Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36608 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36608 nr. 7 |
Ontvangen 18 oktober 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen C en I vervallen.
2. In onderdeel F, onder 2, wordt «in de gevallen» vervangen door «, in de gevallen».
B
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel A wordt toegevoegd «en wordt «de artikelen 17, 18 en 19» vervangen door «artikel 17»».
2. Onderdeel E komt te luiden:
E
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «18, tweede lid (bij referentie-inkomensijkpunt behorende normhuur),».
2. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met zevende lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door «vijfde lid».
4. In het zevende lid (nieuw) wordt voor «17» ingevoegd «en» en vervalt «, en 18, derde lid, onderdelen a en b (verlaging van de normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt)».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij ministeriële regeling kan het afbouwpercentage, bedoeld in artikel 21, tweede lid, worden gewijzigd voor zover de wijziging van de jaarinkomens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onbedoeld afwijkt van de wijziging welke naar verwachting plaats zal vinden met betrekking tot de inkomens boven het minimum-inkomensijkpunt.
C
De artikelen IV en V komen te luiden:
ARTIKEL IV
Artikel 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte komt te luiden: Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in onderdeel a, met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd met de procentuele wijziging per die datum van het bedrag, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag.
ARTIKEL V
Artikel 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet 2014 komt te luiden:
5. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in het vierde lid, met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd met de procentuele wijziging per die datum van het bedrag, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag.
D
De artikelen VI en VII vervallen onder vernummering van de artikelen VIII tot en met XI tot VI tot en met IX.
E
Artikel VI (nieuw) komt te luiden:
ARTIKEL VI
Artikel 475da van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de beslagvrije voet:
a. voor een alleenstaande (95% x A) + (((C – D) / 12) x E) + (I x (F / 12), of, als dat minder is, H-J);
b. voor een alleenstaande ouder: (95% x A) + (((C – D) / 12) x E) + (I x (G / 12), of, als dat minder is, H-J) + (((C – D) / 12) x K);
c. voor gehuwden zonder kinderen: (95% x B) + (((C – D) / 12) x E) + (I x (G / 12), of, als dat minder is, H-J);
d. voor gehuwden met een of meer kinderen: (95% x B) + (((C – D) / 12) x E) + (I x (G / 12), of, als dat minder is, H-J) + (((C – (D + L)) / 12) x K).
Hierbij staat
• A voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet;
• B voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet;
• C voor het tot een jaarinkomen herleide belastbaar inkomen zoals dit is vastgesteld op basis van artikel 475d, eerste lid, van de geëxecuteerde, en, indien van toepassing, zijn echtgenoot;
• D voor het drempelbedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de zorgtoeslag, of voor C, indien C lager is dan dit drempelbedrag;
• E voor het percentage van het toetsingsinkomen waarmee het drempelinkomen wordt vermeerderd, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet op de zorgtoeslag;
• F voor het afbouwpercentage voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;
• G voor het afbouwpercentage voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag;
• H voor de maximale rekenhuur, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;
• I voor het belastbaar inkomen C verminderd met het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag;
• J voor de basishuur, bedoeld in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag;
• K voor het percentage, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Wet op het kindgebonden budget;
• L voor het bedrag waarmee het drempelinkomen van de ouder en diens partner op basis van artikel 2, achtste lid, van de Wet op het kindgebonden budget wordt verhoogd.
2. In het achtste lid wordt «(F x C2 + G x C) respectievelijk (H x C2 + I x C)» vervangen door «(I x (F / 12)) respectievelijk (I x (G / 12))».
3. In het negende lid wordt «(F x C2 + G x C) en (H x C2 + I x C)» vervangen door «(I x (F / 12)) en (I x (G / 12))» en wordt «C, F, G, H en I» vervangen door «F, G en I».
F
Artikel VIII (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A, onder 2, komt te luiden:
2. wordt in artikel III, onderdeel E, onder 4, na «(nieuw)» ingevoegd «vervalt «5, derde lid, onderdelen a, b, c en d (maximum service-kosten),»,».
2. In onderdeel B, onder 2, onder b, wordt «4» vervangen door «2» en wordt «zesde» vervangen door «zevende».
G
In artikel IX (nieuw) wordt «en III» vervangen door «, III, IV, V en VI».
Deze nota van wijziging heeft in hoofdzaak betrekking op het laten aansluiten van de berekening van de beslagvrije voet op de nieuwe berekening van de huurtoeslag. Daarnaast worden enkele wetstechnische misslagen hersteld.
Wijzigingen met betrekking tot de beslagvrije voet
Mensen moeten aan hun financiële verplichtingen voldoen, maar niet ten koste van alles. Zij moeten voldoende middelen overhouden om in de (basale) kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Hiervoor dient de beslagvrije voet. Een beslag leggende partij moet de beslagvrije voet in acht nemen als hij beslag legt op bepaalde aan de schuldenaar toekomende vorderingen tot periodieke betalingen. Het gaat daarbij in de meeste gevallen om beslag op het loon of op een uitkering. De deurwaarder legt hiervoor derdenbeslag onder een werkgever respectievelijk een uitkeringsinstantie. Het betreft veelal periodieke betalingen waarop de schuldenaar is aangewezen om in zijn levensonderhoud te voorzien.1
Per 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet van kracht geworden. Toen is besloten om bij de variabelen in de formules voor de vaststelling van de beslagvrije voet aan te sluiten bij bedragen en formules in andere wetten, zoals de Wet op de huurtoeslag.2 In de beslagvrije voet wordt gecompenseerd voor de niet ontvangen huurtoeslag over het deel van het inkomen waar beslag op ligt. Sindsdien zijn wijzigingen in de Wet op de huurtoeslag steeds zo goed mogelijk gevolgd in de berekening van de beslagvrije voet.
Het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling3 (hierna ook: het wetsvoorstel) laat het principe dat de berekening van de beslagvrije voet de systematiek van de huurtoeslag volgt, los. Deze nota van wijziging past dat aan.
Het wetsvoorstel regelt via het voorgestelde artikel 51, onderdeel d, dat de beslagvrije voet wordt berekend op basis van de oude systematiek van de huurtoeslag, zoals die tot inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel werd berekend. Dat is echter onwenselijk. Bij het berekenen van de beslagvrije voet wordt namelijk zoveel mogelijk gelijke tred gehouden met de afbouw van het recht op toeslagen naarmate het inkomen van de schuldenaar stijgt. Door de systematiek van berekening los te knippen komt de compensatie voor woonkosten in de beslagvrije voet niet meer overeen met waar de beslagene werkelijk aan huurtoeslag recht op zou hebben. Door dit aan te passen via deze nota van wijziging en de systematiek van de huurtoeslag te blijven volgen, wordt er met de beslagvrije voet zo min mogelijk onder- of overgecompenseerd bij wijzigingen in de huurtoeslag.
Lineaire inkomensafhankelijke afbouw huurtoeslag
De berekening van de beslagvrije voet wordt eenvoudiger. De berekening waarmee de huurtoeslag wordt afgebouwd naarmate het inkomen stijgt wordt in het wetsvoorstel namelijk aangepast. De huidige kwadratische formule wordt een lineaire formule. Gebruik van een lineaire formule zorgt ervoor dat er gelijkmatig wordt afgebouwd en gecompenseerd.
Bij inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is, in het licht van ontwikkelingen op de woningmarkt, besloten de compensatie voor woonkosten te laten doorlopen tot de normhuur die hoort bij de maximale rekenhuur voor huurtoeslag, langer dan dat er daadwerkelijk recht op huurtoeslag bestaat. De normhuur is het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage. Dit betekent dat ook bij inkomens die niet meer voor huurtoeslag in aanmerking komen (de huurtoeslag is volledig afgebouwd) nog compensatie voor woonkosten wordt gegeven. Ook voor dit deel van de compensatie wijzigt de opbouw van kwadratisch naar lineair. De opbouw wordt daardoor gelijkmatiger, maar stijgt minder snel. De maximale opbouw wordt bereikt bij een hoger inkomen.
In de beslagvrije voet zijn rekenregels opgenomen om de maximale beslagvrije voet te bepalen. Voor de maximale compensatie voor woonkosten en kindgebonden budget binnen de beslagvrije voet gaan deze rekenregels uit van een inkomensgrens. Deze inkomensgrens is het inkomen dat hoort bij de maximale huur waarbij nog recht bestaat op huurtoeslag (€ 879,66 in 2024). Het gevolg van aansluiting bij de systematiek van de huurtoeslag, en daarmee het gebruik van de lineaire formule in de opbouw van de woonkostencompensatie, is dat het inkomen dat hoort bij die maximale huur hoger is. De inkomensgrens komt daardoor hoger te liggen, waardoor ook de maximale compensatie voor kindgebonden budget hoger wordt.
Basishuur als basis voor berekening
Bij de huurtoeslag wordt uitgegaan van de basishuur, dat is het deel van de huur die een burger betaalt dat voor rekening van die burger zelf blijft. Bij de beslagvrije voet is er in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet voor gekozen te blijven compenseren voor niet ontvangen huurtoeslag vanaf de normhuur. Die was toen lager dan de basishuur, maar inmiddels is deze gestegen tot daarboven.
Door eerdere wijzigingen in de Wet op de huurtoeslag is het gat tussen de basis- en normhuur groter geworden en met het wetsvoorstel wordt deze opnieuw groter. De beslagvrije voet compenseert daarmee de huurtoeslag niet volledig. De beslagvrije voet wordt dus krapper: de beslagene moet vanuit de beslagvrije voet het verschil tussen de norm- en basishuur zelf bekostigen.
Vanuit de wens bij de berekening van de beslagvrije voet de Wet op de huurtoeslag zo goed mogelijk te volgen, wordt met deze nota van wijziging voorgesteld om over te stappen op de basishuur voor de berekening van de beslagvrije voet. Zo compenseert de woonkostencompensatie in de beslagvrije voet volledig voor het bedrag dat de huurtoeslagontvanger gezien zijn inkomen geacht wordt zelf te kunnen betalen (de eigen bijdrage). Met name bij hogere inkomens, waarbij compensatie volgt uit de langere doorloop van woonkostencompensatie, is de beslagvrije voet hoger indien wordt uitgegaan van de basishuur, dan wanneer wordt vastgehouden aan de systematiek van de normhuur.4 In die laatste situatie wordt namelijk niet volledig gecompenseerd voor niet-ontvangen huurtoeslag.
Als gevolg van deze nota van wijziging zal in 2026, bij herberekening van de beslagvrije voet, de hoogte van de beslagvrije voet voor nieuwe beslagen en bij herberekeningen wijzigen. In welke mate het effect positief of negatief is op het besteedbaar inkomen van de beslagene hangt af van de mate waarin het effect op langer doorlopen van de compensatie voor woonkosten, de maximale compensatie kindgebonden budget en de wijziging van normhuur naar basishuur speelt in de individuele situatie. Tevens is het afhankelijk van de normwaarden die gelden per 1 januari 2026. Zie voor de gevolgen van de inwerkingtreding van de wet harmonisatie huurtoeslag en nota van wijziging in onderstaande tabel 1 en 2.
Bijstandsniveau € 15.702 |
Laag- Midden inkomen € 23.000 |
Modaal € 44.500 |
Grens maximum bvv € 56.400 |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
|
Huurtoeslag |
€ 360 |
€ 374 |
€ 313 |
€ 352 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
Compensatie niet ontvangen huurtoeslag in de berekening bvv |
€ 0 |
€ 0 |
€ 47 |
€ 22 |
€ 653 |
€ 506 |
€ 653 |
€ 704 |
Som |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
€ 653 |
€ 506 |
€ 653 |
€ 704 |
Referentie: maximale huurtoeslag op bijstandsniveau |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
Bijstandsniveau € 22.341 |
Modaal € 44.500 |
Grens maximum bvv € 56.400 |
2x Modaal € 89.000 |
|||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
Huidig |
Nieuw |
|
Huurtoeslag |
€ 360 |
€ 374 |
€ 47 |
€ 97 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
Compensatie niet ontvangen huurtoeslag in de berekening bvv |
€ 0 |
€ 0 |
€ 338 |
€ 278 |
€ 653 |
€ 496 |
€ 653 |
€ 706 |
Som |
€ 360 |
€ 374 |
€ 385 |
€ 375 |
€ 653 |
€ 496 |
€ 653 |
€ 706 |
Referentie: maximale huurtoeslag op bijstandsniveau |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
€ 360 |
€ 374 |
De wijziging van de rekenregels heeft geen gevolgen voor de regeldruk. De voorgestelde wijziging betreft slechts veranderingen in de berekeningssystematiek en de hoogte van de beslagvrije voet. Deze leiden niet tot extra administratieve lasten voor de burger; in het proces rond de beslagvrije voet verandert er niets. De wijziging zorgt ervoor dat de beslagvrije voet op de juiste manier kan worden berekend, zodat het bestaansminimum van burgers wordt beschermd.
Deze nota van wijziging leidt tot eenmalige uitvoeringslasten voor de bouwers van de rekenmodules en beslag leggende partijen, omdat zij de regels in de rekenmodules moeten aanpassen en de uitvoering hierop afstemmen. Doordat de formule eenvoudiger wordt en pas per 1 januari 2026 wordt aangepast, kan dit meelopen in de reguliere release en zijn de extra uitvoeringslasten beperkt.
De financiële gevolgen zijn verwaarloosbaar, aangezien het een eenmalige aanpassing betreft en deze meeloopt in een reguliere releasecyclus van de rekenmodules beslagvrije voet.
Deze nota van wijziging heeft gevolgen voor de bouwers van de rekenmodules5, voor beslag leggende partijen die de gewijzigde rekenmodules gebruiken6 en voor mensen die te maken hebben met beslag en de beslagvrije voet. Er heeft overleg plaatsgevonden met de bouwers van de rekenmodules en met de beslag leggende partijen. Zij hebben ingestemd met de wijzigingen en aangegeven dat deze uitvoerbaar zijn.
Onderdeel A
Onder 1
Bij het opstellen van het wetsvoorstel is gekozen voor het «bevriezen» in de Wet op de huurtoeslag van de parameters en formules waar de berekeningswijze van de beslagvrije voet (artikel 475da van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) op aansluit. Inmiddels is gebleken dat het wenselijk en mogelijk is om de berekeningswijze van de beslagvrije voet ook na de voorgestelde wijzigingen van de berekening van de huurtoeslag te laten aansluiten op die berekening. Het bevriezen van parameters en formules in de Wet op de huurtoeslag is daarom niet langer nodig.
Onder 2
Deze wijziging voorkomt het achterblijven van een overbodige komma in de tekst van artikel 21, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag.
Onderdeel B
Onder 1
Als gevolg van artikel III, onderdelen B en C, vervallen de artikelen 18 en 19 van de Wet op de huurtoeslag. Per abuis was niet voorzien in aanpassing van de verwijzing in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag. Hierin is nu alsnog voorzien.
Onder 2
Ingevolge het niet langer bevriezen van parameters en formules in de Wet op de huurtoeslag (zie de toelichting bij onderdeel A, onder 1) zijn de daaruit voortvloeiende wijzigingen in artikel 27 van die wet niet langer nodig. Het opnieuw geformuleerde onderdeel E voorziet in die wijzigingen in artikel 27 die voortvloeien uit de in artikel III voorgestelde wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag.
Onderdeel C
In artikel 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is bepaald dat de in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, genoemde bedragen jaarlijks worden gewijzigd met het percentage waarmee de referentie-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag) worden gewijzigd. Die referentie-inkomensijkpunten worden op grond van artikel 27, vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag gewijzigd met de procentuele wijziging van de minimum-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag). Omdat artikel 18 van de Wet op de huurtoeslag vervalt (artikel III, onderdeel B, van het wetsvoorstel) behoeft artikel 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte aanpassing. Bij die aanpassing is gekozen voor een eenvoudiger formulering.
Artikel 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt om dezelfde reden op dezelfde wijze gewijzigd.
Onderdeel D
De wijzigingen in de artikelen V en VI vloeiden voort uit het schrappen van artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag. Nu dat niet langer het geval is, zijn de bedoelde wijzigingen niet langer noodzakelijk of wenselijk.
Omdat onderdeel C de wijziging van artikel 10 van de Huisvestingswet 2014 reeds is verplaatst van artikel VII naar artikel V worden de artikelen VI en VII geschrapt in plaats van de artikelen V en VI.
