36 560 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2023

Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 mei 2024 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 4 juni 2024 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Peter de Groot

De griffier van de commissie, Honsbeek

Vraag 1:

Wat is de reden dat pas bij de Slotwet de lagere verplichtingen voor warmtefonds, ouderenhuisvesting en bijdrage Rijksvastgoedbedrijf voor flexwoningen in beeld zijn gekomen.

Antwoord:

Er kunnen meerdere redenen zijn dat verplichtingen lager uitvallen. Bij warmtefonds, ouderenhuisvesting en bijdrage Rijksvastgoedbedrijf voor flexwoningen kwam dit doordat er in 2023 wel verplichtingenbudget beschikbaar was, terwijl de betreffende verplichtingen reeds in eerdere jaren waren aangegaan. Er was dus in 2023 geen verplichtingenbudget nodig.

Naar aanleiding van het aandachtspunt van de Algemene Rekenkamer inzake begrotingsbeheer is 2023 extra ingezet op het voorkomen van om onrechtmatige verplichtingenoverschrijdingen. Onderdeel daarvan is terughoudendheid met het afboeken van verplichtingen om aan het einde van het jaar overschrijdingen van het budget te voorkomen. Dit jaar zal daarbij extra aandacht besteed worden aan het waar mogelijk eerder afboeken van aangegane verplichtingen.

Vraag 2:

Hoe kan voorkomen worden dat lagere verplichtingen pas bij de Slotwet bekend worden?

Antwoord:

Er zijn per uitgavenpost verschillende redenen dat verplichtingen lager uitvallen dan begroot. Daarom is het lastig aan te geven hoe dit kan worden voorkomen. Bij bijvoorbeeld de huurtoeslag of de financiële herplaatsingsgarantie is er voldoende verplichtingenruimte nodig om aanspraken te honoreren en te verplichten aan het einde van het jaar. Deze kunnen dan ook niet worden bijgesteld in de laatste begrotingswijziging, de tweede suppletoire begroting. In de veegbrief worden beleidsmatige mutaties op het verplichtingenbudget gemeld en verwachte overschrijdingen. Technische verplichting mutaties worden conform Rijksbegrotingsvoorschriften echter niet vermeld in de veegbrief. Het lager uitkomen van bijvoorbeeld de raming Huurtoeslag is een technische mutatie die derhalve niet eerder wordt vermeld. Bovendien zou een negatieve bijstelling kunnen betekenen dat indien de verplichtingen aan het einde van het jaar toch hoger blijken te zijn dan op het moment van bijstelling, deze onrechtmatig zouden zijn.

Vraag 3:

Wat vraagt het van het Ministerie van BZK om ervoor te zorgen dat bij de suppletoire begroting onderuitputtingen in beeld komen?

Antwoord:

De richtlijnen voor begrotingsstukken zijn vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Het Ministerie van BZK moet deze voorschriften volgen. In de RBV is opgenomen dat de suppletoire begrotingshoofdstukken ingaan op de begrotingsstanden en de wijzigingen daarop, niet op realisaties. Realisaties worden enkel inzichtelijk gemaakt in het jaarverslag en de slotwetten.

Daar waar zeker is dat onderuitputting zich zal voordoen, worden betreffende posten afgeboekt in een suppletoire begroting. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 zal hier ten aanzien van het afboeken van verplichtingenbudget dit jaar meer aandacht naar uitgaan.

In de suppletoire begroting wordt inzicht in budgetten gegeven door middel van de budgetflexibiliteit. De budgetflexibiliteit is onderverdeeld in: 1) juridisch verplicht, 2) bestuurlijk gebonden, 3) beleidsmatig gereserveerd en 4) nog vrij te besteden. Bij ieder beleidsartikel is in de begroting een tabel opgenomen met de bovenstaande verdeling.

Daarnaast worden, waar mogelijk, budgetten neerwaarts bijgesteld in de tweede suppletoire begroting. Daarmee wordt onderuitputting op de departementale begroting, voor zover mogelijk, in het najaar inzichtelijk gemaakt. Voorwaarde hiervoor is dat dit alleen kan indien volledig is vastgesteld dat de middelen dat jaar niet meer tot besteding zullen komen. Dit omdat eventuele overschrijdingen in de realisatie na een neerwaartse bijstelling onrechtmatig zijn.

Vraag 4:

Wat is het concrete effect van de onderuitputtingen op doelstellingen en ambities op het gebied van verduurzamen, ouderenhuisvesting en flexwonen?

Antwoord:

De verplichtingen voor deze uitgaven waren al aangegaan in eerdere jaren en derhalve zijn voor deze posten in 2023 minder verplichtingen aangegaan. Wel zijn de betreffende kasuitgaven gedaan. Derhalve is er geen sprake van onderuitputting op de uitgaven en is er geen negatief effect op de ambities op deze onderwerpen.

Vraag 5:

Is de regering tevreden over de bereikte doelen binnen het Ministerie van BZK en kan dit worden toegelicht?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK werkt aan uiteenlopende maatschappelijke opgaven met daarbinnen verschillende doelstellingen. In generieke zin valt te zeggen dat wij continu streven naar het verbeteren van beleid en daarmee ook aan het bereiken van de gestelde beleidsdoelen. Doeltreffendheid is een essentiële component van beleidskwaliteit naast andere waarden zoals bijvoorbeeld doelmatigheid, responsiviteit, rechtvaardigheid en rechtmatigheid. In meer specifieke zin ga ik jaarlijks in het departementale jaarverslag in op de uitvoering en resultaten van het beleid in het afgelopen jaar, dit op het niveau van het beleidsartikel. Op specifieke dossiers reflecteer ik hierover in diverse kamerbrieven en rapportages.

