36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025

G VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 21 januari 2025

Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2025 en hebben hierover enkele vragen aan de regering.

Het lid van de 50PLUS-fractie heeft kennisgenomen van de Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2025 en heeft hierover de volgende vragen.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De uitvoerbaarheid van deze begroting staat of valt met deskundige professionals in de uitvoering. De leden van de CDA-fractie hebben in dit verband al bij de behandeling van het belastingplan zorgen geuit over het stopzetten van het programma «vakkundig aan het werk».

Deze leden vinden het een zorgelijke ontwikkeling dat hiermee bezuinigd wordt op de deskundigheidsbevordering van de uitvoerend professionals in het sociaal domein. Juist die professionals hebben in de praktijk vaak met complexe problematiek te maken, waarbij ze een goed evenwicht moeten bewaren tussen het vinden van oplossingen die in de leefwereld van de betrokkenen daadwerkelijk van betekenis zijn en de mogelijkheden die de wet en het lokale beleid daarvoor bieden. Blijvend investeren in kennis voor uitvoerend professionals in het sociaal domein is daarbij van groot belang.

Op onze vraag om alternatieven te onderzoeken zegde de regering toe dat in ieder geval inzichtelijk gemaakt zou worden wat het verschil is in de hoogte van investeringen voor deskundigheidsbevordering in het medische domein en die in het sociaal domein.2 Hierover zou de Eerste Kamer een brief ontvangen. Wanneer komt de regering met deze brief? En is al bekend of met het harmoniseren van bijdragen aan kosten voor deskundigheidsbevordering een dekking kan worden gevonden voor de voorgestelde bezuiniging op deskundigheidsbevordering voor uitvoerend professionals in het sociaal domein?

Vragen van het lid van de 50PLUS-fractie

  • 1. De tabellen 11, 12 en 13 uit de nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2025,3 tonen aan dat zelfstandigen effectief geen of vrijwel geen AOW-premies afdragen. Wat vindt de regering van deze uitholling van de grondslag voor het basispensioen en is de regering voornemens om er iets aan te doen, zo vraagt het lid van de 50PLUS-fractie.

  • 2. Betalen zelfstandigen de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW? Zo ja, tegen welk tarief? Is hier ook sprake van enig belastingvoordeel of een faciliteit voor zelfstandigen of wordt het tarief in alle gevallen daadwerkelijk en volledig afgerekend?

  • 3. Kan de regering een overzicht geven van de indexatie van de aanvullende pensioenen in 2023 en 2024 bij de 5 grote pensioenfondsen ABP, PFZW, PME, PMT en Bouw? Hoeveel was de gemiddelde nominale loonontwikkeling over dezelfde jaren? Kan de regering deze gegevens zowel in tabelvorm als in een grafiek weergeven? Kan tevens (apart) de reële ontwikkeling worden getoond van de genoemde pensioenen en van de marktlonen over dezelfde jaren?

  • 4. Kan de regering tevens een overzicht geven van de indexatie van de aanvullende pensioenen bij de 5 grote pensioenfondsen ABP, PFZW, PME, PMT en Bouw over de periode van 2008 tot en met heden?

  • 5. Kan de regering een tabel of overzicht geven van de cumulatieve gerealiseerde koopkrachtontwikkeling over de periode 2009 t/m 2024 van AOW’ers met een inkomen vanaf AOW + 5.000, AOW + 10.000, AOW + 15.000 et cetera tot en met 100.000? Kan tevens apart de verwachte koopkrachtontwikkeling voor 2025 worden weergegeven voor dezelfde groepen?

  • 6. Kan de regering bevestigen dat de koppeling van de AOW aan het wettelijk minimumloon, relatief én absoluut steeds belangrijker wordt voor de koopkracht van gepensioneerden ten opzichte van het belang van de indexering van aanvullende pensioenen? Wat vindt de regering van deze ontwikkeling?

  • 7. Is een AOW-uitkering van 70% voor alleenstaanden en van 100% voor samenwonenden, een principiële standaard of zijn deze percentages onder bepaalde omstandigheden of als onderdeel van een hervorming, onderhandelbaar voor de regering?

  • 8. Hoeveel rendement hebben pensioenfondsen gemiddeld en cumulatief gemaakt sinds 2009? Hoeveel is het BBP van Nederland cumulatief gegroeid sinds 2009? Is (de grondslag van) het BBP harder gestegen dan het collectieve vermogen in de pensioenfondsen?

  • 9. Deelt de regering de mening dat de prestaties van de collectief gefinancierde AOW sinds 2009 voor gepensioneerden veel gunstiger zijn geweest dan de prestaties van het aanvullende pensioen?

  • 10. In tabel 130 van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2025, signaleert het lid van de 50PLUS-fractie een stijging van de opbrengst van de AOW-premies van 22 miljard in 2024 naar 28 miljard in 2025. Kan deze toename woordelijk worden toegelicht en zo mogelijk ook worden uitgesplitst naar herkomst (loonstijging, werkgelegenheid toename of wat nog meer?). Deze toename kan immers niet worden verklaard louter op basis van de stijging van het BBP.

  • 11. Hoeveel zou het EMU-saldo naar verwachting zijn (of zijn geweest) over de jaren 2024, 2025, 2026 en 2027, als er geen sprake was van een positief exploitatiesaldo bij de sociale fondsen?

  • 12. In antwoord op een vraag van het lid van de 50PLUS-fractie antwoordde de regering in de nota naar aanleiding van het tweede verslag bij het Belastingplan 2025:

    «Voorts vraagt dit lid of de kans om verhogingen van het minimumloon te gebruiken om afhankelijkheid van middengroepen van inkomensondersteuning te verminderen nu gespendeerd is en of dit de mogelijkheden en ruimte beperkt voor de toekomstige brede belastingherziening.

    Het minimumloon is in 2023 extra verhoogd met 8,05% door het vorige kabinet. Daarbij is relevant dat die verhoging kwam ten tijden van zeer hoge inflatie. De verhoging van het minimumloon was mede bedoeld als impuls voor de koopkracht. Het gelijktijdig afbouwen van inkomensondersteuning zou die impuls teniet hebben gedaan».4

    • a. De vraag van dit lid of de beleidsoptie van het aanzienlijk verhogen van het minimumloon als onderdeel van een brede belastinghervorming nu gespendeerd is, is niet beantwoord. Kan dat alsnog?

    • b. De regering antwoordt bij deze vraag tevens dat «een dergelijke variant nadelen met zich meebrengt». Dit lid hecht er belang aan om op te merken dat het hier wat de fractie van 50PLUS betreft niet gaat om een variant maar om een instrument en dat dit instrument nu bijna of helemaal is uitgeput en derhalve niet of nauwelijks meer gebruikt kan worden voor het beperken of optimaliseren van de inkomenseffeten van een belastinghervorming. Deelt de regering deze analyse? En zo nee, waarom niet?

    • c. Erkent de regering dat verhoging van het minimumloon met gelijktijdige verlaging van toeslagen niet plaatsvindt in een vacuum maar dat dit ook een netto opbrengst heeft voor de schatkist die kan worden teuggesluisd naar lagere lasten, bovenop de verlaging van het minimumloon? Erkent de regering dat hiermee ten minste een deel van de genoemde «snellere afbouw van toeslagen» weer zou kunnen worden gecompenseerd?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag zo spoedig mogelijk.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Handelingen I 2024/2025, nr. 12, item 13

X Noot
3

Kamerstukken I 2024/2025, 36 602, F.

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/2025, 36 602, I, p.2

Naar boven