Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36613-VI nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36613-VI nr. 4 |
Vastgesteld 8 oktober 2024
De vaste commissie voor Asiel en Migratie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 23 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Asiel en Migratie. Bij brief van 4 oktober 2024 zijn ze door de Minister van Asiel en Migratie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,VijlbriefAdjunct-griffier van de commissie,Van Tilburg
1. Vraag:
Hoeveel afgewezen/uitgeprocedeerde asielzoekers die van de rechter te horen hebben gekregen dat zij Nederland hebben verlaten, verblijven er momenteel in Nederland?
Antwoord:
In de caseload van de DT&V zaten op 31 augustus 2024 circa 10.440 vreemdelingen. Hiervan waren 3.780 vreemdelingen juridisch uitzetbaar, wat inhoudt dat er geen juridische procedures meer lopen die in Nederland afgewacht mogen worden. Omdat er niet geregistreerd wordt op asielverleden, heeft de DT&V geen gegevens over hoeveel afgewezen asielzoekers zich in deze groep bevinden.
Meer in algemene zin bestaan de zaken die aan de DT&V worden overgedragen vaak uit:
• Vreemdelingen waarvan de asielaanvraag is afgewezen;
• Vreemdelingen die zijn aangehouden in het kader van het binnenlands (mobiel) vreemdelingentoezicht;
• Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd in het kader van de grensbewaking, en/of
• Vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken.
• Bron: DT&V, cijfers afgerond op tientallen
2. Vraag:
Hoeveel statushouders zijn de afgelopen tien jaar op vakantie en/of familiebezoek gegaan naar het land dat zij zijn ontvlucht? Wat is hun herkomst? In hoeveel gevallen is de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar het land van herkomst, hetgeen haaks staat op de geclaimde onveiligheid daar? Hoe wordt hier actief op gehandhaafd?
Antwoord:
Uw Kamer wordt verwezen naar antwoord 269 op de feitelijke vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, dan start de IND in de regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken.
Intrekken kan als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig is.
Het is mogelijk om cijfers te geven over het aantal intrekkingen op grond van terugkeer naar het herkomstland vanaf 2022. Cijfers van voor 2022 zijn niet beschikbaar omdat terugkeer naar het land van herkomst als onderdeel van de intrekkings/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd werd in het registratiesysteem van de IND. In 2022 zijn 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Ugandese, Turkse, Somalische, Eritrese, Staatloos, Burger van Trinidad en Tobago, Iraakse en Afghaanse nationaliteit. In 2023 zijn minder dan 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Syrische en Saoedi-Arabische nationaliteit.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
3. Vraag:
Hoeveel Syriërs met een tijdelijke verblijfsvergunning bevinden zich op dit moment in Nederland? Hoeveel van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen er dit jaar en volgend jaar af?
Antwoord:
Uw Kamer wordt verwezen naar antwoord 271 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Op 1 december 2023 waren er 60.640 Syrische vreemdelingen bij de IND geregistreerd met een tijdelijke asiel of reguliere verblijfsvergunning. Van deze tijdelijke verblijfsvergunningen liepen er in december 2023 nog 790 af en lopen er 7.210 in 2024 af.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
4. Vraag:
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Syriërs hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit?
Antwoord:
In de periode van 2015 t/m 2022 hebben 58.724 personen die voorafgaand de Syrische nationaliteit hadden, de Nederlandse nationaliteit verkregen. Recentere gegevens zijn door het CBS nog niet gepubliceerd.
Bron: CBS
5. Vraag:
Hoeveel van de in Nederland verblijvende Syriërs hebben met een identiteitsdocument aan kunnen tonen dat zij de Syrische nationaliteit bezitten?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 273 op de feitelijke vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Van 1 januari 2015 tot 18 december 2023 heeft de politie 73.460 ID onderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag door een vreemdeling die aangegeven heeft de Syrische nationaliteit te hebben. Van deze groep heeft ca. 31.330 vreemdelingen geldige identiteitsdocumenten overgelegd, dat is 43%.
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten (of het ontbreken daarvan).
Cijfers zijn op basis van de politieregistratie (in PSH-V) waarbij de aanleiding van het opgestarte ID-onderzoek de eerste asielaanvraag was.
Bron: Nationale Politie; cijfers afgerond op tientallen.
6. Vraag:
Hoeveel Syriërs in Nederland hebben een 1F-status en hoeveel daarvan zijn er uitgezet?
Antwoord:
Uw Kamer wordt verwezen naar antwoord 274 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Van 2014 tot en met 1 december 2023 is in totaal aan 46 personen met de Syrische nationaliteit 1F tegengeworpen.
Van 2014 tot en met 1 december 2023 heeft er geen gedwongen vertrek plaatsgevonden van personen met de Syrische nationaliteit aan wie 1F is tegengeworpen en zijn minder dan 5 personen zelfstandig vertrokken.
Vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen hebben geen rechtmatig verblijf en dienen Nederland in beginsel te verlaten. De DT&V spant zich in om het vertrek van deze vreemdelingen te realiseren. Het kan echter zo zijn dat de terugkeer van een vreemdeling met een 1F-status naar het land van herkomst ernstig gevaar voor die persoon oplevert (en dus in strijd is met artikel 3 van het EVRM). Dit houdt in dat de betreffende persoon niet gedwongen naar het land van herkomst wordt uitgezet. In deze gevallen wordt bezien of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.
Bronnen: IND (METIS; peildatum 1 december 2023); DTenV (peildatum 1 december 2023). De cijfers zijn afgerond op tientallen
7. Vraag:
Welke Europese landen hebben delen van Syrië veilig verklaard? Welke delen betreft dit? Vindt er gedwongen terugkeer plaats naar deze gebieden?
Antwoord:
Uit het laatste ambtsbericht blijkt dat er nog altijd sprake is van gewapende conflicten tussen verscheidene strijdende partijen, maar in vergelijking met de eerste jaren van de oorlog, niet meer zo hevig. Uit de nationale beoordeling van het ambtsbericht volgt dat in geen provincie sprake is van een zo extreme mate van willekeurig geweld dat de enkele aanwezigheid al reden is om een zogeheten 15c risico aan te nemen.
Binnen de geldende beleidstermen past daarbij echter niet het etiket «veilig». Voor de beantwoording van deze vraag ga ik er dan ook vanuit dat gedoeld wordt op een beoordeling in het kader van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
Het Europees asielagentschap (EUAA) heeft vrij recent een uitvraag bij alle EU+ landen gedaan in aanloop naar de update van het Country Guidance beleid ten aanzien van Syrië. Iets meer dan de helft van de bevraagde landen gaf antwoord. Hieruit blijkt dat enkele lidstaten niet voor alle delen van Syrië een situatie in het kader van artikel 15c van de kwalificatierichtlijn aannemen. Enkele lidstaten geven verder aan dat zij individueel beoordelen en onderbouwing verwachten op bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld in het kader van aannemen risico op schending van artikel 15c of in het kader van dienstplicht. Voorts blijkt dat geen van de landen Syrische vreemdelingen gedwongen terug laat keren naar hun land van herkomst.
8. Vraag:
Hoeveel Syriërs zijn er vanuit Nederland en andere landen inmiddels (tijdelijk en/of permanent) teruggekeerd naar het land van herkomst?
Antwoord:
Er heeft de afgelopen jaren vanuit Nederland geen gedwongen vertrek van Syriërs naar Syrië plaatsgevonden, aangezien Nederland geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt met de Syrische autoriteiten. Zelfstandige terugkeer naar Syrië is, eventueel met ondersteuning van de DT&V, wel mogelijk.
In 2019, 2020, 2021 zijn per jaar 10 Syrische migranten met behulp van de DT&V zelfstandig teruggekeerd. In 2022 en 2023 waren dat per jaar 20 personen. En in 2024 tot en met augustus zijn het er 10.
Voor wat betreft terugkeer vanuit andere landen zijn er vanaf 2016 tot en met medio 2024 volgens cijfers van de UNHCR meer dan 412.140 geregistreerde vluchtelingen vrijwillig naar Syrië teruggekeerd, waarvan 38.260 in 2023 en 19.730 in de eerste helft van 2024. Aangezien het hier alleen om geverifieerde cijfers gaat, ligt het daadwerkelijke aantal teruggekeerde Syriërs waarschijnlijk hoger. De geregistreerde cijfers betreft voornamelijk vreemdelingen uit de buurlanden.
Bron: DT&V (peildatum 31 augustus 2024);
UNHCR (https://data.unhcr.org/en/situations/syria_durable_solutions; geraadpleegd op 25 september 2024). Cijfers zijn afgerond op tientallen.
9. Vraag:
Hoeveel asielzoekers uit Afghanistan komen er op dit moment Nederland binnen? Hoeveel Afghanen hebben inmiddels een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel gezinsleden nemen zij gemiddeld mee?
Antwoord:
In 2023 zijn 670 eerste asielaanvragen ingediend door Afghanen. In 2024 tot en met juli zijn 270 eerste asielaanvragen ingediend door Afghanen.
In 2023 zijn 450 eerste asielaanvragen van Afghanen ingewilligd. In 2024 tot en met juli zijn 120 eerste asielaanvragen van Afghanen ingewilligd. Deze aanvragen kunnen ook in een andere periode zijn ingediend.
Voor het gemiddeld aantal gezinsleden wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 278 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Het gemiddelde aantal aanvragen voor nareis per toegelaten Afghaanse asielzoeker is in 2023 tot en met november 0,9. Dit gemiddelde ligt hoger dan in de voorgaande jaren. Dat het gemiddelde op nareis zeer laag was in 2021 en 2022 is verklaarbaar door het hoge aandeel evacués in die jaren. De gezinsleden van deze evacués kwamen meestal niet als nareizigers binnen, maar dienden een zelfstandige eerste asielaanvraag in. Hun aanvragen maken dus deel uit van de asielinstroomcijfers voor 2021 en 2022.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen; Open data (https://data.overheid.nl/dataset/asiel-ind-asiel-beslissingen)
10. Vraag:
Hoeveel asielzoekers en/of statushouders die zich in Nederland bevinden worden vervolgd en/of zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische organisatie?
Antwoord:
Het aantal personen dat al dan niet onherroepelijk is veroordeeld of vervolgd worden voor een terroristische misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische organisatie kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het OM worden afgeleid.
11. Vraag:
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?
Antwoord:
In 2022 hebben 35.540 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben circa 1.550 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij de grote luchthavens in Nederland en minder dan 5 bij een zeehaven.
In 2023 hebben 38.380 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben circa 1.400 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij de grote luchthavens in Nederland en circa 20 bij een zeehaven.
Van de overige vreemdelingen is de wijze van vervoer niet geregistreerd.
Bronnen: IND Asylum trends, KMar, ZHP (cijfers afgerond op tientallen).
12. Vraag:
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de gevolgde reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag? Kunt u dit specificeren naar aantallen; geen gevolg, wel gevolg en consequentie?
Antwoord:
Het ontbreken van duidelijkheid over de gevolgde reisroute kan, voor zover relevant, worden betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De IND registreert niet in hoeveel zaken duidelijkheid over de gevolgde reisroute ontbreekt en kan daarom geen aantallen noemen.
13. Vraag:
Zijn er middelen nodig voor het invoeren van het tweestatusstelsel, het afschaffen van het hoger beroep en de ongewenstverklaring? Zo ja, welke middelen zijn hiervoor gereserveerd en zijn die afdoende?
Antwoord:
Het Ministerie van Asiel en Migratie (hierna: AenM) is op dit moment in samenwerking met de IND en andere partijen bezig met het in kaart brengen van de financiële- en uitvoeringsconsequenties van deze maatregelen voor de migratieketen. Er is een stelpost op de Aanvullende Post geplaatst om spoedig door te kunnen gaan met de indiening van de wetsvoorstellen. De stelpost bedraagt 25 miljoen euro in 2024 en 50 miljoen euro structureel vanaf 2025. Op basis van verdere uitwerking van de voorstellen zal worden bezien of de gereserveerde middelen voldoende zijn.
14. Vraag:
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen?
Antwoord:
Uw Kamer wordt verwezen naar antwoord 282 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2023 tot en met 18 december heeft de politie circa 32.660 ID-onderzoeken uitgevoerd met aanleiding aanvraag asiel door een vreemdeling. Bij circa 21.520 registraties (66%) kon de vreemdeling geen geldig reis- of identiteitsdocument overleggen.
