig is en ook internationaal gezien uitermate laag. De aan het woord zijnde leden stellen voor om dit budget drastisch te verhogen, oplopend tot een verdubbeling van het huidige budget in het jaar 2027.

Antwoord:

In 2018 is het budget voor ondersteuning van de fracties uitgebreid met 50.000 euro om de inzet van stagiaires mogelijk te maken. In 2019 is het budget vervolgens geïndexeerd met 33.000 euro. Ten slotte heeft in 2020 een verdere verhoging van het fractiekostenbudget plaatsgevonden. Toen is het budget verhoogd met 250.000 euro naar aanleiding van de motie-Jetten c.s. die door de Tweede Kamer werd aanvaard (35 300, nr. 19).

Het is aan de Eerste Kamer om de Raming op dit punt verder te laten bijstellen. Jaarlijks blijkt dat het totale beschikbare fractiekostenbudget niet wordt uitgeput. Op het totaal is er derhalve geen sprake van een gesignaleerd tekort.

4. Parlementair onderzoek

Vraag 4:

De kosten van het Parlementair onderzoek Effectiviteit anti-discriminatiewetgeving zijn met € 750.000 in totaal wat de leden van de Fractie-Otten betreft exorbitant. Dat is aanzienlijk meer dan het gehele jaarbudget dat beschikbaar is voor fractieondersteuning voor alle Eerste Kamerleden. De leden zouden graag een specificatie ontvangen waaraan deze € 750.000 precies is uitgegeven.

Antwoord:

Op 23 februari 2021 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het verslag en het onderzoeksvoorstel van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek effectiviteit anti-discriminatiewetgeving. De fracties van VVD, CDA, GroenLinks, D66, PvdA, SP, 50PLUS, PvdD, ChristenUnie, Fractie-Otten en OSF stemden voor. In het door de Kamer aanvaarde onderzoeksvoorstel was tevens een kostenraming opgenomen van 735.000 euro, inclusief specificatie van de verwachte posten.

De Tijdelijke commissie die het onderzoeksvoorstel heeft opgesteld, waarin de fracties van VVD, CDA, GroenLinks, D66, Fractie-Van Pareren, PvdA, SP, ChristenUnie, 50PLUS, SGP en Fractie-Otten waren vertegenwoordigd, heeft voor de kostenraming onder meer gekeken naar de kostenraming van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten uit mei 2011 (€ 495.000 excl. BTW). Dat de kostenraming hoger uitviel dan in 2011 had volgens de commissie enerzijds te maken met het feit dat er sinds de vorige commissie bijna tien jaar waren verstreken en anderzijds met het feit dat de eerdere raming uit 2011 exclusief BTW was en bovendien geen post voor overhead bevatte, waaronder ondersteuning bij werving en selectie.

Voor de volledigheid is hieronder nogmaals de specificatie opgenomen van de verwachte uitgaven. Bij de uitvoering van het parlementair onderzoek wordt voornamelijk gebruik gemaakt van externe ondersteuning. Het benodigd budget voor het parlementair onderzoek bestaat derhalve hoofdzakelijk uit directe personeelskosten voor de ondersteuning van het onderzoek en de ondersteuning en middelen vanuit de bedrijfsvoering. Daarnaast wordt het budget ingezet voor verslaglegging door de Dienst Verslag en Redactie (DVR), het drukken van het rapport en een mediatraining van betrokken Kamerleden.

Tabel 1: Overzicht verwachte uitgaven parlementair onderzoek

functie

Benodigd budget

Ondersteuning onderzoek

625.660

Ondersteuning en middelen bedrijfsvoering

75.000

Ondersteuning DVR

10.230

Drukken eindrapport

32.220

Onvoorzien

2.170

Mediatraining

4.720

Totaal

750.000


X Noot
1

Kamerstukken I 2021/22, CLI, A, p. 5.

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, (35 788, V).

Naar boven