36 766 Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de accijns in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT / VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 4 november 2025

1. Inleiding

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van het thans voorliggende wetsvoorstel en hebben naar aanleiding hiervan de regering een aantal vragen te stellen.

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van de richtlijn hernieuwbare energie, ook wel RED III genoemd. Deze leden onderschrijven het belang van een effectieve implementatie van de richtlijn en benadrukken dat ondernemers binnen de betreffende sectoren een cruciale rol spelen. Gelet hierop stellen de leden van deze fractie de regering enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdD hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden wensen de regering nog enkele vragen te stellen. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA sluiten zich bij de door de leden van de fractie van de PvdD gestelde vragen aan.

De leden van de fractie van de SGP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Implementatie onderdelen richtlijn hernieuwbare energie (RED III) die betrekking hebben op de vervoerssector. Deze leden hebben enkele vragen daarover.

2. Algemeen deel

De leden van de fractie van de BBB merken op dat ondernemers ─ met name ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf ─ op dit moment al aangeven dat zij verdrinken in verplichte rapportages en certificaten. Nu de concept-ministeriële regeling pas laat is verschenen: is de regering bereid een «zachte landing» te garanderen door in het eerste jaar geen harde sancties op te leggen, maar te kiezen voor begeleiding en proportionaliteit?

3. De Wet milieubeheer ter omzetting van de Richtlijn hernieuwbare energie

Op welke wijze gaat de regering garanderen dat de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voldoende publieke capaciteit en middelen krijgt om goed toezicht te houden op fraude en certificering, zowel binnen Nederland als in Europees verband, zo vragen de leden van de fractie van de BBB de regering.

De leden van de fractie van de PvdD merken op dat met deze wijziging van de Wet milieubeheer de vraag naar biobrandstoffen verder wordt gestimuleerd. Deze leden verwijzen naar de volgende passage uit de memorie van toelichting behorend bij het voorliggende wetsvoorstel:

«In de context van de berekening van deze minimumbijdrage is in de richtlijn hernieuwbare energie voorts een groeipad vastgesteld voor het minimum aandeel van gasvormige en vloeibare biobrandstoffen uit geavanceerde grondstoffen2

De leden van de fractie van de PvdD vragen de regering om welke gasvormige en vloeibare biobrandstoffen het precies gaat. Deze leden ontvangen graag een overzicht met daarin tevens aangegeven welke biobrandstoffen van dieren afkomstige componenten kunnen bevatten.

De leden van de fractie van de PvdD lezen in de memorie van toelichting daarnaast dat biobrandstoffen uit geavanceerde grondstoffen in Bijlage IX deel A opgeschaald gaan worden.3 Hier lijken ook «beschadigde bomen» onder te vallen (Bijlage IV). In hoeverre acht de regering dit besluit in overeenstemming met de in de Eerste Kamer aangenomen motie motie-Koffeman (PvdD) c.s. over geen subsidies meer op het stoken van houtige biomassa4, waarin de regering werd opgeroepen om nieuwe subsidies op houtige biomassa te stoppen en huidige subsidies niet te verlengen? Is de regering op de hoogte van het feit dat het verbranden van biomassa vervuilender is dan het verbranden van kolen? Waarom zet de regering ─ ondanks deze kennis ─ alsnog stappen richting het gebruik en opschaling van biomassa? De inzet van biobrandstoffen/biomassa doet niets voor de transitie naar elektrisch vervoer. Sterker nog, biomassa is niet duurzaam en geen oplossing voor het energieprobleem. Toch kiest de regering weer voor het gebruik van biobrandstoffen. Waarom zet de regering niet volledig in op de transitie naar elektrisch vervoer? Is de regering voornemens een stappenplan op te stellen voor de afschaling van geïmporteerd gas die tot stand is gekomen door middel van fracking? Zo ja, hoe ziet dit stappenplan eruit? Zo nee, waarom niet?

4. Hoofdlijnen wijziging Wet milieubeheer

De leden van de fractie van de BBB vragen de regering waarom Nederland ervoor kiest om een nationale kop op te leggen door de massabalanssystematiek voor bioLNG in transport te blokkeren, terwijl buurlanden zoals Duitsland, Frankrijk en Spanje dit wel toepassen. Wordt hiermee niet een enorme stimulans weggenomen voor de productie van groen gas uit mestvergisting door Nederlandse boeren?

De leden van de fractie van de BBB vragen de regering in hoeverre de raffinagereductie-verplichting een nationale kop is op Europese regels. Kan een gevolg van deze verplichting zijn dat de productie wordt verplaatst in plaats van vergroend? Waarom wordt hiervoor gekozen? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop van de regering.