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten of het ontbreken daarvan.
Bron: Politie; cijfers afgerond op tientallen. Cijfers zijn op basis van de politie registratie waarbij de aanleiding van het opgestarte ID-onderzoek een aanvraag asiel is. Dit kan afwijken van het aantal eerste asielaanvragen dat door de IND wordt geregistreerd. De KMar voert ook ID-onderzoeken uit, met name op Schiphol.
15. Vraag:
Hoeveel van de asielzoekers die in 2020 en in 2021 (tot nu toe) geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?
Antwoord:
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over documenten maakt immers deel uit van de algehele beoordeling. Bij het verlenen van een verblijfsvergunning is altijd onderzoek gedaan naar de identiteit en nationaliteit.
16. Vraag:
Zijn u en uw ministerie klaar voor een snelle en effectieve invoering van het EU-migratiepact? Zo nee, wat is er nog nodig?
Antwoord:
Het EU-migratiepact bestaat uit negen verordeningen en een richtlijn, die samen de hervorming van het Europese migratie en asielbeleid moeten bewerkstelligen. De EU-verordening tot oprichting van een EU-hervestigingskader is nu al van toepassing. De andere negen rechtsinstrumenten van het EU-migratiepact zijn echter pas met ingang van 12 juni 2026 van toepassing. De periode tot aan 12 juni 2026 moet door de lidstaten worden gebruikt om per die datum hun nationale wet- en regelgeving en procedures in overeenstemming met de negen rechtsinstrumenten te laten zijn.
Mijn ministerie is samen met de betrokken uitvoeringsorganisaties bezig met de voorbereidingen om te zorgen dat we op 12 juni 2026 klaar zijn om conform de nieuwe EU-wetgeving te werken. De uitvoeringsorganisaties stellen vast in implementatieplannen wat nodig is om de nieuwe verordeningen in te voeren. De weerslag hiervan wordt opgenomen in het Nationale Implementatie Plan (NIP) dat Nederland uiterlijk op 12 december 2024 bij de Commissie moet aanleveren. Onderdeel hiervan zijn de incidentele en structurele kosten die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe EU-regelgeving in ons nationale asiel- en opvangstelsel.
Het EU-migratiepact kan alleen slagen als alle lidstaten de nieuwe regels tijdig en adequaat invoeren. Ik blijf hierover in overleg met de andere lidstaten.
17. Vraag:
Hoeveel asielzoekers hebben tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen?
Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. In het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023» staan de misdrijven uitgesplitst naar type.
Een afwijzing of intrekking op grond van openbare orde kan slechts geschieden wanneer de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een ernstig misdrijf en er een minimale straf van zes maanden bij een subsidiaire beschermingsstatus en tien maanden bij een vluchtelingenstatus is opgelegd (art. 3.86, Vreemdelingenbesluit). Dat is mogelijk als het misdrijf in Nederland is gepleegd of in een ander land. Dit wordt echter niet afzonderlijk geregistreerd.
Het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde-aspecten is bekend. In 2023 zijn op grond van openbare orde circa 10 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en circa 20 asielaanvragen afgewezen.
Het is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn de gevraagde cijfermatige gegevens te genereren inzake het vertrek van asielzoekers van wie de asielvergunning vanwege openbare orde is ingetrokken of afgewezen.
Er zijn wel cijfers bekend inzake het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen, veelal aangeduid als VRIS-ers. In 2024 tot en met augustus zijn circa 840 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan circa 680 (80%) aantoonbaar en circa 170 (20%) zelfstandig zonder toezicht.
Bronnen: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023», Staat van Migratie 2024; Dienst Terugkeer en Vertrek, 31 augustus 2024.
18. Vraag:
Hoeveel incidenten hebben er plaatsgevonden uitgesplitst naar locatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA-locatie)?
Antwoord:
COA publiceert jaarlijks een overzicht van de incidentenregistraties per COA-locatie. Deze overzichten zijn te vinden op de website van het COA: https://www.coa.nl/nl/incidentenregistraties
Volledigheidshalve is het incidentenoverzicht over 2023 als separate bijlage bijgevoegd.
19. Vraag:
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van veroordeelden niet. De nationaliteit van veroordeelden is wel bekend. Hiervoor wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 287 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 is in 16.735 zaken een persoon met een niet-Nederlandse nationaliteit veroordeeld in
eerste aanleg vanwege het plegen van een misdrijf. In 2.542 zaken met een veroordeling in 2022 in eerste aanleg was er geen nationaliteit geregistreerd in de registratiesystemen of was de nationaliteit onbekend. Het aantal zaken is niet gelijk aan het aantal unieke personen. Een persoon kan immers in meerdere zaken zijn veroordeeld. Personen met een niet-Nederlandse nationaliteit kunnen zowel personen zijn die in Nederland wonen (bijvoorbeeld andere EU-burgers en derdelanders) of personen die buiten Nederland woonachtig zijn (bijvoorbeeld toeristen).
Voorts zijn cijfers bekend inzake het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen, veelal aangeduid als VRIS-ers. In 2024 tot en met augustus zijn circa 840 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan circa 680 (80%) aantoonbaar en circa 170 (20%) zelfstandig zonder toezicht.
Bronnen: Raad voor de rechtspraak (peildatum 21 december 2023); Dienst Terugkeer en Vertrek (peildatum 31 augustus 2024).
20. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn in heel 2020 en in 2021 (tot nu toe) door de politie aangehouden?
Antwoord:
Voor het antwoord wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 288 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 heeft de politie 21.700 personen met een niet-Nederlandse nationaliteit aangehouden. Het totaal aantal aangehouden personen was 88.760. In 2023 (t/m november 2023) heeft de politie 21.480 personen met een niet-Nederlandse nationaliteit aangehouden. Het totaal aantal aangehouden personen was 80.860. Ten aanzien van deze aantallen geldt dat dit het aantal aangehouden unieke personen betreft van 12 jaar en ouder. Personen met een niet-Nederlandse nationaliteit kunnen in Nederland wonen, maar kunnen ook buiten Nederland woonachtig zijn, zoals toeristen.
Bron: Politie (peildatum: 30 november 2023), aantallen zijn afgerond op tientallen.
21. Vraag:
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn er het afgelopen jaar in aanraking geweest met justitie/politie?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet. Deze vraag kan daarom maar ten dele worden beantwoord.
In 2023 zijn er in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar in COA-opvang verbleven verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. In het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023», dat jaarlijks wordt opgeleverd, staan de misdrijven uitgesplitst naar type. Overtredingen blijven in het WODC-rapport buiten beschouwing omdat het gaat om relatief lichte feiten, zoals openbare dronkenschap en rijden zonder rijbewijs.
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»
22. Vraag:
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen/(oud)statushouders?
Antwoord:
Welk aandeel van de veroordelingen specifiek betrekking heeft op asielzoekers of (oud)statushouders, kan niet worden bepaald omdat de strafrechtketen de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet registreert.
In 2023 deed de rechter uitspraak in 2.560 zaken waarbij de verdachte ten tijde van het misdrijf woonachtig was op een COA- of CNO-locatie. Bij 96% (2.190 zaken) werd de verdachte schuldig bevonden.
Voorts is ook de nationaliteit van veroordeelde personen bekend. Hiervoor wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 290 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 had 26,5% van de veroordelingen voor misdrijven betrekking op een persoon met een niet-Nederlandse nationaliteit. In 2023 (t/m oktober 2023) was dit aandeel 28,5%. Personen met een niet-Nederlandse nationaliteit kunnen in Nederland wonen, maar ook buiten Nederland woonachtig zijn.
Bronnen: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»; Raad voor de rechtspraak (peildatum 22 december 2023).
23. Vraag:
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 291 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen, worden deze onderzocht op echtheid door de KMar of Bureau Documenten van de IND. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten of het ontbreken daarvan.
Bureau Documenten van de IND onderzoekt naast originele reis- en identiteitsdocumenten ook brondocumenten op echtheid, in zowel reguliere als asielprocedures. Daarnaast hebben de IND loketmedewerkers een training documentenherkenning gevolgd om de echtheid van documenten te beoordelen indien de vreemdeling een reguliere aanvraag indient. Het aantreffen van vervalste of onjuiste documenten wordt niet apart geregistreerd door de IND.
In de periode januari 2023 t/m november 2023 is door de KMar in Ter Apel 23.900 keer geregistreerd dat een document naar aanleiding van een asielaanvraag is gecontroleerd op echtheid. In 440 van deze gevallen was sprake van een vervalst of onjuist document. In 2022 heeft de KMar in Ter Apel 27.850 keer geregistreerd dat een document naar aanleiding van een asielaanvraag is gecontroleerd op echtheid. In 550 van deze gevallen was sprake van een vervalst of onjuist document.
Bureau Documenten heeft in de periode van januari 2023 t/m september 2023 94.170 documenten onderzocht. In 2.470 gevallen werd het document als negatief beoordeeld. Een negatieve beoordeling in het bestuursrecht is vergelijkbaar met de uitkomst vals/vervalst in het strafrecht.
24. Vraag:
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude/ het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?
Antwoord:
Uit de handmatig bijgehouden gegevens is gebleken dat in 2023 door de IND circa 70 keer een aangifte is opgemaakt van migratiefraude. Dit heeft geleid tot circa 10 formele aangiftes die hebben geresulteerd in een verder strafrechtelijk vervolgtraject.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
25. Vraag:
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle noodopvanglocaties, wanneer hun contracten aflopen, hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst?
Antwoord:
In de bijlage is het betreffende overzicht opgenomen.
26. Vraag:
Welk percentage asielaanvragen wordt toegekend in de diverse EU-lidstaten, inclusief Nederland? Wat is het gemiddelde inwilligingspercentage voor eerste aanvragen en nareizigers?
Antwoord:
Om de inwilligingspercentages van EU-lidstaten onderling te kunnen vergelijken, dient gebruik te worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
De definities van Eurostat verschillen van de nationale definities. De Eurostat-tabellen met asielafdoeningen in eerste aanleg bevatten het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). De aantallen in Eurostat kunnen niet worden onderscheiden naar type aanvraag. Voorts zijn buitenbehandelingstelling vanwege de Dublinverordening niet in de Eurostat-cijfers opgenomen. Daardoor vallen de inwilligingspercentages hoger uit dan wanneer wordt gekeken naar rapportages volgens de gebruikelijke Nederlandse definities. Tot slot is van belang bij deze cijfers te benoemen dat het inwilligingspercentage ook afhangt van de nationaliteiten en het profiel van de vreemdelingen die in de betreffende lidstaten asiel aanvragen. Zo kent Nederland een relatief hoge instroom van Syriërs en Jemenieten.
De gevraagde gegevens over nareis in andere EU-lidstaten zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het nareisbeleid.
In de tabel in de bijlage is het inwilligingspercentage van asielaanvragen in eerste aanleg van de 27 EU-lidstaten, 2023 en in de eerste helft van 2024 opgenomen.
27. Vraag:
Wat is het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de eerste asielinstroom in Nederland en de EU?
Antwoord:
Om het aandeel mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen binnen de eerste asielaanvragen Europees te kunnen vergelijken wordt gebruik gemaakt van de gegevens in Eurostat. De gegevens daarover zijn in de bijlage opgenomen.
Hierbij wordt opgemerkt dat het complex is om het aandeel van alleenstaande minderjarige vreemdelingen van lidstaten met elkaar te vergelijken. In sommige lidstaten is het toelatingsbeleid voor amv veelal gebaseerd op kinderbescherming. In die landen is het aanvragen van asiel niet nodig om als minderjarige rechtmatig verblijf te krijgen.
Daarnaast vragen amv soms in verschillende lidstaten asiel aan waardoor er overlap zit tussen het aantal asielaanvragen in de verschillende Europese lidstaten.
28. Vraag:
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld laten overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging?
Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 297 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Het gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per toegelaten asielzoeker is als volgt. In 2022 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 1,4 nareisaanvragen ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde mvv nareis per jaar is gedeeld door het aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer.
Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen.
Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet- Nederlandse referenten (bedrijven, scholen of organisaties die belang hebben bij de komst van een vreemdeling), ongeacht het verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,6.
Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 29.