Onderdeel E
Onderdeel E wijzigt artikel 475da van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze wijziging hangt samen met het voorstel om in de berekeningswijze van de beslagvrije voet te blijven aansluiten op de huurtoeslag, zoals hiervoor toegelicht.
Onder 1
In artikel 475da, tweede lid, Rv vinden diverse wijzigingen plaats. Om die reden wordt voorgesteld om deze bepaling opnieuw vast te stellen. In de formules tot berekening van de beslagvrije voet wijzigt het deel dat betrekking heeft op de huurtoeslag. In het huidige artikel gaat het om het deel van de berekening waarin de letters F, G, H en I worden gebruikt. Dit zijn de factoren a en b voor een- en meerpersoonshuishoudens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
Inhoudelijk vloeien de wijzigingen in artikel 475da, tweede lid, Rv voort uit de aangepaste berekeningswijze van de huurtoeslag in artikel III, onderdeel D, van het wetsvoorstel. Als gevolg daarvan geldt er één afbouwpercentage voor eenpersoonshuishoudens en één voor meerpersoonshuishoudens. In de nieuwe formule zijn dat de factoren F en G.
In de formule zijn verder nieuw:
H: de maximale rekenhuur, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag. Onder aftrek van J bepaalt de maximale rekenhuur de maximale woonkostencompensatie die de beslagvrije voet, zoals berekend volgens artikel 475d, tweede lid, biedt.
I: het belastbaar inkomen C verminderd met het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag. I bepaalt het inkomen op basis waarvan de woonkostencompensatie berekend wordt. Vaststelling van dit inkomen vindt plaats overeenkomstig de systematiek voor afbouw van de huurtoeslag als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag.
J: de basishuur, bedoeld in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag. De basishuur is het deel van de huur die een burger betaalt dat voor rekening van die burger zelf blijft. De basishuur wordt in mindering gebracht op de maximale rekenhuur om de maximale woonkostencompensatie vanuit de beslagvrije voet, artikel 475 da, tweede lid, te bepalen. Om beter aan te sluiten op de berekening van de huurtoeslag wordt bij de berekening van de beslagvrije voet voortaan uitgegaan van de hoogte van de basishuur in plaats van de hogere normhuur.
De woonkostencompensatie is als volgt in de formules weergegeven:
I x (afbouwpercentage /12), of, als dat minder is, H-J.
Het eerste deel van de formule sluit aan bij de manier waarop de afbouw van de huurtoeslag wordt berekend in het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 21, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag. Het bedrag dat in de huurtoeslag wordt afgebouwd wordt in de woonkostencompensatie opgebouwd. Het tweede deel van de formule is bedoeld om de woonkostencompensatie te maximeren. Huurtoeslag wordt tot ten hoogste de maximale rekenhuur gegeven. Bovendien blijft de huur tot aan de basishuur voor eigen rekening van de burger. Deze maximering is ook van toepassing op de woonkostencompensatie. Er wordt niet meer gecompenseerd dan het verschil tussen maximale rekenhuur en basishuur (eigen bijdrage). Het tweede deel van de formule voorziet in deze maximering.
Als de uitkomst van I x (afbouwpercentage / 12) lager is dan H-J, geldt I x (afbouwpercentage / 12). Is H-J lager, dan geldt H-J.
Onder 2 en 3
Deze onderdelen wijzigen de formules in artikel 475da, achtste en negende lid, Rv. Deze wijzigingen hangen samen met de hierboven toegelichte wijzigingen in het tweede lid van dat artikel.
Onderdeel F
Deze wijzigingen betreffen wetstechnische verbeteringen in de samenloopbepaling van artikel VIII (voorheen artikel X) van het wetsvoorstel.
Onderdeel G
De in de artikelen IV, V en VI (nieuw) voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit de in artikel III voorgestelde wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag. De artikelen IV, V en VI (nieuw) dienen derhalve op hetzelfde moment als artikel III in werking te treden.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Het is niet uitgesloten dat door toekomstige ontwikkelingen de normhuur opnieuw zakt tot onder de basishuur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36608-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.