Aan de Minister van Asiel en Migratie
Den Haag, 11 september 2025
De vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad heeft de Kamer voorgesteld een
parlementair behandelvoorbehoud, zoals bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet houdende
goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, te plaatsen bij het voorstel voor een EU-verordening
tot vaststelling van een gemeenschappelijk systeem voor de terugkeer van illegaal
in de Unie verblijvende onderdanen van derde landen (hierna: de Terugkeerverordening).1 De Kamer heeft op 10 juni 2025 besloten dat zij het aan de orde zijnde voorstel van
zodanig politiek belang acht dat zij over de behandeling daarvan op bijzondere wijze
wenst te worden geïnformeerd.
Bij brief van 10 juni 20252 heeft de Kamer dit besluit aan de regering medegedeeld en heeft de Kamer aangegeven
een mondeling overleg van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad met
de regering over het bijzondere politieke belang van het voorstel wenselijk te achten.
Dit mondeling overleg heeft op 8 juli 2025 plaatsgevonden.
Met verwijzing naar artikel 4, lid 3, van de Goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon
bevestig ik u hierbij dat het tijdens voormeld mondeling overleg tot de volgende aanvullende
specifieke informatieafspraken is gekomen.
Boven op bestaande afspraken rondom de informatievoorziening bij de JBZ-Raad zal de
Kamer bij alle geannoteerde agenda’s en verslagen van de JBZ-Raad daar waar het de
Terugkeerverordening betreft geïnformeerd worden over het volgende:
-
• De contacten buiten de Raad om die verband houden met dan wel die relevant zijn voor
de Terugkeerverordening;
-
• Wijzigingen in het voorstel, waarbij inhoudelijk wordt ingegaan op de elementen (1) noodzaak
en evenredigheid, (2) doeltreffendheid en effectiviteit, (3) gevolgen van het voorstel
en (4) verenigbaarheid met bestaande wetgeving, dit alles inclusief onderbouwde inzichten.
-
• De ontwikkelingen rondom detentiegronden, terugkeerhubs en de rechtspositie van minderjarigen.
Daarnaast zal de regering de Kamer de in het voorstel genoemde onderzoeken die openbaar
én schriftelijk zijn, doen toekomen.
Met deze afspraken acht de Kamer de voortzetting van het parlementair behandelvoorbehoud
bij bovengenoemd voorstel niet langer noodzakelijk.
Waarnemend Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, M.L. Vos