De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het nareis- en reguliere gezinsmigratiebeleid
29. Vraag:
Hoeveel partners/gezinsleden laat een zich in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 298 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Deze vraag kan niet worden beantwoord. Wel is de vraag te beantwoorden hoeveel partners c.q. gezinsleden niet-Nederlandse referenten gemiddeld in de periode 2014 tot en met november 2023 naar Nederland hebben laten komen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven). Dit is gemiddeld 1,6.
Bron: IND, Metis (peildatum december 2023).
30. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie de afgelopen vijf jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 299 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In de periode van 2018 tot en met 2022 zijn 165.670 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Daarnaast zijn in de periode van 2018 tot en met 2022 32.580 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd.
Vergunninghouders asiel kunnen binnen drie maanden na verlening van de vergunning asiel voor bepaalde tijd een verzoek indienen voor gezinshereniging. Migranten die op grond daarvan Nederland inreizen worden nareizigers genoemd. Zij vallen onder de categorie asielmigratie, net als asielzoekers en hervestigde vluchtelingen.
Voor reguliere migranten, zoals in het kader van kennis en talent die een verzoek tot gezinsmigratie indienen, en voor vergunninghouders asiel die langer dan drie maanden na verlening een verzoek indienen voor gezinshereniging, geldt het reguliere beleid voor gezinshereniging.
Bron: IND, standdatum december 2023.
31. Vraag:
Hoeveel asielzoekers die afgewezen zijn dienen weer opnieuw een asielaanvraag in?
Antwoord:
Een vreemdeling kan opnieuw een asielverzoek indienen nadat de IND een eerdere asielaanvraag heeft afgewezen of een verblijfsvergunning asiel heeft ingetrokken. Voorwaarde voor het doen van een herhaalde asielaanvraag is dat er sprake is van nieuwe elementen en bevindingen.
In 2023 zijn 1.390 herhaalde asielverzoeken ingediend. In 2024 tot en met augustus zijn 1.060 herhaalde asielverzoeken ingediend.
Bron: IND Asylum Trends, augustus 2024; Staat van Migratie 2024; cijfers afgerond op tientallen.
32. Vraag:
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 301 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 zijn 2.390 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde periode zijn 123.360 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
33. Vraag:
In hoeveel gevallen heeft de hoofddirecteur van de IND een verblijfsvergunning verleend op basis van schrijnende omstandigheden?
Antwoord:
Dit aantal is ongewijzigd gebleven (peildatum 25 september 2024) sinds de vaststelling van de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27). Toen is de vraag gesteld:
In hoeveel zaken heeft de IND de discretionaire bevoegdheid toegepast in 2022 en 2023? (vraag nr. 352).
Het antwoord hierop luidde:
In de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 december 2023 heeft de DG IND (voorheen Hoofddirecteur van de IND) ten aanzien van 15 personen gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid.
34. Vraag:
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn de afgelopen vijf jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 302 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Zoals in eerdere jaren aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van «islamitische landen». Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV begroting omtrent migratie uit «islamitische landen» is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd.
Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn in 2022 van migranten uit deze landen 26.430 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 29.950 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd.
Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een «islamitisch land» niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een «niet-islamitisch land» het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een «islamitisch land» kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt.
Bron IND, cijfers afgerond op tientallen.
35. Vraag:
Hoe vaak is door machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en waarbij toch niet aan het MVV- vereiste is voldaan?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 303 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 zijn in totaal 15.350 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 1.870 aanvragen afgewezen.
Redenen voor afwijzing van de aanvraag zijn – naast het niet voldoen aan het MVV-vereiste – bijvoorbeeld het niet hebben van voldoende en duurzame middelen van bestaan, het niet overleggen van de gevraagde bewijsstukken en documenten ten aanzien van de identiteit en nationaliteit en de (on)gehuwde relatie met de referent in Nederland.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste. Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
36. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het mvv-vereiste en op welke gronden?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 304 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 zijn in totaal 15.350 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 12.190 aanvragen ingewilligd, hetgeen betekent dat deze vreemdelingen zijn vrijgesteld van het MVV-vereiste.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste. Er kunnen meerdere vrijstellingsgronden tegelijk aan de orde zijn.
Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
37. Vraag:
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 305 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 hebben 32.390 kennismigranten een verblijfsvergunning gekregen.1
Het verblijfsrecht van kennismigranten is in 2022 in 80 gevallen geweigerd en in 1.670 gevallen ingetrokken, omdat niet (meer) aan één of meer voorwaarden van de betreffende regeling is voldaan.2 Te denken hierbij valt aan het niet (langer) voldoen aan het looncriterium, voortijdige beëindiging van het dienstverband/overplaatsing, of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel achterhouden van gegevens. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is op grond van bestaande registratie niet te genereren hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
38. Vraag:
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 306 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 is in circa 1.030 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 200 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 830 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan een of meerdere voorwaarden uit de Richtlijn vrij verkeer van personen is voldaan.
De redenen voor verblijfsbeëindiging zijn een beroep op de algemene middelen, openbare orde en veiligheid, volksgezondheid of vanwege rechtsmisbruik en fraude. Doordat meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registraties niet te bepalen op welke grond de intrekking heeft plaatsgevonden.
Inschrijving bij de IND is voor EU-burgers niet verplicht.3 Wanneer EU burgers de intentie hebben korter dan vier maanden in Nederland te blijven, hebben zij evenmin de verplichting om zich in te schrijven in de BRP. Dat betekent dat EU-burgers Nederland ook weer kunnen verlaten zonder dat zij zich hoeven af te melden bij de Nederlandse overheid. Het totaal aantal vertrokken EU-onderdanen zonder verblijfsrecht in Nederland is dan ook niet te genereren, omdat deze vreemdelingen niet allemaal in beeld zijn van de overheid.
Over de intrekkingen in omliggende landen zijn er bij de IND geen gegevens bekend.
Wel kan nagegaan worden hoeveel EU-onderdanen uit de caseload van DT&V Nederland hebben verlaten. In 2022 zijn circa 540 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 470 via gedwongen vertrek. In 2023 zijn 570 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 550 via gedwongen vertrek.
Bron: IND cijfers afgerond op tientallen, DT&V cijfers afgerond op tientallen.
39. Vraag:
Hoe vaak is vorig jaar EU-verblijfsrecht gevraagd door partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden? Hoeveel van deze aanvragen zijn ingewilligd?
Antwoord:
In 2023 zijn in Nederland 5.800 aanvragen ingediend voor een EU-document door partners en familieleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hadden. In 2023 zijn 4.890 aanvragen afgehandeld. Hiervan is 83% ingewilligd. Dit is exclusief aanvragen derdelands verzorgende ouder bij Nederlands kind (arrest Chavez-Vilchez).
In 2023 zijn in Nederland 4.770 aanvragen ingediend voor een derdelands verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind (arrest Chavez-Vilchez), waarvan 1.340 vernieuwingsaanvragen. In 2023 zijn in totaal 4.160 aanvragen afgehandeld. Hiervan is 82% ingewilligd.
De aanvragen en de afgehandelde aanvragen betreffen niet noodzakelijkerwijs dezelfde procedures. Een aanvraag en de afhandeling daarvan hoeven niet in dezelfde periode te geschieden.
Bron: Staat van Migratie 2024
40. Vraag:
Hoe vaak zijn vorig jaar verblijfsdocumenten aangemerkt als zijnde verloren of gestolen? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal verloren of gestolen paspoorten, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal mensen dat dergelijke documenten bezit?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 309 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 zijn c.a. 9.240 aanvragen ontvangen voor het vervangen van het verblijfsdocument vanwege verlies of diefstal. Het totaal aantal geldige verblijfsdocumenten kan niet uit de beschikbare gegevenssystemen worden gegenereerd. Op de vraag hoe dit zich verhoudt tot het aantal verloren of gestolen paspoorten is derhalve geen antwoord te geven.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen
41. Vraag:
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 310 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
In 2022 zijn 10.220 reguliere vergunningen ingetrokken. De IND kan een reguliere verblijfsvergunning intrekken omdat iemand bijvoorbeeld een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of omdat iemand uit Nederland is vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen.
Omdat de registratie van deze redenen niet eenduidig gebeurt, is het niet mogelijk cijfers per reden van intrekking uitgesplitst te genereren, maar slechts een totaal.
In 2022 zijn 360 asielvergunningen ingetrokken. Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is of wanneer de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen en vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven.
In 2022 zijn 40 asielvergunningen ingetrokken omdat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden. 20 asielvergunningen zijn ingetrokken omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is; 20 vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven; 10 vanwege het verplaatsen van het hoofdverblijf en 270 vanwege het vervallen van de verleningsgrond. Het vervallen van de verleningsgrond is bijvoorbeeld van toepassing wanneer de vreemdeling terugkeert naar het land van herkomst.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
42. Vraag:
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven/ openbare orde?
Antwoord:
Een aanvraag om een verblijfsvergunning kan worden afgewezen op grond van strijd met de openbare orde. Het is voor de afwijzing niet relevant of het misdrijf in Nederland of een ander land is gepleegd. De plaats waar het misdrijf is gepleegd, wordt echter niet door de IND geregistreerd.
Voor de reguliere verblijfsdoelen kan niet uit de IND-systemen worden gehaald of een aanvraag is afgewezen op grond van de openbare orde. Wel kan het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde worden genoemd.
In 2023 zijn ca. 20 asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in 2022 waren dit ca. 10 zaken. De cijfers zijn afgerond op tientallen. Voorts is in 2022 op 19 vreemdelingen artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing verklaard. Dit cijfer kon vanwege de korte antwoordtermijn niet worden geactualiseerd.
Bron: Staat van Migratie 2024; IND.
43. Vraag:
Hoe wordt gecontroleerd of asielzoekers in het land van herkomst geen misdrijven hebben gepleegd?
Antwoord:
Bij de asielaanvraag dient de vreemdeling (van 12 jaar en ouder) een antecedentenverklaring in te vullen waarin hij verklaart zich niet schuldig te hebben gemaakt aan het begaan van strafbare feiten. Als hij dit niet kan, moet hij aangeven welke strafbare feiten hij heeft begaan. Aan het begin van de asielprocedure worden standaard nationale en internationale registers gecheckt, waaronder het Schengeninformatiesysteem (SIS). Indien de vreemdeling gesignaleerd staat in SIS, wordt altijd navraag gedaan bij deze lidstaat naar de reden van signalering en wordt een eventueel vonnis opgevraagd. Indien nodig wordt ECRIS (European Criminal Records Information System) bevraagd, bijvoorbeeld als er signalen zijn dat de vreemdeling in een lidstaat is veroordeeld of daar langdurig heeft verbleven. Er zijn geen registers om te bekijken of een asielzoeker veroordeeld is in derde landen. Tijdens de asielprocedure, waaronder het registratie- en identificatieproces, is er aandacht voor het onderkennen van signalen die wijzen op betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven en mensenrechtenschendingen, mensenhandel, openbare orde of signalen die de nationale veiligheid raken. Voor alle asielzoekers vanaf 12 jaar geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor o.a. signalen die kunnen wijzen op oorlogsmisdrijven of mensenrechtenschendingen (als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag). Bij aanwijzingen dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke misdrijven wordt een 1F-onderzoek opgestart door Unit 1F. Naast deze screening, kunnen er ook tijdens en ná afloop van de procedure signalen bij de IND binnenkomen over mogelijke strafbare feiten of signalen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden opgestart.
Tijdens de screening is er ook specifieke aandacht voor signalen die er op kunnen wijzen dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Ook hierbij geldt dat deze signalen ook tijdens en ná afloop van de procedure kunnen binnenkomen bij de IND. Als er aanwijzingen zijn dat iemand (mogelijk) een gevaar vormt voor de nationale veiligheid dan wordt de asielaanvraag behandeld door het Team Speciale Zaken en wordt het signaal gedeeld met de AIVD.
Ondanks alle inspanningen, betrachte zorgvuldigheid en alertheid op signalen kan er geen absolute garantie worden afgegeven dat elk misdrijf dat in het buitenland is gepleegd ook wordt opgemerkt.
44. Vraag:
Hoe vaak is actief (door de Vreemdelingendienst) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde administratieve controles in de systemen, voert de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie in het kader van het binnenlands vreemdelingentoezicht persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vreemdelingen nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten bij gezinsmigratie.
De gegevens over persoonsgerichte controles door AVIM/politie zijn opgenomen in de tabel in de bijlage. Uit de geautomatiseerde gegevenssystemen van de migratieketen is niet op te maken in hoeveel gevallen het hierbij een persoonsgerichte controle bij een vergunninghouder betreft.
Bron: Staat van Migratie 2023 en 2024. Cijfers afgerond op tientallen.
45. Vraag:
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd c.q. omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 314 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Van de 20.800 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2022 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 120 afgewezen en 1.180 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend, dubbele aanvraag).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij reeds genaturaliseerd zijn of niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
46. Vraag:
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 315 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Op 1 november 2023 hadden er 132.150 vreemdelingen in Nederland een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel. Daarvan hadden 105.610 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 26.540 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen
47. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2010 tot en met 2023?
Antwoord:
In 2023 zijn 15.590 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken, waarvan 5.430 gedwongen en 10.160 zelfstandig. Daarnaast zijn 7.550 vreemdelingen zelfstandig vertrokken zonder toezicht. In de tabel in de bijlage zijn de overige jaren opgenomen.
Bronnen: Staat van Migratie (voor de jaren 2019 t/m 2023) en Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+. Peildatum: 30 november 2023.(2010–2018)
48. Vraag:
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Antwoord:
Vrijwel alle herkomstlanden verlenen consulaire bijstand aan eigen onderdanen die vrijwillig willen terugkeren, maar bijvoorbeeld niet beschikken over de juiste (reis)documenten. Daarnaast werkt het merendeel van de herkomstlanden in meer of mindere mate mee aan gedwongen terugkeer van eigen onderdanen. Het is lastig om een eenduidige lijst te maken van landen die wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Eerder is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren. Het kabinet zet zich ervoor in om zoveel als mogelijk vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten terugkeren. In dat kader worden verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren, zowel in bilateraal, als in EU verband. Zo werkt Nederland via operationele, diplomatieke en EU wegen aan een verbetering van de samenwerking met derde landen als Guinee en Somalië.
49. Vraag:
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn er afgelopen jaar in aanraking geweest met politie en/of justitie?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 21.
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet. Deze vraag kan daarom maar ten dele worden beantwoord.
In 2023 zijn er in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar in COA-opvang verbleven verdacht van een misdrijf. In het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»,dat jaarlijks wordt opgeleverd, staan de misdrijven uitgesplitst naar type. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. Overtredingen blijven in het WODC-rapport buiten beschouwing omdat het gaat om relatief lichte feiten, zoals openbare dronkenschap en rijden zonder rijbewijs.
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»
50. Vraag:
Hoeveel asielzoekers die onherroepelijk zijn veroordeeld zijn voor een misdrijf zijn uitgezet?
Antwoord:
Deze combinatie van factoren valt niet uit de informatiesystemen van de DTenV te halen. Er is wel informatie bekend over Vreemdelingen in de Strafrechtkeren (VRIS). Daarvoor wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 61.
51. Vraag:
Hoeveel wapens zijn er afgelopen jaar aangetroffen in en rondom de COA-locaties?
Antwoord:
Het COA houdt deze informatie niet bij. Deze vraag kan daarom op dit moment niet beantwoord worden.
52. Vraag:
Hoe vaak heeft het kabinet negatieve prikkels aangewend om landen van herkomst te bewegen tot het terugnemen van onderdanen? Welke sancties zijn er uitgevoerd?
Antwoord:
Voor landen die onvoldoende meewerken op terugkeer kan het kabinet inzetten op maatregelen zoals visummaatregelen onder artikel 25bis van de Visumcode. Deze visummaatregelen worden genomen in EU verband waardoor de inzet meer gewicht in de schaal legt. Zo nam de JBZ-Raad (De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken) in 2021 en 2022 visummaatregelen tegen Gambia, waarna de terugkeersamenwerking verbeterde. De Raad besloot daarom om deze visummaatregelen gedeeltelijk in te trekken. Op 29 april jl. werd het voorstel tot het nemen van beperkende visummaatregelen voor Ethiopië aangenomen in de Raad4. Het kabinet is doorlopend met Ethiopië in gesprek om de terugkeersamenwerking te verbeteren. Een welwillendere opstelling van de Ethiopische autoriteiten heeft geleid tot een voorzichtige eerste stap in de verbetering van de samenwerking. Nederland blijft in gesprek met de Ethiopische autoriteiten om ervoor te zorgen dat er sprake is van een significante verbetering die resulteert in het structureel kunnen effectueren van terugkeer. Daarnaast zijn er door de Europese Commissie voorstellen gedaan voor visummaatregelen tegen Bangladesh, Irak, Senegal, en Somalië. Binnen deze context werkt het kabinet met deze landen aan het verbeteren van de terugkeersamenwerking. Ook zet het kabinet zich ervoor in om in de herziening van het EU Algemeen Preferentieel Stelsel, waaronder bepaalde ontwikkelingslanden tariefpreferenties genieten, een koppeling op te nemen met terugkeersamenwerking.
53. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn gedwongen teruggestuurd naar Marokko? Wat is de reden van gedwongen terugkeer? Hoe vaak had gedwongen terugkeer moeten plaatsvinden, maar is dit niet gelukt? Wat is de reden voor deze mislukking en wat heeft het kabinet gedaan om dit te corrigeren?
Antwoord:
In 2024 zijn tot september 130 vreemdelingen gedwongen en 70 vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd naar Marokko. In dezelfde periode zijn 390 Marokkanen met onbekende bestemming vertrokken, waarvan 120 na opheffing van een bewaringsmaatregel. Terugkeer heeft in die gevallen (nog) niet plaatsgevonden of dit kan niet worden geverifieerd. Redenen die daaraan ten grondslag kunnen liggen zijn onttrekking aan het overheidstoezicht en de hoge motiveringseisen en voortvarendheidsvereisten die bij vreemdelingenbewaring van toepassing zijn. De afgelopen jaren is door een geïntensiveerde migratiedialoog tussen Nederland en Marokko een forse verbetering te zien in de samenwerking op terugkeer. De inzet is erop gericht de samenwerking te bestendigen en op een aantal aspecten te verdiepen, bijvoorbeeld op genoemde doorlooptijden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Kamerbrief van 18 december 2023.
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
54. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen zijn er dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Uit gegevens van DJI blijkt dat de instroom in vreemdelingenbewaring in 2024 tot en met augustus 2.520 vreemdelingen betrof. In 2023 was dit in totaal 3.260 (2.260 in 2023 tot en met augustus).
Uit gegevens van de DTenV blijkt dat vreemdelingen waarvan in 2024 tot en met augustus de bewaring werd opgeheven, in 1.630 gevallen Nederland aantoonbaar hebben verlaten. In 2023 betrof dit 1.990 vreemdelingen. Vreemdelingen die in 2023 in bewaring zijn gesteld, kunnen vanwege de doorlooptijd van een bewaringsmaatregel onderdeel zijn van de terugkeercijfers over 2024.
Vanwege verschil in de vraagstelling komen de cijfers in deze beantwoording niet overeen met die van vraag 55 («in vreemdelingenbewaring geplaatst» tegenover «in vreemdelingenbewaring gezeten»).
Bronnen: DJI en DTenV, cijfers afgerond op tientallen
55. Vraag:
Hoeveel van de vreemdelingen die het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie hebben gezeten, zijn daar meer dan één keer vastgezet?
Antwoord:
In 2024 t/m augustus hebben ca. 2.640 unieke personen in vreemdelingenbewaring gezeten, waarvan ca. 180 personen meer dan één keer. In heel 2023 hebben ca. 3.130 unieke personen in vreemdelingenbewaring gezeten, waarvan ca. 270 personen meer dan één keer.
56. Vraag:
Hoeveel van de aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) overgedragen personen hebben in de afgelopen vijf jaar daadwerkelijk Nederland aantoonbaar verlaten? Zou u dit willen uitsplitsen naar aantallen overdrachten/vertrekken per jaar?
Antwoord:
In de periode van 2020 tot en met augustus 2024 zijn de dossiers van 70.230 personen aan de DTenV overgedragen (in de tabel genoemd: instroom). In dezelfde periode zijn 22.550 personen uit de caseload van de DTenV aantoonbaar uit Nederland vertrokken. In de tabel in de bijlage staat een uitsplitsing naar jaartal en soort vertrek. De cijfers zijn illustratief voor de weerbarstigheid van het terugkeerproces.
57. Vraag:
Hoe vaak moet de DT&V een geplande uitzetting afbreken als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie van het terugkeerproces? Welke kosten brengen deze wandaden met zich mee?
Antwoord:
In 2024 zijn tot en met augustus in totaal 2.200 door de DTenV geboekte vluchten geannuleerd. Dit betreft zowel vluchten ten behoeve van zelfstandig vertrek als uitzettingen. In 1.580 gevallen is de annulering te relateren aan het handelen van de vreemdeling. De meest voorkomende situaties zijn onttrekken aan overheidstoezicht (1.040) en het indienen van nieuwe procedures (380). Verzet kort voorafgaand aan de vlucht komt minder vaak voor (140). De kosten van annuleringen hangen nauw samen met individuele eigenschappen van een zaak en raken diverse uitvoeringsorganisaties zoals de DT&V, de KMar en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Er is daarom geen overkoepelend beeld van deze kosten.
Gezien de weerbarstigheid van terugkeerprocedures werkt de DTenV in de regel met tickets die wijzigbaar dan wel annuleerbaar zijn. De keuze voor een ticket, uiteenlopend van niet wijzig- of annuleerbaar tot kosteloos volledig annuleerbaar, wordt gemaakt op basis van ervaringscijfers.
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
58. Vraag:
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?
Antwoord:
Vanuit de gezinslocaties zijn in 2024 tot en met augustus 20 individuele vreemdelingen behorend tot een gezin teruggekeerd naar het land van herkomst. Ter vergelijking met voorgaande jaren: 2023 (20), 2022 (20), 2021 (40) en 2020 (80).
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
59. Vraag:
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken c.q. hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?
Antwoord:
Derderlanders die geen recht meer hebben op verblijf of illegaal worden aangetroffen krijgen een terugkeerbesluit. In het terugkeerbesluit staat binnen welke termijn de vreemdeling uit Nederland moet vertrekken. In 2023 ontvingen 21.265 derdelanders een terugkeerbesluit van de IND, KMar en/of politie. In 2023 hebben 6.855 derdelanders Nederland aantoonbaar verlaten na ontvangst van een terugkeerbesluit. Dit wil niet zeggen dat de andere derdelanders hun vertrekplicht hebben genegeerd. Een hernieuwde verblijfsaanvraag kan bijvoorbeeld leiden tot (al dan niet tijdelijk) recht op verblijf. Ook kunnen derdelanders zonder tussenkomst van de overheid zijn vertrokken uit Nederland.
In de EU-27 ontvingen in 2023 484.160 derdelanders een terugkeerbesluit en vertrokken 111.185 derdelanders na ontvangst van een terugkeerbesluit.
Het percentage vertrokken derdelanders ten opzichte van het aantal uitgereikte terugkeerbesluiten kan niet op basis van bovenstaande aantallen worden berekend, omdat de aantallen geen cohort vormen. De uitreiking van een terugkeerbesluit en het vertrek hoeven immers niet in hetzelfde jaar plaats te vinden.
Het WODC maakt periodiek een inschatting van het aantal in Nederland onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Uit dit onderzoek bleek dat de omvang van de populatie onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017 tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de circa 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen ligt. Het WODC maakt komend jaar een nieuwe schatting van het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen.
Over het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in andere EU-lidstaten zijn geen onderling goed vergelijkbare gegevens bekend.
Bronnen: Eurostat, Third country nationals ordered to leave – annual data (rounded), geraadpleegd op 25 september 2024; Eurostat, Third country nationals returned following an order to leave – annual data (rounded), geraadpleegd op 25 september 2024; Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 19 637, nr. 2688
60. Vraag:
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden op grond van artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet uitgezet?
Antwoord:
Het aantal vreemdelingen met een 1F-status in de werkvoorraad van de DT&V bedroeg 1 september 2024 110. Bij 80 van deze dossiers is ook sprake van een beletsel uit te zetten op grond van artikel 3 EVRM. Buiten vreemdelingen met een 1F-status kan niet uit de systemen van de DTenV gegenereerd worden of er sprake is van een 3 EVRM-beletsel. Het totaalaantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te genereren. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het toezicht onttrekken.
