36 605 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025)

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 november 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Na artikel XII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIA

In de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen wordt in artikel V, onderdeel F, na «artikel 38n» ingevoegd «, eerste lid,».

ARTIKEL XIIB

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2022 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) (Kamerstukken 36 154) tot wet wordt verheven, worden de artikelen I, onderdeel D, onder 4, en II van die wet als volgt gewijzigd:

1. In het in artikel I, onderdeel D, onder 4, opgenomen onderdeel C, onder 1, wordt «vijfde lid» vervangen door «zesde lid».

2. In het in artikel I, onderdeel D, onder 4, opgenomen onderdeel C, onder 2, wordt «het zesde tot en met negende lid tot zevende tot en met tiende lid» vervangen door «het zevende tot en met tiende lid tot achtste tot en met elfde lid» en wordt het daarin opgenomen zesde lid vernummerd tot zevende lid.

3. In artikel II, tweede zin, wordt «het kalenderjaar 2023» vervangen door «het kalenderjaar 2023 tot en met het kalenderjaar waarin deze wet in werking treedt».

ALGEMENE TOELICHTING

Met deze nota van wijziging worden een aantal technische wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen zijn toegelicht in de onderdeelsgewijze toelichting van deze nota van wijziging.

Uitvoeringsgevolgen

De nota van wijziging is beoordeeld met de uitvoeringstoets. De dienaangaande eerder vastgestelde uitvoeringstoetsen zijn onverkort van kracht.1

ONDERDEELSGWIJZE TOELICHTING

Onderdeel 1

Artikel XIIA (artikel V, onderdeel F, van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen) (artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964)

Met artikel V, onderdeel F, van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen wordt aan artikel 38n Wet LB 1964 een zin toegevoegd. Deze wetswijziging is nog niet in werking getreden. Met artikel III, onderdeel A, van onderhavig wetsvoorstel wordt voorgesteld om artikel 38n Wet LB 1964 te laten bestaan uit twee leden. Onderhavig wetsvoorstel heeft een eerdere beoogde inwerkingtredingsdatum dan artikel V, onderdeel F, van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Zodra onderhavig wetsvoorstel tot wet wordt verheven en die wet in werking treedt kan de wijzigingsopdracht van artikel V, onderdeel F, van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen niet goed uitgevoerd worden. Het is dan niet duidelijk of de betreffende zin toegevoegd moet worden aan artikel 38n, eerste lid, Wet LB 1964 of aan artikel 38n, tweede lid, Wet LB 1964. Met de op dit punt in deze nota van wijziging opgenomen aanpassing wordt dit hersteld.

Artikel XIIB (artikelen I, onderdeel D, onder 4, en II van de Wet herziening bedrag ineens) (artikelen 3.133 en 5.16c van de Wet inkomstenbelasting 2001)

In de artikelen I, onderdeel D, onder 4, en II van het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2022 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) (Kamerstukken 36 154) zijn een aantal omissies geslopen van technische aard waardoor de betreffende wijzigingsopdrachten niet goed uitgevoerd kunnen worden. Het gaat om onjuiste verwijzingen en nummeringen (wijzigingsopdrachten 1 en 2) en een indexatieartikel dat de indexatie regelt van het in artikel I, onderdeel D, onder 1. van genoemd wetsvoorstel vermelde bedrag, dat op grond van de betreffende wijzigingsopdracht moet worden opgenomen in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, Wet IB 2001, maar die indexatie slechts regelt tot en met het kalenderjaar 2023 terwijl de beoogde wijzigingen in ieder geval niet eerder dan 1 juli 2025 in werking zullen treden (wijzigingsopdracht 3). De voorgestelde wijzigingen zijn nodig voor een juiste uitvoering van de betreffende wijzigingsopdrachten.

De Minister van Financiën, E. Heinen


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 35 555, nr. 3 en bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 36 154, nr. 3.

Naar boven