De leden van de fractie van de BBB vragen de regering in hoeverre zij uitvoering gaat geven aan de motie-Van Groningen/Veltman over zo snel mogelijk toestaan dat bioLNG via de massabalanssystematiek toegepast kan worden.5 Op welke juridische basis baseert de regering haar stelling dat de toekomstige EU-wijziging (Verordening 2022/996)6 massabalans voor vloeibare biobrandstoffen uitsluit? Gaat de regering de route toelaten zodra de Europese Commissie bevestigt dat deze is toegestaan? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop van de regering.

De leden van de fractie van de BBB constateren dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt dat bioLNG géén hernieuwbare biobrandstof is.7 Waarop is deze stellingname gebaseerd? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting van de regering.

De leden van de fractie van de VVD wijzen op de in de Tweede Kamer aangenomen gewijzigde motie van de leden Van Groningen en Veltman waarbij de regering wordt verzocht om in navolging van het buitenland te verkennen wat er nodig is om bioLNG via de massabalanssystematiek toe te passen.8 Op welke wijze is de regering voornemens deze motie uit te voeren en op welke termijn kunnen beide Kamers de resultaten hiervan tegemoet zien?

De leden van de fractie van de VVD wijzen op de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer bij onderhavig wetsvoorstel waarin de regering aangeeft dat fysieke levering in de vervoers- en raffinagesector naar verwachting wel mogelijk is.9 Op basis waarvan deelt de regering deze verwachting? En welke effecten heeft het niet-versoepelen van de inboekregels voor de raffinageroute in de vervoerssector op de marktwerking, alsook op de bereidheid en het vermogen van de sector om CO2-reductie te realiseren?

De leden van de fractie van de SGP constateren dat onderdeel van de implementatie betreft het voornemen om import van groen gas via het gasnetwerk, en vervloeiing via LNG-terminals, uit te sluiten voor de doelen van hernieuwbare brandstof in transport binnen de Regeling energie vervoer. Er zijn enkele knelpunten naar voren gekomen. Zo zou er oneigenlijk gehandeld worden met de garanties van LNG waardoor fossiel LNG wordt geïmporteerd als zijnde groen gas. Daarnaast zou een systeem van Garanties van Oorsprong zoals dat in Duitsland geldt niet werkbaar zijn voor Nederland vanwege verwachtte prijsstijgingen.

Kan de regering de leden van de fractie van de SGP toelichten waarom prijsstijgingen problematisch zijn indien er wel sprake is van voldoende vraag naar geïmporteerd gas?

5. Verhouding tot andere Europese en nationale regelgeving

Gelet op het cruciale belang van een gelijk speelveld voor onze havens en logistiek alsmede gelet op de signalen dat buurlanden zoals België en Duitsland mogelijk later implementeren, vragen de leden van de fractie van de BBB de regering welke concrete mitigerende maatregelen er worden genomen om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven de rekening betalen als de implementatie van de herziene richtlijn hernieuwbare energie (RED-III) met ingang van 1 januari 2026 niet gelijktijdig plaatsvindt.

De leden van de fractie van de BBB vragen de regering waarom zij ervoor kiest om Annex IX-B-brandstoffen in de zeevaart structureel uit te sluiten, terwijl dit de betaalbaarheid en beschikbaarheid kan schaden en deze brandstoffen juist nodig zijn voor de verduurzaming van de moeilijk te verduurzamen zeevaartsector.

De leden van de fractie van de BBB vragen de regering waarom zij ervoor kiest om Annex IX-B-brandstoffen in de zeevaart structureel uit te sluiten, terwijl dit de betaalbaarheid en beschikbaarheid kan schaden en deze brandstoffen juist nodig zijn voor de verduurzaming van de moeilijk te verduurzamen zeevaartsector.

6. Overig

De leden van de fractie van de BBB hebben signalen opgevangen dat goedkope T1-doorvoerleveringen van biobrandstoffen ─ bijvoorbeeld uit China ─ een oneerlijk speelveld creëren doordat buitenlandse producenten dubbel profiteren en de Nederlandse producenten op achterstand komen. Welke maatregelen worden er genomen om deze oneerlijke concurrentie te stoppen en Nederlandse en Europese producenten te ondersteunen?

De leden van de fractie van de BBB vragen of de regering voornemens is om een impact assessment te laten uitvoeren, waarin naar de effecten van de verschillende sectoren ook de vermenigvuldigingsfactor voor levering tussen de sectoren wordt meegenomen. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de PvdD zijn van mening dat biobrandstoffen geen duurzaam alternatief zijn voor fossiele brandstoffen omdat deze brandstoffen voornamelijk uit voedsel en voedergewassen komen. Is de regering het met deze leden eens dat het gebruik van voedsel- en voedergewassen als biobrandstof geen langdurige duurzame oplossing is? Is de regering het verder met deze leden eens dat het gebruik van voedsel- en voedergewassen zo snel mogelijk uitgefaseerd moet worden? Graag ontvangen deze leden een toelichting hierop van de regering.