Artikel 3 EVRM is een absoluut verbod op uitzetting naar een land waar een persoon een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Echter, op de vreemdeling rust dan nog steeds de verplichting Nederland te verlaten. In die gevallen wordt bekeken of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
61. Vraag:
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring?
Antwoord:
De overheid heeft geen zicht op alle vreemdelingen die zich onrechtmatig in Nederland bevinden. Dit is inherent aan onrechtmatig verblijf. Zie voor nadere duiding daarvan de beantwoording van vraag 59.
Conform de afspraken in de ketenprocesbeschrijving Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS)5 draagt de strafrechtketen vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond over aan DT&V. Op 1 september 2024 had de DT&V 840 zogeheten VRIS-ers in de caseload. Nagenoeg alle VRIS-ers verblijven in een locatie van DJI. Vaak in verband met een (preventieve) hechtenis, gevangenisstraf of maatregel in een penitentiaire inrichting, maar ook in een detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring. Het uitgangspunt is vanzelfsprekend dat in al deze zaken wordt gewerkt aan terugkeer. In 2024 tot en met augustus zijn circa 840 VRIS-ers uit de caseload van de DTenV vertrokken, waarvan 680 (80%) aantoonbaar en 170 (20%) zelfstandig zonder toezicht. Van die laatste categorie is niet bekend of ze al dan niet nog in Nederland verblijven. In 2023 was het percentage aantoonbaar vertrek van VRIS-ers 74%.
Het slagen van een uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder informatie over identiteit en nationaliteit van betrokkene, de beschikbaarheid van reisdocumenten en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast kunnen nieuwe verblijfsaanvragen terugkeer (tijdelijk) frustreren. De opstelling van de vreemdeling kan van grote invloed zijn op deze factoren.
62. Vraag:
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?
Antwoord:
In 2023 zijn 17.630 dossiers overgedragen aan de DTenV. In 2024 tot september zijn dat er 11.680. In de registratie van de DTenV wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling, omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer om de omstandigheid dat personen niet (langer) in Nederland mogen blijven.
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
63. Vraag:
Hoeveel (gewelds) incidenten vonden er afgelopen jaar plaats in de centra voor vreemdelingendetentie in Rotterdam, Zeist en Schiphol? Om wat voor incidenten gaat dit en welke straffen zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland verwijderd?
Antwoord:
In 2024 t/m augustus hebben 35 geweldsincidenten tussen vreemdelingen onderling plaatsgevonden. De meeste verantwoordelijke vreemdelingen zijn op een strafcel geplaatst; een klein deel is afgezonderd op eigen cel.
In 2024 t/m augustus hebben 46 geweldsincidenten tegen personeel plaatsgevonden. Eén keer is een waarschuwing gegeven. Ook hierna zijn de meeste verantwoordelijke vreemdelingen op een strafcel geplaatst en is een klein deel afgezonderd op eigen cel.
In heel 2023 hebben 85 geweldsincidenten tussen vreemdelingen onderling plaatsgevonden. In heel 2023 hebben 65 geweldsincidenten tegen personeel plaatsgevonden. Ook in 2023 zijn de meeste verantwoordelijke vreemdelingen op een strafcel geplaatst en is een klein deel afgezonderd op eigen cel. In één geval zijn, na overleg met een arts in verband met de veiligheid van de vreemdeling, mechanische middelen toegepast.
64. Vraag:
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres c.q. in Nederland verblijven? Bij welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?
Antwoord:
Uw Kamer wordt verwezen naar antwoord 330 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Op peildatum 8 oktober 2023 woonden ca 4.500 personen in Nederland op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. Ca 1.590 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit (al deze cijfers zijn afgerond op tientallen).
Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Het betekent wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken.
Bron: CBS
65. Vraag:
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen en die worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten?
Antwoord:
Vanuit de rijksoverheid worden verschillende organisaties gesubsidieerd die actief zijn in de migratieketen. Zo ontvangt Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) subsidie om voorlichting over de asielprocedure te geven aan asielzoekers. VWN ontvangt in 2024 € 23 miljoen subsidie vanuit DG Migratie.
Een belangrijk deel van de subsidies is gericht op het ondersteunen van organisaties die zich bezig houden met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Voor het overzicht van de organisaties die daarvoor subsidie ontvangen, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 67.
Het Rijk houdt niet bij welke subsidies vanuit gemeenten aan organisaties worden verstrekt die zich bezighouden met het behartigen van belangen van vreemdelingen.
66. Vraag:
Hoeveel asieladvocaten zijn er in Nederland? Hoeveel zaken behandelen zij per jaar en hoeveel geld krijgen zij hiervoor?
Antwoord:
In 2023 waren er bij de Raad voor Rechtsbijstand 393 advocaten ingeschreven voor de specialisatie asielrecht. Dit is terug te vinden in het jaarverslag 2023 van de Raad (Advocaten en mediators – Jaarverslag 2023 (raadvoorrechtsbijstand.org)).
Het aantal toevoegingen binnen het asielrecht bedroeg in 2023 ongeveer 45.500. Ook dit is terug te vinden in het jaarverslag 2023 van de Raad (Asiel- en vreemdelingenrecht – Jaarverslag 2023 (raadvoorrechtsbijstand.org)). Er zijn in 2023 bijna 30.000 asielzaken vastgesteld. De totale vastgestelde vergoeding voor al deze zaken samen is € 32,7 mln. Voor het berekenen van de kosten is gekeken naar de totale vastgestelde vergoeding. Dit is de vergoeding inclusief reiskosten en BTW. Eventuele proceskostenaftrek is van dit bedrag afgetrokken. De resultaten gaan over zaken die zijn vastgesteld in 2023. Veel van deze zaken zijn gestart vóór 2023, en veel van de zaken die gestart zijn in 2023 worden pas later vastgesteld. Cijfers van zaken die niet op basis van een toevoeging worden behandeld zijn niet bekend.
67. Vraag:
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren?
Antwoord:
In Nederland zijn verschillende organisaties die subsidie ontvangen voor de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst. Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door, of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek.
Ook worden er verschillende projecten gefinancierd met middelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DT&V, onder andere projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), VluchtelingenWerk Nederland, de Stichting WereldWijd, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Goedwerk Foundation, Solid Road en Barka Nederland. Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is. De vreemdeling is daarbij vrij om gebruik te maken van iedere mogelijke ondersteuning.
In totaal is voor de DTenV ruim € 24 miljoen voor 2024 aan subsidies beschikbaar voor o.a. deze projecten. Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) worden subsidies verleend. Over de gerealiseerde terugkeer aantallen wordt in 2025 gerapporteerd in de staat van migratie.
68. Vraag:
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten gingen hiermee gepaard?
Antwoord:
Voor zover bekend wordt onderdak geboden aan vreemdelingen zonder recht op verblijf of rijksopvang in de voorzieningen in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) en in bed-bad-brood-voorzieningen.
Wat betreft de voorzieningen in het kader van het programma LVV gaat het om locaties in de gemeenten Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Vanuit deze voorzieningen zijn t/m 1 augustus 2024 in totaal 2293 personen uitgestroomd. Voor 1346 hiervan werd een (bestendige of semi-bestendige) oplossing voor hun situatie gevonden. Hiervan gold voor 224 personen dat zij uit Nederland zijn vertrokken.
Omdat de begeleidingstrajecten per geval kunnen verschillen in opzet en duur is er geen overzicht te geven van de kosten per traject. In 2023 ontvingen de betreffende gemeenten gezamenlijk een bedrag van 17,3 mln euro voor de kosten van onderdak en begeleiding van alle trajecten in de LVV, deels gefinancierd door het rijk en deels door de gemeenten.
Wat betreft de bed-bad-brood-voorzieningen is er geen volledig beeld van de locaties en het aantal vreemdelingen waaraan onderdak wordt geboden.
Overigens zal de rijksbijdrage aan de LVV per 1 januari 2025 worden beëindigd.
69. Vraag:
Welke gemeenten kennen een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Hoe hoog is deze per gemeente en met welk doel worden deze verstrekt?
Antwoord:
Het is niet bekend of en welke gemeenten een subsidieregeling voor bijstand aan uitgeprocedeerde vreemdelingen verstrekken. Voor zover bekend wordt onderdak geboden aan vreemdelingen zonder recht op verblijf of rijksopvang in de voorzieningen in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) en in bed-bad-brood-voorzieningen.
Door de pilotgemeenten in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) wordt leefgeld aan de deelnemers verstrekt. Het gaat om de gemeenten Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Utrecht. De hoogte van het leefgeld verschilt per gemeente en varieert tussen 40 en 60 euro per week voor deelnemers die in een onderdakvoorziening van de gemeente en/of NGO verblijven (cijfers 2022). Het leefgeld is bedoeld voor voeding, kleding, verzorgingsproducten en telefoon- en reiskosten. Naast gemeenten met een LVV zijn er ook gemeenten die nog bed-bad-brood bieden.
Het is niet bekend welke gemeenten met een bed-bad-brood voorziening leefgeld verstrekken aan uitgeprocedeerde vreemdelingen.
Overigens zal de rijksbijdrage aan de LVV per 1 januari 2025 worden beëindigd.
70. Vraag:
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen?
Antwoord:
Volgens UNHCR worden ongeveer 16.000 ontheemden (vluchtelingen, asielzoekers en «others of concern to UNHCR») opgevangen in de zes golfstaten (Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman).
In 2023 zijn door de golfstaten 338 personen erkend als vluchteling: door Saudi-Arabië 141, door de Verenigde Arabische Emiraten 142, door Koeweit 45 en door Oman en Qatar ieder 5. Voor Bahrein zijn voor 2023 nog geen gegevens beschikbaar.
Bron: UNHCR, Refugee Data Finder (geraadpleegd 24 september 2024)
71. Vraag:
Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen jaar teruggestuurd naar een ander EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren er?
Antwoord:
In 2024 zijn vanuit de caseload van de DTenV tot en met augustus 1.270 vreemdelingen aantoonbaar (zelfstandig of gedwongen) overgedragen aan een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening. In genoemde periode zijn 3.260 vreemdelingen met een Dublinclaim ingestroomd in de caseload van DTenV.
Ter toelichting op bovenstaande cijfers is relevant dat op jaarbasis uitstroomcijfers niet rechtstreeks te relateren zijn aan de instroomcijfers. Een Dublinclaimant kan bijvoorbeeld in de loop van 2024 de caseload van DTenV instromen en pas in 2025 uitstromen. Daarnaast accepteert Italië, voor Nederland qua aantallen een belangrijk Dublinland, al geruime tijd geen inkomende Dublinoverdrachten. In deze zaken verlopen de uiterste overdrachtstermijnen en wordt Nederland verantwoordelijk voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag.
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
72. Vraag:
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU-lidstaten? Wat is het inwilligingspercentage van deze take charge claims van de betreffende landen? Hoe vaak worden deze claims geweigerd, uitgesplitst per land? Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublinclaims door andere EU-lidstaten?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 337 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
De cijfers zien op de periode van 2018 t/m 2022.
337(a) Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar (2018 t/m 2022) ingediend en bij welke EU landen? Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 337(a).
337(b) Wat is het inwilligingspercentage van deze take charge claims (= overname claims) van de betreffende landen?
Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 337(b).
337(c) Hoe vaak worden deze claims geweigerd, graag uitgesplitst per land.
Zie voor de beantwoording de bijgevoegde tabel 337(c).
Welke kosten moet Nederland maken als gevolg van geweigerde Dublinclaims door andere EU landen?
Bij de gevraagde kostenberekening kan o.a. worden gedacht aan personeels- en huisvestingkosten in de keten omdat vreemdelingen deels opnieuw geclaimd zullen worden en deels opgenomen moeten worden in de nationale asielprocedure. Deze personeels- en huisvestingskosten worden niet geregistreerd en slaan neer bij verschillende organisaties binnen en buiten AenM. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet iedere afwijzing van een claim leidt tot een opname in de nationale procedure en daarmee tot kosten, bijvoorbeeld omdat een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken of omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is dan de lidstaat waar de claim was ingediend. De gevraagde kostenberekening kan derhalve niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van AenM.
Voor de geleverde cijfers geldt:
Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op tientallen. Cijfers tussen 0–9 worden aangegeven met < 10, een leeg veld is gelijk aan 0. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities.
73. Vraag:
Hoe vaak wordt (anders dan bij verlenging of omzetting van de verblijfsvergunning) gecontroleerd of asielzoekers nog aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, vooral met het oog op de veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst? Hoe vaak is dit bij de Syrische asielzoekers gebeurd? Klopt het dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op elk moment kan worden ingetrokken wanneer niet meer aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 338 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
De verleningsgrond van de asielvergunning vervalt wanneer de vreemdeling niet langer de bescherming van Nederland behoeft tegen de situatie in het land van herkomst vanwege individuele of algemene omstandigheden. In het algemeen geldt dat een beleidswijziging ten grondslag ligt aan de herbeoordeling van asielvergunningen voor bepaalde tijd vanwege een veranderde veiligheidssituatie in het land van herkomst. Er dient dan namelijk – conform artikel 3.37g VV, artikel 11, tweede lid, en artikel 16, tweede lid, van de EU kwalificatierichtlijn – door de Minister te zijn vastgesteld dat de wijziging van de situatie in het land van herkomst een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter heeft. Een dergelijke wijziging van de veiligheidssituatie heeft zich niet voorgedaan in Syrië. Uiteraard wordt de situatie in Syrië continu en nauwlettend in de gaten gehouden zowel aan de hand van de ambtsberichten die elk jaar verschijnen als in geval van tussentijdse ontwikkelingen.
Naast een gewijzigde veiligheidssituatie in het land van herkomst zijn er ook andere aanwijzingen voor het vervallen van de verleningsgrond, zoals terugreis door de vreemdeling naar het land van herkomst, een amnestieregeling in het land van herkomst en/of ander bewijs dat de feitelijke machthebbers de vreemdeling niet langer vervolgen zoals een rechterlijke uitspraak of de verplaatsing van het hoofdverblijf.
Indien de IND dergelijke meldingen ontvangt, wordt aan de hand van het geldende beleid en regelgeving individueel getoetst of de vreemdeling in het bezit kan blijven van een verblijfsvergunning dan wel of de verblijfsvergunning ingetrokken moet worden. Er is in deze zaken dan sprake van een volledige herbeoordeling.
In 2021 heeft de IND 190 asielvergunningen ingetrokken. In 2022 heeft de IND 360 asielvergunningen ingetrokken en in 2023 tot en met 18 december heeft de IND 110 asielvergunningen ingetrokken.
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.
74. Vraag:
Welk deel van de vluchtelingen die in het kader van hervestiging/herplaatsing naar Oost- of Zuid- Europese landen zijn gegaan is daar ook daadwerkelijk gebleven en niet doorgereisd naar andere (Europese) landen?
Antwoord:
Hierover zijn geen cijfermatige gegevens bekend. Wel geldt op basis van de huidige Dublinregels dat vluchtelingen die zijn hervestigd of herplaatst, bij doorreis naar een andere lidstaat in beginsel dienen terug te keren naar de lidstaat van hervestiging/herplaatsing. Onder de nieuwe afspraken in het kader van het Asiel- en migratiepact zal dit proces worden vereenvoudigd.
75. Vraag:
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders?
Antwoord:
Momenteel is het niet mogelijk om inzicht te bieden in het exacte aantal en het percentage sociale huurwoningen dat de afgelopen vijf jaar is toegewezen aan statushouders, omdat dit niet landelijk wordt bijgehouden. Eerdere berekeningen, van verschillende partijen, die zijn gedaan om een landelijk toewijzingspercentage te bepalen, zijn gebaseerd op diverse aannames en schattingen. Het CBS heeft met data uit 2021 berekend dat 3% (bijna 5000 woningen) van alle vrijgekomen corporatiewoningen werd toegewezen aan statushouders die ofwel in 2021 een verblijfsvergunning kregen, of met een eerder verkregen verblijfsvergunning aan het begin van dat jaar in een opvanglocatie van het COA woonden.6 Deze berekening biedt geen uitsplitsing voor het toewijzingspercentage sociale huurwoningen aan statushouders binnen verschillende huursegmenten, en ook geen uitsplitsing naar het deel van de vrijkomende sociale huurwoningen dat betrokken wordt door starters die geen sociale huurwoning achterlaten. Om die reden worden op deze berekening door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) momenteel verdiepende analyses uitgevoerd. Ook werkt de Minister van VRO op dit moment aan een oplossingsrichting waarmee het op termijn eenvoudiger wordt om meer inzicht te bieden in het toewijzingspercentage van sociale huurwoningen aan statushouders.
De tabel in de bijlage geeft een overzicht van de realisatie en achterstanden van de taakstelling huisvesting statushouders voor 2019 t/m de eerste helft van 2024. De kolom realisatie betreft het totaal aantal statushouders dat is gehuisvest. Hierbij wordt benadrukt dat de realisatiecijfers niet laten zien hoeveel huishoudens zijn gehuisvest en dus ook geen inzicht bieden in het aantal sociale huurwoningen dat in de afgelopen vijf jaar aan statushouders is toegewezen.
76. Vraag:
Hoeveel verblijfsprocedures doorloopt een vreemdeling gemiddeld wiens eerste verblijfsaanvraag is afgewezen? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 341 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Om inzicht te verkrijgen in het aantal verblijfsprocedures dat een vreemdeling doorloopt, nadat de eerste aanvraag is afgewezen, is een complexe analyse nodig die niet binnen de beantwoordingstermijn is te realiseren.
Voor een inzicht in het procedeergedrag van vreemdelingen wordt u verwezen naar het rapport van de onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht dat in juni 2019 aan uw Kamer is toegezonden.7 In bijlage C, vanaf pagina 118 treft u onder meer een cijfermatige analyse van de afwikkeling van de in 2017 en 2018 ingediende eerste asielverzoeken, en aanvullende informatie over tweede en volgende asielprocedures.
77. Vraag:
Bij hoeveel van de minderjarige vreemdelingen die momenteel in Nederland verblijven is medisch geverifieerd dat zij daadwerkelijk minderjarig zijn? In hoeveel gevallen kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld en is desondanks toch een verblijfsstatus toegekend?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar antwoord 342 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2024 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 27), wat hieronder is opgenomen:
Deze informatie kan niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND. Wel kan worden aangegeven dat elke alleenstaande minderjarige vreemdeling die asiel aanvraagt en zijn identiteit niet met documenten kan aantonen, na binnenkomst in Nederland wordt geschouwd door de afdeling AVIM van de politie (of KMar) en de IND. Wanneer de uitkomst hiervan is dat er twijfel bestaat over de gestelde leeftijd, wordt nader onderzoek gedaan. Dit kan bestaan uit een Dublin-onderzoek en/of een medisch leeftijdsonderzoek. In een Dublin-onderzoek wordt informatie omtrent de leeftijd van de gestelde minderjarige opgevraagd bij het eerste lidstaat waar de vreemdeling geregistreerd is. Bij een medisch leeftijdsonderzoek wordt aan de hand van Röntgenopnamen onderzoek verricht naar de door de gestelde minderjarige opgegeven leeftijd.
In 2022 heeft het NFI 62 medische leeftijdsonderzoeken uitgevoerd. In ongeveer 94% van deze zaken was de uitkomst dat de vreemdeling niet bewezen meerderjarig is.
Alleen als door middel van de genoemde onderzoeken naar de leeftijd vastgesteld wordt dat de vreemdeling meerderjarig is, wordt de leeftijd van de vreemdeling aangepast en wordt hij gedurende de verdere procedure als volwassene behandeld. Het verstrekken van onjuiste informatie over de identiteit, wordt als fraude-indicator betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
78. Vraag:
Hoeveel Oekraïners zijn er na 24 februari 2022 teruggegaan wegens vakantie en/of familiebezoek? Zijn er veilige gebieden in Oekraïne?
Antwoord:
De opvangtaak voor ontheemden uit Oekraïne ligt bij gemeenten. Gemeenten geven invulling aan deze taak. Doordat de verantwoordelijkheid decentraal is belegd, is er landelijk geen cijfermatig inzicht van hoeveel Oekraïners er na 24 februari 2022 teruggegaan zijn wegens vakantie en/of familiebezoek.
Zoals reeds toegelicht in de recente beantwoording van de Kamervragen d.d. 11 september 2024 ondervindt men overal in Oekraïne veiligheidsproblemen als gevolg van de Russische agressie, niet alleen aan de frontlinie in het oosten. De situatie is onvoorspelbaar en verandert met de dag. Een overzicht van de veiligheidssituatie per regio is op dit moment niet eenduidig te geven.8.
79. Vraag:
Hoeveel procent van de Oekraïners met inkomen betalen mee aan hun eigen opvang?
Antwoord:
De inning van de eigen bijdrage vindt plaats op decentraal niveau. Er is geen centrale administratie die bijhoudt hoeveel ontheemden in de opvang betalingsplichtig zijn en hoeveel procent van hen meebetaalt. Uitvoering geschiedt door gemeenten en verantwoording aan het ministerie over de inkomsten geschiedt met de SiSa-systematiek, waardoor pas in de loop van 2025 hierover meer informatie beschikbaar komt.
80. Vraag:
Hoeveel procent van de asielstatushouders ontvangen een bijstandsuitkering?
Antwoord:
Uit het meest recente onderzoek «Asiel en Integratie 2024»9 van het CBS blijkt dat op het moment van het verlaten van de COA-opvang en huisvesting in de gemeente het aandeel statushouders dat een uitkering ontvangt het hoogst is. Van de statushouders die tussen 2014 en 2021 een verblijfsvergunning kregen, ontving anderhalf jaar na vergunningverlening ongeveer 85% een uitkering. Na 5 jaar na vergunningverlening ontvangt 48% nog een uitkering. Daarna blijft het aandeel statushouders met een uitkering afnemen, maar verloopt de daling minder snel. Na 7 jaar had 37% van de statushouders nog een uitkering. Dit aandeel lijkt nog verder te dalen wanneer statushouders langer een verblijfsvergunning hebben. Van de asielzoekers die in 2014 een verblijfsvergunning kregen, inclusief nagereisde gezinsleden, ontving 33% 8 jaar na vergunningverlening nog een uitkering. Hierbij is gekeken naar personen met de leeftijd van 18 tot 65 jaar. Onder uitkering worden zowel bijstands-, werkloosheids- als arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verstaan. De twee laatstgenoemde komen echter nog nauwelijks voor onder statushouders. Bron: CBS, Asiel en integratie 2024: cohortonderzoek asielzoekers en statushouder.
81. Vraag:
Hoeveel asielzoekers hebben vorig jaar meebetaald aan hun opvang?
Antwoord:
Het ontvangen van eigen bijdragen aan asielopvang is mogelijk op basis van de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (Reba, 2008). Bij kennis van inkomsten uit arbeid, of overschrijding van de vermogensgrens10 kan het COA asielzoekers een Reba-beschikking opleggen. Over 2023 hebben 1.938 asielzoekers een eigen bijdrage betaald aan de opvang. Door Reba-beschikkingen opgelegd in 2023 heeft het COA een voorlopig11 bedrag van ca. € 2 miljoen ontvangen. Dit bedrag is nog groeiende; door termijnbetalingen worden bedragen beschikt in 2023 doorlopend ontvangen.
82. Vraag:
Hoeveel dwangsommen zijn er uitgekeerd aan asielzoekers vanwege niet tijdig beslissen op een asielaanvraag? Hoe vaak worden in de praktijk dwangsommen voor te laat beslissen teruggevorderd ten behoeve van opvang?
Antwoord:
*Toelichting op tabel:
De dwangsommen die niet te koppelen zijn aan een soort zoals genoemd in de tabel, worden apart weergegeven aan de hand van de directie waar deze is opgevoerd.
BNTB: Beroep Niet Tijdig Beslissen
IGS: Ingebrekestelling
Bron: IND
Tussen januari 2022 en juni 2024 heeft de IND ruim 12.000 dwangsommen uitbetaald. Daarvan zijn 894 dossiers overgedragen aan het COA. Na ontdubbeling bleven bij het COA 852 dossiers over ter beoordeling. Daaruit is in 50 dossiers beschikt in het kader van de Regeling Eigen Bijdrage Asielzoekers (REBA). Uw Kamer wordt binnenkort nader hierover geïnformeerd per brief.
