De leden van de fracties van de VVD, JA21, Volt en de Fractie-Hamakers-Visseren hebben met belangstelling kennisgenomen van de tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting
2024 en de bijbehorende stukken. Deze hebben aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van VVD
De fractieleden van de VVD vragen hoe wordt voorkomen dat Nederlandse bedrijven in
geschillen terechtkomen over de interpretatie van de technische bepalingen, en welke
rechtsbescherming zij hebben.
Hoe is gewaarborgd dat andere EU-landen en OESO-landen dezelfde technische interpretaties
hanteren, zodat er geen verschillen ontstaan in de praktijk?
Deze wet is nu al voor de tweede keer aangepast binnen twee jaar. Moeten bedrijven
rekening houden met nog meer wijzigingen? Hoe worden stabiliteit en voorspelbaarheid
gewaarborgd?
In de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2025 stelt de regering
dat 130 landen een handtekening hebben gezet om pijler twee te implementeren. Driekwart
van de landen hebben deze pijler nog niet ingevoerd.2 Kan de regering aangeven of meer landen pijler twee hebben ingevoerd? En welke landen
hebben aangegeven pijler twee in ieder geval niet uit te voeren?
De Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane heeft de motie van het
lid Van Eijk c.s.3 de appreciatie «oordeel Kamer» gegeven. Deze motie roept de regering onder andere
op om in internationaal verband in te zetten op een gelijk speelveld en het behoud
van de concurrentiekracht. Op welke wijze is de regering voornemens deze motie tot
uitvoering te brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21
Dit wetsvoorstel volgt uit OESO-afspraken, maar de implementatie en handhaving van
deze richtlijn blijven wereldwijd steken. De EU en Nederland lopen hierin voorop,
terwijl belangrijke economieën traag of beperkt meebewegen, aldus de fractieleden
van JA21.
Hoe beoordeelt de regering het risico dat multinationale ondernemingen zich statutair
buiten de EU gaan vestigen om zo de minimumbelasting te voorkomen? En welke maatregelen
overweegt de regering te nemen om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven hierdoor
in een nadelige concurrentiepositie belanden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
De minimumbelasting vloeit voort uit OESO-verplichtingen. Daarbij is tijdens de invoering
van de Nederlandse wet uitgegaan van een wereldwijde invoering van deze minimumbelasting.
Hierover horen de fractieleden van Volt echter tegenstrijdige geluiden. Is de regering
bekend met landen die expliciet hebben aangegeven deze minimumbelasting (voorlopig)
niet in te voeren? Kan er, eventueel via het OESO-secretariaat, een overzicht worden
gegeven van landen die de OESO-richtlijn in wet hebben omgezet? Is de regering voornemens
extra heffingen op te leggen aan bedrijven die in hun land geen minimumbelasting hoeven
te betalen? In hoeverre wordt hierover overleg gepleegd binnen de EU?
Vragen en opmerkingen van het lid van de Fractie-Visseren-Hamakers
Het fractielid van Fractie-Visseren-Hamakers vraagt wat de exacte administratieve
richtsnoeren uit de OESO zijn die door middel van deze wetswijziging worden geïmplementeerd.
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de nota naar aanleiding van het
verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 5 december 2025.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Karthaus