De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
II
Artikel XXIII vervalt.
III
Artikel XXIV vervalt.
VI
Artikel XXVII vervalt.
VII
Artikel XXVIII vervalt.
VIII
Artikel XXIX vervalt.
Toelichting
Met dit amendement wordt voorgesteld de in het Belastingplan opgenomen structurele
verhoging van de afvalstoffenheffing voor huishoudens met € 340 miljoen terug te draaien.
Deze voorgestelde lastenverzwaring leidt ertoe dat huishoudens jaarlijks tientallen
euro’s meer gaan betalen voor hun afvalverwerking, terwijl veel gezinnen reeds te
maken hebben met sterk stijgende kosten voor energie, wonen en levensonderhoud.
De afvalstoffenheffing is in de kern bedoeld als een kostendekkend instrument voor
afvalverwerking en niet als een generiek middel om huishoudens extra te belasten.
De nu voorgestelde verhoging is daarom niet alleen substantieel, maar ook maatschappelijk
moeilijk uitlegbaar, vooral gezien het feit dat inwoners vaak geen invloed hebben
op de wijze waarop hun gemeente afval scheidt, inzamelt of verwerkt.
De dekking voor deze maatregel wordt gevonden in een versobering van zowel de Energie-investeringsaftrek
(EIA) als de MIA/Vamil-regelingen. Deze fiscale stimuleringsinstrumenten worden jaarlijks
vastgesteld via de Energie- en Milieulijst, waardoor het technisch mogelijk is de
budgettaire kaders neerwaarts bij te stellen zonder wetswijziging in de uitvoering.
Uit recente evaluaties blijkt dat bij zowel EIA als MIA/Vamil sprake is van een substantiële
freeridercomponent: een significant deel van de gesteunde investeringen zou ook zonder
fiscale prikkel tot stand zijn gekomen. Het CPB en diverse evaluaties, waaronder de
Evaluatie MIA en Vamil 2017–2021, bevestigen dat deze regelingen daardoor niet in alle gevallen leiden tot additionele
milieuwinst.
Voor de EIA laat de meest recente evaluatie (Evaluatie EIA 2017–2021), evenals eerdere analyses van het PBL, zien dat het aandeel freeriders rond de 50%
ligt Dat betekent dat ongeveer de helft van de investeringen die via de EIA worden
ondersteund, vermoedelijk ook zou zijn gedaan zonder fiscale stimulering.
Voor de MIA/Vamil volgt uit de Evaluatie MIA en Vamil 2017–2021 dat gemiddeld 43% van de investeringen als freeriders kan worden beschouwd. Deze
investeringen vertegenwoordigen een volume van circa € 2,8–6,4 miljard over de periode
2017–2021.
Een beperkte neerwaartse bijstelling tast de effectiviteit van het instrumentarium
dus niet wezenlijk aan.
Door de dekking te verdelen over zowel EIA als MIA/Vamil, kan de benodigde € 340 miljoen
structureel worden gevonden zonder disproportionele ingreep in één regeling. De exacte
technische invulling van deze versobering, bijvoorbeeld via aanpassing van aftrekpercentages
of herijking van de (Energie/Milieu)lijst, kan worden uitgewerkt door het Ministerie
van Financiën bij de implementatie.
Dit amendement voorkomt een aanzienlijke lastenverzwaring voor huishoudens en kiest
voor een evenwichtige dekking via een beperkte versobering van fiscale stimuleringsregelingen
die aantoonbaar een hoog freerideraandeel kennen. De budgettaire taakstelling is uitvoerbaar,
beleidsmatig verdedigbaar en raakt de additionele milieuwinst slechts in beperkte
mate.
De dekking van de in dit amendement voorgestelde verlaging van de afvalstoffenheffing
met € 340 miljoen wordt gevonden in een overeenkomstige neerwaartse bijstelling van
het budget voor de EIA, MIA en Vamil van € 340 miljoen.
Ergin