83. Vraag:
Kunt u een vergelijking maken tussen de gemiddelde kosten per opvangplek van reguliere opvang, noodopvang en crisisnoodopvang van dit jaar?
Antwoord:
In 2023 waren de gemiddelde kosten van een reguliere opvangplek € 29.400. Een noodopvangplek is gemiddeld twee keer zo duur als een reguliere opvangplek. Onder noodopvangplekken verstaat het COA tevens crisisnoodopvangplekken (zoals Tijdelijke Gemeentelijke Opvang). De specifieke kosten van een noodopvangplek, zoals een hotel of cruiseschip variëren per locatie. In 2023 bedroegen de kosten van een opvangplek in een hotel gemiddeld € 91.000 per jaar. Voor een opvangplek op een cruiseschip is dit gemiddeld € 66.000 per jaar. Dit is gebaseerd op de netto logistieke capaciteit, oftewel de inzetbare bedden, personeelskosten, verstrekkingen, gebruikers- en eigenaarskosten. Voor 2024 is deze vergelijking nog niet te maken.
84. Vraag:
Kunt u aangeven hoeveel de incidenten en misdrijven door asielzoekers, al dan geen statushouders, het COA hebben gekost dit jaar? Hoe zat dit in 2023 en in 2022?
Antwoord:
Deze informatie is niet beschikbaar. In de bedrijfsvoering van het COA is niet eenduidig een relatie te leggen tussen incidenten en misdrijven door asielzoekers en statushouders en kosten die het COA daartoe maakt.
85. Vraag:
Kunt u toelichten waarom gemeenten meer bonussen aanvragen in het kader van de Spreidingswet dan oorspronkelijk in het voorjaar werd verwacht?
Antwoord:
In het voorjaar werd een inschatting gemaakt van het aantal bonussen dat gemeenten zouden aanvragen in het kader van de spreidingswet. Het aantal aanvragen ligt op dit moment niet hoger dan deze inschatting. Voor het aantal aangevraagde bonussen, zie het antwoord op vraag 93.
86. Vraag:
Wat valt er precies onder de post «overige subsidies» in artikel 37.2, en waarom is dit de enige post die een negatieve mutatie laat zien in de begroting van Artikel 37, Migratie?
Antwoord:
Vanuit de post «overige subsidies» worden door DG Migratie van AenM diverse kleinere subsidies betaald. Van het budget van 1,9 miljoen dat in de ontwerpbegroting 2024 zichtbaar was, is tussentijds een bedrag structureel overgeheveld naar het DG Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) van JenV omdat een subsidie daar vandaan betaald wordt. Dit verklaart de negatieve bijstelling van het budget naar 1,69 mln. op de begroting van artikel 37. Bij DGRR is de begroting naar boven bijgesteld.
87. Vraag:
Waaruit bestaat de toekenning loon- en prijsbijstelling van 31,8 miljoen?
Antwoord:
Dit betreft de loon- en prijsbijstelling op artikel 37.2. Hiervan is ca. 75% de loonbijstelling en ca. 25% de prijsbijstelling. Het gaat om de volgende posten:
• Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
• Overige Subsidies
• Versterking vreemdelingenketen
• DJI – Vreemdelingenbewaring en uitzetcentra
• Samenwerkingsverbanden asielketen
• Vluchtelingenwerk Nederland
• Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)
• Programma Keteninformatisering
88. Vraag:
Is er inmiddels inzicht in overschotten of tekorten ten opzichte van de normvergoeding op het niveau van individuele gemeenten of provincies? Zo ja, om welke bedragen per provincie gaat het? Zo nee, waarom wordt dit niet bijgehouden? Wordt op basis van de overschotten in Overijssel een geëxtrapoleerde inschatting gemaakt van het totale overschot om op basis van die kennis de uitgaven aan opvang van Oekraïners te kunnen verminderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De overschotten in Overijssel hadden betrekking op 2023. Met ingang van 1 januari 2024 zijn de normbedragen voor zowel gemeentelijke als particuliere opvang al verlaagd, respectievelijk van 74 (exclusief leefgeld) naar 61 euro per dag en van 210 naar 92 euro per maand. Er wordt momenteel nieuw kostenonderzoek gedaan om de bekostiging per 1 januari 2025 op te baseren.
De bekostigingssystematiek voor de opvang ontheemden uit Oekraïne moet begrepen worden in de context van de crisisomstandigheden en het staatsnoodrecht waarin zij tot stand kwam. Het staatsnoodrecht is pas in juni van dit jaar overgegaan in de tijdelijke wet. De systematiek is gebaseerd op twee uitgangspunten. Ten eerste mogen gemeenten geen financieel nadeel ondervinden van de opvangtaak en ten tweede moet de administratieve last voor gemeenten zo beperkt mogelijk blijven. Om dit te bereiken is gekozen voor normbedragen per gerealiseerde gemeentelijke en particuliere opvangplek. De normbedragen zijn een gewogen gemiddelde van de verwachte kosten, op basis van onafhankelijk kostenonderzoek. Het is inherent aan een gemiddelde, dat er situaties zijn die boven het gemiddelde uitkomen en situaties die daaronder uitkomen. Om aan het uitgangspunt dat gemeenten geen financieel nadeel mogen ondervinden te voldoen is voor het eerste geval – de kosten komen boven het normbedrag uit – een uitzonderingsbepaling ingevoerd. Voor de situaties dat gemeenten onder het normbedrag uitkomen geldt, dat gemeenten het resterende geld voor hun publieke taak mogen inzetten.
Gemeenten leggen over deze bestedingen verantwoording af aan de gemeenteraad. Vanwege het uitgangspunt van het beperken van de administratieve last voor gemeenten vraagt het Rijk alleen verantwoording over het normbedrag en niet over een nadere uitsplitsing daarvan. Door de wijze van verantwoording is er geen inzicht in overschotten die gemeenten hebben.Op basis van de uitzonderingsbepaling is door gemeenten over het jaar 2023 een bedrag van 16,6 miljoen aan kosten gemaakt. Vanwege de bijzondere omstandigheden en in overleg met de gemeenten blijft de bekostigingssystematiek vooralsnog gehandhaafd. In verband met het streven naar een zo doelmatig mogelijke inzet van publiek geld, wordt het normbedrag jaarlijks op basis van onderzoek bijgesteld en de systematiek verfijnd teneinde overschotten zoveel mogelijk te beperken.
89. Vraag:
Welke bestemming hebben de nog onverdeelde middelen (€ 39 miljoen) die resteren op artikel 92 Nog onverdeeld?
Antwoord:
De resterende middelen op het artikel nog onverdeeld hebben diverse bestemmingen. De grootste post betreft een reservering voor gederfde boete-ontvangsten als gevolg van niet verdere verhoging dan 10%. Deze post dient nog gedesaldeerd te worden naar de ontvangsten. Daarnaast zijn er onder andere middelen gereserveerd voor de proceskostenvergoeding die door het CJIB wordt uitgekeerd. De middelen zullen bij Najaarsnota zoveel mogelijk worden overgeboekt naar de beleidsartikelen.
90. Vraag:
Kan nader worden toegelicht hoe de meevallers in de uitvoering van het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) zijn ontstaan?
Antwoord:
Binnen het AMIF 2014–2020 is sprake van een onderbesteding van € 57,5 mln omdat niet alle projecten het toegekende subsidiebedrag volledig hebben gebruikt of hebben kunnen verantwoorden. Daarnaast zijn gereserveerde budgetten in het kader van hervestiging, de zogenaamde pledges, niet volledig ingezet.
Een onderbesteding betekent normaliter dat het budget ten gunste van de Unie vervalt. De Europese Commissie heeft echter binnen de bestaande kaders voor de uitvoering van Europese fondsen lidstaten de mogelijkheid gegeven om onderbesteding in te zetten voor de aanpak van de migratie-uitdagingen als gevolg van de militaire agressie door de Russische Federatie. Voor Nederland vertaalt dit zich naar inzet ten behoeve van de financiering van de opvang van ontheemden uit Oekraïne.
91. Vraag:
Wat is de oorzaak van de toename in het aantal bonussen dat door gemeenten wordt aangevraagd in het kader van de Wet Gemeentelijke Taak asielopvang? Kan dit toegelicht worden?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 92.
92. Vraag:
Wat zijn de verwachte gevolgen voor de begroting van 2025 van de kasschuif van € 12 miljoen naar 2024 voor de bonussen in het kader van de Wet Gemeentelijke Taak asielopvang?
Antwoord:
Een onderdeel van de spreidingswet is het betalen van bonussen (in de vorm van een specifieke uitkering, ook wel bekend als SPUK) aan gemeenten. De grondslag hiervoor is gelegen in de wet en de bijbehorende regeling.12 Een van deze SPUK’s kan al aan het begin van de cyclus, dus in 2024 of 2025 worden aangevraagd. Hiervoor is in 2025 geld begroot. Een aantal gemeenten heeft verzocht om zo snel mogelijk over deze uitkering te kunnen beschikken. Om te kunnen voldoen aan deze wettelijke verplichting is door middel van een kasschuif een deel van het begrote geld naar 2024 verschoven. Iedere gemeente die in 2024 deze SPUK aanvraagt, mag deze SPUK niet nogmaals in 2025 aanvragen, er is slechts een aanvraag per cyclus mogelijk per SPUK. De begroting van 2024 stijgt evenredig aan de daling van de begroting van 2025. Er is voor de gehele cyclus in 2024–2025 niet meer geld nodig dan nu begroot en verwacht.
93. Vraag:
Hoeveel gemeenten vragen naar verwachting in 2024 om bonussen in het kader van de Wet Gemeentelijke Taak asielopvang, ten opzichte van eerdere inschattingen
Antwoord:
Een aantal gemeenten heeft aangegeven al in 2024 een bonus aan te kunnen vragen, in plaats van in 2025. In totaal zouden 39 gemeenten op basis van hun bestaande opvang gebruik kunnen maken van deze bonus. Er is geen voorspelling te maken hoeveel van deze gemeenten ook daadwerkelijk in 2024 een aanvraag zullen indienen.
94. Vraag:
Hoe heeft het kabinet het bedrag van € 15 miljoen per jaar vastgesteld voor de verhoging van de taaleis voor naturalisatie naar niveau B1? Welke onderbouwing ligt aan dit bedrag ten grondslag?
Antwoord:
Bij de vaststelling van het bedrag van € 15 miljoen per jaar is gekeken naar:
– Prognoses van de instroom van naturalisatieverzoeken (meerderjarigen);
– Uitgesplitst naar wel- of niet inburgeringsplichtig op grond van de Wet inburgering;
– Prognoses van de taalniveaus waarop inburgeringsplichtigen inburgeren onder de Wet Inburgering (Wi) Wi2021, uitgesplitst naar B2, B1, A2 en Z-route;
– Extra B1-examens gelden voor:
○ Meerderjarige inburgeringsplichtigen op die reeds op A2-niveau zijn ingeburgerd;
○ Meerderjarige niet-inburgeringsplichtigen;
– Naar verwachting zijn op termijn 120.000 examens nodig die door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) worden afgenomen;
– Daarnaast worden kosten gemaakt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Deze kosten ontstaan doordat, in tegenstelling tot taalexamens op niveau A2, de B1-examens getoetst worden via Staatsexamens. Het (blijvend) ontwikkelen, organiseren en afnemen van deze extra examens leidt tot een flinke toename van (structurele) kosten;
– De precieze kosten per onderdeel worden op dit moment verder in kaart gebracht aan de hand van uitvoeringstoetsen.
95. Vraag:
Kunt u aangeven of en wat voor prestatieclausules er overeengekomen zijn met het COA bij de aanvulling op het budget van eerst € 375 miljoen en later € 300 miljoen?
Antwoord:
Er zijn geen specifieke prestatieclausules met het COA overeengekomen bij de aanvulling op hun budget. De aanvulling op het budget van het COA, als gevolg van de voorjaarsnota (€ 375 miljoen) en de augustusbesluitvorming (€ 350 miljoen), is bedoeld voor de bekostiging van noodopvangplekken. Bij het realiseren van deze noodopvangplekken zet het COA in op doelmatige besteding van middelen.
96. Vraag:
Is € 15 miljoen toereikend voor de taaleis B1? Hoe ziet u de efficiënte inzet van deze middelen voor zich?
