Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 15 mei 2024 en het nader rapport d.d. 1 oktober 2024, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 april 2024, no. 2024000994,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
15 mei 2024, nr. W02.24.00081/II, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 18 april 2024, no. 2024000994, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit
en Belastingdienst, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Kirgizische
Republiek tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar
het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting; Bisjkek,
5 december 2023 (Trb. 2023, 146), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het verdrag
en adviseert de regering het verdrag over te leggen aan beide Kamers der Staten-Generaal.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de toelichtende nota op enkele punten aan
te vullen, namelijk:
-
– in paragraaf I.3.2 is aangevuld dat het verdrag betrekking heeft op directe belastingen
naar het inkomen.
-
– ter verduidelijking is paragaaf I.6 aangevuld met de zinsnede dat het verdrag niet
zal gelden voor het Caribische deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius
en Saba).
-
– in paragraaf II.4 is toegelicht dat wordt afgeweken van de standaard dat ten aanzien
van niet-natuurlijke personen (de «corporate tiebreaker») in overleg kan worden vastgesteld van welke staat een lichaam dat door
beide verdragsstaten wordt beschouwd als inwoner, inwoner is, omdat is aangehaakt
bij artikel 4, derde lid, van het OESO-modelverdrag naar de tekstversie van 2014.
Het OESO-modelverdrag naar de tekstversie van 2017, waarin is opgenomen dat het verdragsinwonerschap
ten aanzien van een «corporate tiebreaker» in onderling overleg wordt bepaald, is
geen onderwerp geweest van de onderhandelingen.
-
– In paragraaf II.15 is toegelicht dat artikel 15, derde lid, van het verdrag afwijkt
van het OESO modelverdrag naar de tekst van 2017. In lijn met artikel 8 van het verdrag
is het toepassingsbereik van artikel 15, derde lid, uitgebreid ten behoeve van werknemers
die hun dienstbetrekking uitoefenen in een wegvoertuig in internationaal verkeer.
Daarnaast is in tegenstelling tot het OESO-modelverdrag (naar de tekstversie van 2017)
niet opgenomen dat de werknemer lid dient te zijn van de reguliere bemanning van een
schip, luchtvaartuig of wegvoertuig in internationaal verkeer om onder deze bepaling
te kunnen vallen.
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen
door te voeren.
Ik verzoek U, mede namens de Staatsecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde
toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp