36 600 XXII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025

I VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 juli 2025

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over nestgelegenheden en het Besluit bouwwerken leefomgeving. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 10 juni 2025.

  • De antwoordbrief van 7 juli 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT / VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Den Haag, 10 juni 2025

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 23 april 20252, waarin u reageert op de vragen van de leden van de fractie van de BBB over de motie van Tweede Kamerlid De Hoop c.s. om nestgelegenheden niet uit het Besluit bouwwerken leefomgeving te halen.3 De leden van de BBB-fractie wensen de regering naar aanleiding hiervan enkele aanvullende vragen voor te leggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

De leden van de fractie van de BBB hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoorden op de eerder gestelde vragen. Hoewel deze leden het belang van biodiversiteit erkennen en uw inzet voor de natuur en het combineren van functies waarderen, roepen uw antwoorden de volgende nadere vragen op:

1.

De regering geeft aan dat de Habitatrichtlijn niet is opgenomen in de considerans van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), maar wel wordt genoemd in de nota van toelichting. Is een verwijzing in de nota van toelichting een voldoende krachtige en juridisch houdbare grondslag om eigenaren van nieuwbouw utiliteitsgebouwen wettelijk te verplichten te investeren in nestvoorzieningen? Of creëert dit juist onzekerheid en potentiële juridische kwetsbaarheden voor de toekomst?

2.

De regering definieert «niet-woningen» ruim als alle functies behalve de woonfunctie, maar vermeldt direct daarop dat het voornemen is om de regels niet van toepassing te laten zijn op «overige gebruiksfuncties» en «bouwwerken zonder gebruiksfunctie». Dit is enerzijds breed, anderzijds beperkend, menen de leden van de BBB-fractie.

Kan de regering glashelder aangeven welke concrete typen gebouwen (bedrijven, scholen, ziekenhuizen, winkels, etc.) precies onder de verplichting vallen en welke expliciet zijn uitgezonderd, om misverstanden in de praktijk te voorkomen?

3.

De leden van de BBB-fractie hebben daarnaast specifiek gevraagd of bijgebouwen bij een woning – zoals schuren of garages – onder de definitie van «niet-woningen» vallen. Op dit concrete punt heeft de regering geen antwoord gegeven.

Vallen bijgebouwen bij woningen nu wel of niet onder deze verplichting? En als dat het geval is, hoe worden de bezitters hierover geïnformeerd?

4.

De regering erkent dat het realiseren van nestgelegenheden in de toekomst een belemmering kan vormen voor de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld omdat beschermde diersoorten bij verbouw of onderhoud niet verstoord mogen worden. Dit bevestigt de zorgen van de leden van de fractie van de BBB. Daarnaast maken zij zich zorgen over mogelijke gezondheidsrisico’s, bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en scholen.

Welke concrete maatregelen neemt de regering om te garanderen dat deze verplichting in de toekomst niet leidt tot onredelijke vertragingen, onvoorziene extra kosten of praktische uitvoeringsproblemen bij onderhoud of aanpassingen aan gebouwen?

5.

De regering stelt dat «feitelijke maatregelen», zoals het aanbrengen van nestkastjes, geen nationale «koppen» op Europese regelgeving vormen. Maar gaat het hier niet juist om een specifieke nationale bouwverplichting? Zijn er andere landen waar een dergelijke verplichting geldt?

Is het opleggen van een verplichte bouwkundige aanpassing in nieuwbouw – met bijbehorende eisen en gevolgen voor beheer en onderhoud, zoals de regering zelf aangeeft – niet wel degelijk een extra laag regelgeving en regeldruk? Kortom: een «nieuwe kop» boven op de bestaande en toekomstige eisen aan gebouwen? Wat is de opvatting van de adviesgroep STOER4 hierover?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, R. Lievense

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2025

Hiermee bied ik u de antwoorden aan op nadere vragen van de leden van de BBB-fractie over uitvoering motie van het Tweede Kamerlid De Hoop c.s. over nestgelegenheden en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

Vragen van de leden van de BBB-fractie aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over uitvoering motie De Hoop c.s. over nestgelegenheden en het Besluit bouwwerken leefomgeving

Vraag 1

De regering geeft aan dat de Habitatrichtlijn niet is opgenomen in de considerans van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), maar wel wordt genoemd in de nota van toelichting. Is een verwijzing in de nota van toelichting een voldoende krachtige en juridisch houdbare grondslag om eigenaren van nieuwbouw utiliteitsgebouwen wettelijk te verplichten te investeren in nestvoorzieningen? Of creëert dit juist onzekerheid en potentiële juridische kwetsbaarheden voor de toekomst?