Vraag 6:

Welke geleerde lessen geeft deze regering mee richting het nieuwe kabinet om ervoor te zorgen dat op het vlak van BZK doelen en begrote bedragen beter aan elkaar gekoppeld zijn, in zowel prognose als uitvoering?

Antwoord:

BZK vindt het belangrijk om beleid continu te verbeteren. Bij nieuwe beleidsvoorstellen zetten wij daarom in om aan de voorkant deze al zo goed als mogelijk te onderbouwen. Zonder heldere doelstellingen en verwachtingen over de werking van beleid is het lastig om na verloop van tijd te zeggen of het ook effectief is geweest. Dit geldt ook voor inzichten over de verwachte benodigde financiële middelen. Door het Beleidskompas te gebruiken komen alle relevante kwaliteitsaspecten op het juiste moment aan bod. Bij nieuwe beleidsvoorstellen boven de € 20 mln. sturen we de onderbouwing ervan via de rijksbrede werkwijze «Beleidskeuzes uitgelegd» naar de Tweede Kamer. Voor lopend beleid draagt heldere monitoring en een strategische evaluatieprogrammering bij aan bruikbare inzichten. Onze geplande evaluaties, waaronder ook Periodieke Rapportages (voorheen beleidsdoorlichtingen) staan opgenomen op de Strategische Evaluatie Agenda. Opgedane inzichten kunnen gebruikt worden voor aanpassingen of bijsturing van beleid.

Vraag 7:

Welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer heeft de regering niet gevolgd en waarom niet? Kan dit per genoemd item uiteen gezet worden?

Antwoord:

Met de «Voortgangsmeter 2023», aangeboden aan uw Kamer op 28 september 2023, heeft de Algemene Rekenkamer (AR) in beeld gebracht wat ministeries hebben gedaan met de aanbevelingen uit de periode van 2017 t/m 2022 (Kamerstukken II 2023/24, 31 865, nr. 236). Hierin wordt rijksbreed en per begrotingshoofdstuk ingegaan op de toezeggingen op, en acties naar aanleiding van, de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (AR).

Daarnaast heb ik zelf op 20 november 2023 een brief aan uw Kamer gestuurd over de opvolging binnen mijn Ministerie van de aanbevelingen die door de AR zijn gedaan in haar

rapportages van het Verantwoordingsonderzoek 2022, zoals ik u daar de afgelopen drie jaar ook al schriftelijk over informeerde (Kamerstukken II 2023/24, 26 410 VII, nr. 80).

Tot slot bevatten de rapportages van het Verantwoordingsonderzoek 2023 het meest actuele beeld, waaronder de resultaten bij het Ministerie van BZK (Kamerstukken II 2023/24, 36  560 VII, nr. 2) en de resultaten bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstukken II 2023/24, 36 560 IV, nr. 2). Hierin geeft de AR aan dat er nog 2 onvolkomenheden zijn die nog niet zijn opgelost en waar de opvolging van de aanbevelingen dus nog gaande is, Rijksbreed IT-beheer en SSC-ICT inkoopbeheer inhuur externen. Zoals ik in mijn reactie op de resultaten van het onderzoek bij BZK (VII) heb aangegeven, deel ik de constatering van de AR dat de huidige aanpak voor Rijksbreed IT-beheer niet voldoende is om de onvolkomenheid op te lossen (Algemene Rekenkamer, Verantwoordingsonderzoek 2023). In mijn reactie geef ik te werken aan een nieuw plan van aanpak. Hierin zullen de aanbevelingen van de AR worden meegenomen. Voor het inkoopbeheer inhuur externen constateert de AR dat SSC-ICT in 2023 maatregelen heeft genomen die hebben geleid tot een beter proces voor inhuur, maar dat de maatregelen nog niet structureel werken. Daar gaat het dus nog om de werking van de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de aanbevelingen van de AR, waarvan in 2024 zichtbaar effect wordt verwacht.

Vraag 8:

Welke aanbevelingen heeft de regering wel gevolgd, en waarom wel?

Antwoord:

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 7. Zoals uit de rapportages van de Algemene Rekenkamer van het Verantwoordingsonderzoek 2023 naar voren komt, zijn op begrotingshoofdstuk VII de onvolkomenheden SSC-ICT beveiliging IT-componenten, opbrengsten RvIG en voorschottenbeheer agentschappen beoordeeld als opgelost en is op begrotingshoofdstuk IV de onvolkomenheid IT-beheer SSO-CN ook opgelost.

Vraag 9:

Hoe verklaart de regering dat de lagere verplichtingen voor het Rijksvastgoedbedrijf voor flexwoningen, het warmtefonds en ouderenhuisvesting (pagina 3–5 van de memorie van toelichting) pas bij de huidige Slotwet in beeld komen, terwijl ook bij eerdere suppletoire begrotingen al bekend was dat de verplichtingenruimte in 2023 niet meer nodig was? Zijn er andere punten waar het verplichtingenbudget nu pas is bijgewerkt naar de laatste inzichten? Kan ervoor worden gezorgd dat dergelijke bijstellingen voortaan direct plaatsvinden, zodat de Kamer altijd de meest realistische begroting kan vaststellen?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 1.

Vraag 10:

Klopt het dat bij de verwijzing naar de veegbrief van december 2023 (die nu verwijst naar een brief van de bewindslieden van Financiën) de brief van 18 december 2023 over uitvoering van diverse begrotingen 2023 wordt bedoeld (36 410 VII nr. 84)?

Antwoord:

Ja, dat klopt.

Naar boven