De leden van de fractie van de PvdD lezen op de website van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) het volgende:

«In de huidige systematiek komen voor de zeevaart alleen biobrandstofleveringen van het type geavanceerd (HBE-G) in aanmerking om ingeboekt te worden. In de vernieuwde systematiek mogen ook biobrandstoffen die de ERE-soort «overig» opleveren ingeboekt worden. Dit betreft leveringen van biobrandstoffen gemaakt van bepaalde soorten afval die niet genoemd zijn in bijlage IX van de RED10

Wat betekent dit concreet voor de brandstoflevering van de zeevaart? Kan de regering een aantal voorbeelden geven van biobrandstoffen die onder de categorie «overig» vallen? Deze leden ontvangen graag een overzicht van deze brandstoffen. Op welke wijze gaat de categorie «overig» gecontroleerd worden? Is de regering het met de leden van de fractie van de PvdD eens dat deze categorie fraudegevoelig kan zijn? Hoe gaat de regering mogelijke fraude voorkomen?

De leden van de fractie van de SGP vragen de regering waarom het een probleem zou zijn als de vraag naar geïmporteerd gas toeneemt en daardoor de prijzen enorm zullen stijgen, zoals door de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu is aangegeven in het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer van 20 oktober 2025.11 Als er immers vraag is, zal er ook afzet zijn, ongeacht de prijs. Dit geeft juist wel weer ruimte om te innoveren.

Kan de regering toelichten waarom zij een prijsstijging vanwege een stijgende vraag problematisch vindt? Wat zijn daar de negatieve effecten van? Zijn er ook positieve effecten? Hoe wegen die tegen elkaar op?

Kan de regering ook ingaan op het feit dat prijzen voor bio-gas in Duitsland juist dalen?

De leden van de fractie van de SGP merken op dat het gebruik van biobrandstoffen noodzakelijk is om de klimaatdoelstellingen te behalen, hetgeen blijkt uit de publicatie Klimaat- en Energieverkenning 2025 van het Planbureau voor de Leefomgeving.12

Welke impact heeft het uitsluiten van de import van groen gas voor het behalen van de klimaatdoelstellingen?

De leden van de fractie van de SGP merken op dat vanuit de branche wordt aangegeven dat het uitsluiten van de zogenaamde terminalroute de ambities voor biogas vermoedelijk onmogelijk maakt. Kan de regering daarop reflecteren?

De leden van de fractie van de SGP wijzen erop dat naast elektrificatie en waterstof, biogas een levensvatbare opties voor verduurzaming is. Elektrificatie is op dit moment problematisch vanwege netcongestie terwijl voor waterstof grote investeringen moeten worden gedaan in de infrastructuur. Biogas kan echter voor transport gebruik maken van het aardgasnetwerk. Biogas kan daardoor een alternatief zijn dat ruimte biedt voor het oplossen van de knelpunten van elektrificatie en waterstof.

Kan de regering daarop reflecteren?

De leden van de fractie van de SGP merken op dat uit de «Appreciatie Guidehousestudie en voortgang van de bijmengverplichting groen gas» van 4 juli 202513 blijkt dat opschaling van groen gas nodig is en dat het beperken van de import van groen gas niet is toegestaan onder Europese wetgeving. Dit staat haaks op de conclusies zoals die door de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu zijn getrokken in het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer van 20 oktober 2025.14 Kan de regering hierop reflecteren?

In het licht van het voorgaande is het nog onduidelijk of de herziening van de Europese regels zal resulteren in een concreet verbod op de terminalroute. Indien de terminalroute wel zal worden toegestaan, op welke wijze zal de regering dan uitvoering geven aan de in de Tweede Kamer aangenomen gewijzigde motie van de leden Van Groningen en Veltman waarbij de regering wordt verzocht om in navolging van het buitenland te verkennen wat er nodig is om bio-LNG via de massabalanssystematiek toe te passen15, zo vragen de leden van de fractie van de SGP. Welke stappen neemt de regering dan op korte termijn?

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Lievense

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Lagas (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Croll (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp)

X Noot
2

Kamerstukken II 2024/25, 37 766, nr. 3, p. 6.

X Noot
3

Kamerstukken II 2024/25, 37 766, nr. 3, p. 6.

X Noot
4

Kamerstukken I 2020/21, 35 668, F.

X Noot
5

Kamerstukken II 2025/26, 36 766, nr. 17.

X Noot
6

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren.

X Noot
7

Kamerstukken II 2025–2026, 36 766, nr. 18 p. 52.

X Noot
8

Kamerstukken II 2025/26, 36 766, nr. 17.

X Noot
9

Kamerstukken II 2024/25, 36 766, nr. 6, p. 6.

X Noot
11

Kamerstukken II 2025/26, 36 766, nr. 18.

X Noot
13

Kamerstukken II 2024/25, 32 813, nr. 1524.

X Noot
14

Kamerstukken II 2025/26, 36 766, nr. 18.

X Noot
15

Kamerstukken II 2025/26, 36 766, nr. 17.

Naar boven