Antwoord vraag 1

De wijziging van het Bbl heeft als grondslag artikel 4.21 Omgevingswet (Ow) die de mogelijkheid geeft om in het Bbl eisen te stellen aan verblijfsvoorzieningen voor bouwwerkafhankelijke beschermde diersoorten (huismus, gierzwaluw en vleermuis) bij nieuwbouw. Verblijfsvoorzieningen voor beschermde diersoorten vallen namelijk onder het oogmerk duurzaamheid zoals bedoeld in de Ow. Dit is toegelicht in het eerdere ontwerpbesluit dat was voorgelegd ter advies aan de Raad van State en waarbij de Raad geen opmerkingen had5. De Omgevingswet volstaat dus als juridische grondslag en de Habitatrichtlijn is daarbij niet nodig.

Vraag 2

De regering definieert «niet-woningen» ruim als alle functies behalve de woonfunctie, maar vermeldt direct daarop dat het voornemen is om de regels niet van toepassing te laten zijn op «overige gebruiksfuncties» en «bouwwerken zonder gebruiksfunctie». Dit is enerzijds breed, anderzijds beperkend, menen de leden van de BBB-fractie. Kan de regering glashelder aangeven welke concrete typen gebouwen (bedrijven, scholen, ziekenhuizen, winkels, etc.) precies onder de verplichting vallen en welke expliciet zijn uitgezonderd, om misverstanden in de praktijk te voorkomen?

Antwoord vraag 2

In de systematiek van het Bbl wordt gewerkt met gebruiksfuncties van bouwwerken. Het Bbl kent 12 gebruiksfuncties.6 De verplichting gaat gelden voor de bijeenkomstfunctie, celfunctie, gezondheidszorgfunctie, industriefunctie, kantoorfunctie, logiesfunctie, onderwijsfunctie, sportfunctie en de winkelfunctie. De verplichting gaat niet gelden voor de woonfunctie, de overige gebruiksfunctie en de gebruiksfunctie bouwwerk geen gebouw zijnde.

De gebruiksfuncties waarvoor de verplichting gaat gelden worden duidelijk vastgelegd in de betreffende wijziging van het Bbl zodat er geen misverstanden in de praktijk kunnen ontstaan. Deze wijziging van het Bbl wordt na de zomer 2025 ter voorhang aan beide Kamers gestuurd.

Vraag 3

De leden van de BBB-fractie hebben daarnaast specifiek gevraagd of bijgebouwen bij een woning – zoals schuren of garages – onder de definitie van «niet-woningen» vallen. Op dit concrete punt heeft de regering geen antwoord gegeven. Vallen bijgebouwen bij woningen nu wel of niet onder deze verplichting? En als dat het geval is, hoe worden de bezitters hierover geïnformeerd?

Antwoord vraag 3

Nee.

Een bijgebouw bij een woning, zoals een schuur of garage, is een «overige gebruiksfunctie» en valt niet onder de verplichting.

Zie ook mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 4

De regering erkent dat het realiseren van nestgelegenheden in de toekomst een belemmering kan vormen voor de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld omdat beschermde diersoorten bij verbouw of onderhoud niet verstoord mogen worden. Dit bevestigt de zorgen van de leden van de fractie van de BBB. Daarnaast maken zij zich zorgen over mogelijke gezondheidsrisico’s, bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en scholen. Welke concrete maatregelen neemt de regering om te garanderen dat deze verplichting in de toekomst niet leidt tot onredelijke vertragingen, onvoorziene extra kosten of praktische uitvoeringsproblemen bij onderhoud of aanpassingen aan gebouwen?