Antwoord:
Voor de vaststelling van de verhoging van de taaleis verwijs ik u naar het antwoord op vraag 94. Naar verwachting is het bedrag toereikend voor de verhoging van de taaleis naar B1. En daarnaast wordt in lijn met de bestaande voorschriften voor besteding van middelen getoetst op de efficiënte inzet ervan.
97. Vraag:
Hoeveel asielzoekers verblijven momenteel in noodopvanglocaties en hoe ziet de verwachte ontwikkeling eruit?
Antwoord:
Op de peildatum 23 september 2024 vangt het COA, afgerond, 71.350 personen op. Hiervan worden, afgerond, 29.340 personen opgevangen in de noodopvanglocaties.
Voor de komende periode is het de verwachting dat noodopvanglocaties nodig blijven om over voldoende opvangplaatsen te kunnen beschikken. Om meer stabiliteit te krijgen in de opvang zijn er meer langdurige opvanglocaties nodig verdeeld over het land. Daarnaast zet het kabinet in op een versnelde uitstroom van statushouders uit de opvang.
98. Vraag:
Hoeveel hotelkamers worden/zijn er momenteel geboekt in het kader van opvang van asielzoekers en/of statushouders?
Antwoord:
Het betreft 9.500 bedden in 79 hotels (peildatum 5 september 2024).
99. Vraag:
Wat betreffen de totale kosten van opvang van asielzoekers en/of statushouders in hotels tot nu toe?
Antwoord:
De vraag laat ruimte voor interpretatie over wat er wel en niet moet worden opgenomen in de kosten. Uitgaand van alle gemaakte kosten per plek op jaarbasis voor opvang in een hotel dan komt dit uit op 373 miljoen tot en met juli 2024.
De genoemde 373 miljoen is daarmee niet het bedrag dat het COA betaald heeft aan hotels of tussenpersonen. Het genoemde bedrag is inclusief de kosten van COA personeel (hoofdzakelijk bij hotels die afgehuurd zijn voor AMV-opvang), beveiliging, weekgeld (als er zelf gekookt kan worden), vervoer etc.
Het bedrag is exclusief de centraal geboekte kosten die o.a. bestaan uit overhead en gezondheidzorg.
100. Vraag:
Hoe wordt bij het vergoeden van opvang van asielzoekers en/of statushouders in hotels de prijs per kamer bepaald (gaat dit om reguliere commerciële tarieven?) en welke normbedragen en maximale bedragen hanteert het Rijk hierbij?
Antwoord:
Het realiseren van opvangplekken in hotels is arbeidsintensief en vereist specifieke kennis. Door de hoge druk op het realiseren van deze vorm van opvangplekken heeft het COA bij aanvang gekozen om een partij in te schakelen die gespecialiseerd is in hotelbemiddeling. Daarnaast werden ook vaak diensten zoals beveiliging en boekingen via de leverancier van een hotel afgenomen, waardoor het relateren van kosten aan een normbedrag lastig was. Het snel beschikbaar krijgen van plekken was en is nodig omdat het COA de wettelijke opdracht heeft om voor iedereen met recht op opvang een opvangplek te realiseren. Het COA is in gesprek met hotels om zonder tussenkomst van tussenpersonen rechtstreeks contracten af te sluiten waarbij diensten als beveiliging conform de COA-richtlijnen bij eigen contractpartijen worden geregeld en het daarmee ook goedkoper wordt.
101. Vraag:
Waaruit bestaan/voor welke specifieke zaken dient de decentrale uitkering voor gemeenten met een asielopvangcentrum?
Antwoord:
Het Faciliteitenbesluit opvangcentra voorziet in vergoedingen aan gemeenten waar een opvangcentrum voor asielzoekers gevestigd is door middel van decentrale uitkeringen. Dit gaat om een jaarlijkse vergoeding voor:
• het aantal in het opvangcentrum verblijvende vreemdelingen die nog niet in de Basisregistratie personen staan ingeschreven.
• het aantal Wooneenheden op een asielopvangcentrum als vervanger van de Onroerend Zaak Belasting, waarbij geldt dat vijf capaciteitsplaatsen één wooneenheid is.
• vrijwilligerswerkgroepen die werkzaamheden verrichten in of ten behoeve van het opvangcentrum.
102. Vraag:
Welk bedrag is tot nu toe verstrekt aan bonussen aan gemeenten in het kader van de Spreidingswet? Kunt u een uitsplitsing maken per type bonus?
Antwoord:
Er zijn nog geen bonussen verstrekt aan gemeenten in het kader van de spreidingswet.
103. Vraag:
Wat is de top-5 van gemeenten die de hoogste bedragen aan bonussen ontvangen hebben in het kader van de Spreidingswet en welke bedragen zijn hiermee gemoeid?
Antwoord:
Er zijn nog geen bonussen verstrekt aan gemeenten in het kader van de spreidingswet.
104. Vraag:
Welke analyse ligt ten grondslag aan de voorgenomen bezuinigingen op de asielbegroting vanaf 2027?
Antwoord:
Het kabinet zet in op een breed pakket aan maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de instroom te beperken en de asielketen per direct te ontlasten. Dit maatregelenpakket moet in samenhang zorgen voor een verlaging van de kosten in de asielketen van 500 mln. in 2027 en structureel 1 miljard euro vanaf 2028.
105. Vraag:
Welke invloed hebben de geplande bezuinigingen op de leefomstandigheden van asielzoekers?
Antwoord:
Het COA heeft de opdracht om voor iedereen met recht op opvang een plek te bieden. Het COA handhaaft daarnaast de veiligheid en leefbaarheid in de opvanglocaties en voorziet asielzoekers van noodzakelijke middelen. Dit is vastgelegd in de Wet COA en bepaalt de leefomstandigheden van asielzoekers in opvanglocaties die moeten voldoen aan bepaalde (minimale) kwaliteitseisen.
106. Vraag:
Waarom is ervoor gekozen om specifiek voor Oekraïense ontheemden aanzienlijke middelen beschikbaar te stellen, terwijl er geen vergelijkbare investeringen worden gedaan voor andere vluchtelingengroepen?
Antwoord:
Vanuit de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) is in Nederland de tijdelijke wet Oekraïense ontheemden (TW-OEK) ingevoerd, als opvolger van het staatstnoodrecht. Deze wet, die specifiek gericht is op de opvang van Oekraïense vluchtelingen geeft de overheid de mogelijkheid om snel opvanglocaties en andere voorzieningen te creëren. De medeoverheden voeren deze taak uit en dienen hierbij gefinancierd te worden. Om de medeoverheden bij het uitvoeren van de RTB en TW-OEK te kunnen financieren worden middelen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn gebaseerd op basis van het aantal Oekraïense ontheemden. Voor andere vluchtelingengroepen die worden opvangen zijn eveneens middelen beschikbaar.
107. Vraag:
Op welke wijze wordt er bij de toewijzing van middelen voor integratie- en taalprogramma’s rekening gehouden met de behoeften van alle vluchtelingen en niet enkel specifieke groepen zoals Oekraïners?
Antwoord:
Bij de toewijzing van middelen voor integratie-en taalprogramma’s wordt rekening gehouden met verschillende doelgroepen met een taalbehoefte. Voor asielstatushouders en gezinsmigranten geldt bijvoorbeeld de inburgeringsplicht. Daarnaast zijn middelen aan gemeenten beschikbaar gesteld voor mensen met een taalachterstand of anderstaligen, waaronder ontheemden uit Oekraïne, in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Deze middelen maken deel uit van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
108. Vraag:
Welke strategieën hebben u en uw ministerie ontwikkeld om de verwachte capaciteitsproblemen als gevolg van de bezuinigingen na 2027 op te vangen?
Antwoord:
Het kabinet zet in op een breed pakket aan maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de instroom te beperken en de asielketen per direct te ontlasten. Dit maatregelenpakket moet in samenhang zorgen voor een verlaging van de kosten in de asielketen van 500 mln. in 2027 en structureel 1 miljard euro vanaf 2028. Het Ministerie van Asiel en Migratie brengt jaarlijks de meerjaren productie prognose uit met daarin de prognoses voor de organisaties binnen de migratieketen. Wanneer daar aanleiding toe is kan er op basis van deze prognoses binnen het kabinet het gesprek gevoerd worden over de beschikbare financiële middelen.
109. Vraag:
Welke waarborgen worden ingebouwd om ervoor te zorgen dat de migratiepartnerschappen met herkomst- en transitlanden niet leiden tot schendingen van mensenrechten?
Antwoord:
Het kabinet is van mening dat afspraken over migratie binnen internationaal rechterlijke kaders en met respect voor mensenrechten dienen te worden gemaakt. Dat is de inzet van het kabinet in Europees verband – ook waar het gaat om de besteding van Europese financiële middelen in het kader van migratiesamenwerking. Zo is in de verklaring die de EU en Egypte overeenkwamen het belang van bescherming van rechten van migranten en vluchtelingen is opgenomen, en dat Egypte en de EU zullen werken aan het versterken van democratie, fundamentele waarden en mensenrechten. Ook heeft Tunesië bevestigd in de overeenkomst dat respect voor mensenrechten onderdeel moet zijn van de aanpak van irreguliere migratie. Nederland vraagt hier aandacht voor in de uitwerking van de afspraken.
T.a.v. besteding van Europese financiële middelen in het kader van migratiesamenwerking is het kabinet voorstander van adequate monitoringsmechanismen. Nederland spant zich er in Europees verband voor in om de monitoring van en informatieverstrekking over eventuele impact van EU-programmering op de mensenrechtensituatie te versterken. Eventuele zorgen op dit vlak, ook wanneer deze buiten de directe impact van EU programmering vallen worden besproken in dialoog met partnerlanden. Daar waar het kabinet kennisneemt van zorgelijke berichten vraagt het kabinet de Commissie om opheldering.
Ook bilateraal zet Nederland in op het maken van afspraken met derde landen over migratiesamenwerking, binnen internationaal rechterlijk kader. Het waarborgen van mensenrechten binnen het domein van de samenwerking is daarbij een voorwaarde. Vanzelfsprekend wordt migratieprogrammering zorgvuldig ingericht, uitgevoerd en gemonitord volgens internationale normen.
Wanneer het kabinet zorgen heeft over de mensenrechtensituatie in een land wordt daar in Europees verband als in bilaterale gesprekken aandacht voor gevraagd.
110. Vraag:
Hoe wordt de kwaliteit van voorzieningen in de verschillende opvanglocaties gemonitord en gewaarborgd, met name in tijden van bezuinigingen?
Antwoord:
De opdracht aan het COA is dat in Nederland niemand met recht op opvang op straat hoeft te slapen. Aan die opdracht voldoet het COA bij voorkeur met reguliere opvanglocaties die voldoen aan een vastgesteld programma van eisen.
In de huidige tijden van druk op capaciteit geldt echter dat het COA helaas genoodzaakt is om noodopvanglocaties in te zetten. Noodopvang kenmerkt zich door hogere kosten, verminderde kwaliteit en verlaagde geschiktheid voor langdurig verblijf. Noodopvang opent en sluit daarmee in hoog tempo en in de zoektocht naar nieuwe locaties komt het COA vaak opnieuw uit bij noodopvang. Monitoring en waarborgen van kwaliteit is in deze situaties lastig. Snelle inzetbaarheid van locaties (en dus voor iedereen een plek) gaat in de huidige situatie boven kwaliteit, hoe onwenselijk dat ook is.
Het COA kan tegelijkertijd wel bijdragen aan verlagen van kosten voor opvang door noodopvanglocaties zo snel mogelijk te vervangen voor reguliere locaties die voor meerdere jaren open kunnen zijn.
Dit aantal is het totaal aantal ingewilligde verblijfsaanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, de Europese Blauwe kaart en «Overplaatsing binnen een onderneming, inclusief de ingewilligde aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen. Het verblijfsdoel «Overplaatsing binnen een onderneming»
vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees (ICT).
De gronden tot afwijzing van de aanvraag zijn opgenomen in artikel 16 Vreemdelingenwet. Voor de specifieke voorwaarden voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe Kaart en ICT wordt verwezen naar respectievelijk de artikelen 3.30a, 3.30 b en 3.30 d, Vreemdelingenbesluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36613-VI-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.