Antwoord vraag 4

In mijn antwoorden van 23 april 20257 heb ik duidelijk gemaakt dat toekomstige belemmeringen voor de bedrijfsvoering kan worden voorkomen door vooraf goed te bezien waar de nestgelegenheden in de gebouwschil worden geplaatst. Voor de toepassing van de nieuwe verplichting wordt door mij in afstemming met LVVN, de bouwsector en natuurorganisaties nog een informatieblad gemaakt waarin ook informatie komt over het gunstig plaatsen van de nestgelegenheden zodat vertraging, kosten en uitvoeringsproblemen bij toekomstig onderhoud en aanpassing van gebouwen zoveel mogelijk kan worden voorkomen.

Voor wat betreft uw zorg over de gezondheidsrisico’s is het van belang te beseffen dat de nestgelegenheden niet in direct contact komen te staan met de binnenruimten van een gebouw. De uitwendige scheidingsconstructies waarin de nestgelegenheden worden opgenomen moeten namelijk ook voldoen aan de overige eisen van het Bbl waaronder die voor water- en luchtdichtheid. Ook hierover zal in het informatieblad informatie worden gegeven.

Vraag 5

De regering stelt dat «feitelijke maatregelen», zoals het aanbrengen van nestkastjes, geen nationale «koppen» op Europese regelgeving vormen. Maar gaat het hier niet juist om een specifieke nationale bouwverplichting? Zijn er andere landen waar een dergelijke verplichting geldt? Is het opleggen van een verplichte bouwkundige aanpassing in nieuwbouw – met bijbehorende eisen en gevolgen voor beheer en onderhoud, zoals de regering zelf aangeeft – niet wel degelijk een extra laag regelgeving en regeldruk? Kortom: een «nieuwe kop» boven op de bestaande en toekomstige eisen aan gebouwen? Wat is de opvatting van de adviesgroep STOER8 hierover?

Antwoord vraag 5

Het opnemen van deze eisen in het Bbl wordt niet gedaan ter implementatie van de Habitatrichtlijn of een andere Europese richtlijn. Er is daarmee dus ook geen sprake van een nationale kop op Europese regelgeving. De eisen in het Bbl zijn gebaseerd op de Ow en vinden hun oorsprong in nationaal beleid. Met de eisen wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Bromet over het opnemen van een verplichting in het toenmalige Bouwbesluit 2012 van verblijfsruimten voor gebouwafhankelijke dieren bij nieuwbouwwoningen9, de initiatiefnota van de leden Bromet en Von Martels over groen in de stad, waarin het kabinet wordt verzocht te onderzoeken of natuurinclusief bouwen kan worden opgenomen in het Bouwbesluit 2012,10 en de motie van het lid Valstar c.s. waarin het kabinet wordt verzocht te onderzoeken op welke wijze natuur en biodiversiteit geïncorporeerd kunnen worden in de bouw en renovatie van woningen.11 De adviesgroep STOER heeft geen opvatting hierover omdat deze zich alleen gericht heeft op woningbouw en de betreffende eisen in het Bbl niet gaan gelden voor woningbouw.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB), Jaspers (BBB), Lievense (BBB) (voorzitter), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Van de Linden (VVD), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Kemperman (Fractie-Kemperman)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 XXII, H.

X Noot
3

Kamerstukken II 2024/25, 32 847, nr. 1234.

X Noot
4

Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER).

X Noot
6

Voor een uitgebreide uitleg wat onder gebruiksfuncties wordt verstaan kunt u IPLO raadplegen: https://iplo.nl/thema/bouw/gebruiksfuncties-bouwwerken/.

X Noot
7

Kamerstuk 36 600 XXII, nr. H.

X Noot
8

Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER).

X Noot
9

Kamerstukken II 2021/22, 28 325, nr. 229.

X Noot
10

Kamerstukken II 2020/21, 35 742, nr. 2.

X Noot
11

Kamerstukken II 2021/22, 35 742, nr. 19.

Naar boven