Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36550-IX nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36550-IX nr. E |
Ontvangen 8 juli 2024
Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties JA21 en 50Plus. De vragen beantwoorden wij hierna. Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het overleg aangehouden, waarbij indien gepast vragen gezamenlijk zijn beantwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie
Hoe kan het dat de oorspronkelijke budgetramingen zo significant afwijken van de nu benodigde bedragen? Welke omstandigheden en keuzes hebben tot bijstelling van de begrotingen geleid en welke lessen zijn hieruit te trekken? Welke factoren zijn over het hoofd gezien of onderschat bij de oorspronkelijke ramingen?
Voor de aanvullende schade stonden oorspronkelijk uitsluitend middelen begroot voor de uitvoering van de Commissie Werkelijke Schade (CWS) en de Regieroute VSO. Sinds de 1e suppletoire begroting 2023 worden er ook middelen gereserveerd voor de route via Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH). Aangezien het oorspronkelijk om een pilot ging, is er in 2023 ca. 200 mln. gereserveerd voor de pilot van Stichting Gelijkwaardig Herstel. In de Kamerbrief van juni 20231 zijn een aantal risico’s benoemd die ertoe leidden dat dit bedrag onzeker was. Tijdens uitvoering van de pilot waren er indicaties dat in ieder geval een deel van de risico’s zich mogelijk materialiseerden. Omdat de ambitie van het kabinet was de SGH-route op te schalen, is bij 1e suppletoire begroting 2024 € 1,2 mld. gereserveerd op de Aanvullende Post. Vervolgens heeft de evaluatie van de pilot plaatsgevonden, waarover is gerapporteerd in de Kamerbrief van 31 mei jl.2. Door de gewijzigde systematiek, het vragen van minder bewijsstukken en het minder streng toetsen van de causaliteit kan een grotere groep ouders aanspraak maken op een vergoeding en is de vergoeding hoger. Aan de hand hiervan is bij NvW op de 1e suppletoire begroting nog eens € 2,3 mld. extra vrijgemaakt, waarvan 900 mln. op de Aanvullende Post. Tot slot blijven de ramingen inherente onzekerheden en aannames bevatten, bijvoorbeeld omdat het lastig in te schatten is hoeveel ouders aan een aanvullende schaderoute deelnemen.
Wat zijn de specifieke maatregelen die nu genomen worden om de kosten van de toeslagen compensatie-operatie te beheersen en verdere overschrijdingen te voorkomen? Wat zijn de belangrijkste doelstellingen en mijlpalen in dit plan?
Voor de uitgaven aan uitvoering en implementatie geldt dat de processen binnen de hersteloperatie de afgelopen jaren zijn doorontwikkeld en geoptimaliseerd. Dit altijd vanuit een balans tussen snelheid en zorgvuldigheid voor ouders alsook de ruimte voor maatwerk waar het moet en generieke benadering waar het kan (bijvoorbeeld bij de kindregeling). Met name bij de arbeidsintensieve processen rond de Integrale Beoordeling en de afhandeling van bezwaar en beroep zijn grote stappen gezet in optimalisatie vanuit de aanpak Verbeteren en Versnellen. Bij het opstellen van de raming kunnen we ons nu, veel meer dan één of twee jaar geleden, baseren op ervaringscijfers. Daarnaast wordt de realisatie van de uitgaven gemonitord.
Op een aantal onderdelen van de hersteloperatie zitten we nog wat meer in de beginfase van de uitvoering. Dat betreft met name de afhandeling van aanvullende werkelijke schade. Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 31 mei is aangegeven is er, zowel ten aanzien van het aantal deelnemers als ten aanzien van het gemiddelde aanvullend te betalen bedrag aan gedupeerden en ex-partners nog onzekerheid. Daarbij heeft de Kamer tijdens het debat van 13 juni randvoorwaarden meegegeven voor de opschaling van de schaderoute van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel.
Kan de Minister aangeven wat de verhouding is tussen de geraamde kosten van uitvoering ten opzichte van uitkering?
Over het totaal wordt ca. 77% uitgekeerd in een vorm van compensatie aan gedupeerde ouders, en ca. 23% is voor de uitvoering bij Rijksoverheden, gemeentes, en derde partijen.
In de aanvullende schaderoutes wordt naar inschatting ca. 86% uitgekeerd in een vorm van compensatie aan gedupeerde ouders, en ca. 14% is voor de uitvoering.
In de SGH-route wordt naar inschatting ca. 95% uitgekeerd in de vorm van compensatie aan gedupeerde ouders, en ca. 5% is voor de uitvoering. Voor CWS wordt deze verhouding ingeschat op ca. 74% en ca. 26% respectievelijk, en voor de Regieroute VSO op ca. 93% en ca. 7% respectievelijk.
Hoe wordt de effectiviteit van deze maatregelen gemonitord en geëvalueerd?
De Kamer wordt via de viermaandelijkse Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen op de hoogte gehouden over de voortgang van de hersteloperatie, waaronder ook de ontwikkelingen van het uitvoerings- en programmabudget. De Wet Hersteloperatie Toeslagen wordt in 2025 geëvalueerd.
Kunt u de Kamer informeren over de totaalsom van de uitvoeringskosten van de toeslagenaffaire, het totale budget voor de Catshuisregeling en de geraamde uitgaven voor de aanvullende regelingen, waaronder de regeling via SGH? De fractie van JA21 wil graag namelijk het totaaloverzicht behouden van deze kosten van deze affaire, opgesplitst in de verschillende uitgaven voor de compensatieregelingen en uitvoeringskosten.
Een financieel totaaloverzicht wordt altijd bijgevoegd in de Voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen (VGR). De 17e VGR bevat het meest recente overzicht tot mei 2024. In deze VGR staan in tabel 5.9.1 de uitgaven van de verschillende compensatieregelingen (onderdeel 6a).3 Dit betreft de realisatie tot en met 2023 en de budgetten voor 2024 en volgende jaren. De uitvoeringskosten zitten met name in de apparaatsuitgaven bij UHT en bij externe partijen die bijvoorbeeld de schuldenaanpak uitvoeren (SBN) of gemeenten die de brede hulp verzorgen. Deze uitvoeringskosten bedragen gemiddeld zo’n 23% van het totale budget.
De additionele budgetten in de nota van wijziging (NvW) zitten hier nog niet in verwerkt, dus die moet erbij opgeteld worden. In de Voorjaarsnota staat opgenomen dat er (Rijksbreed) 9,3 mld. is gereserveerd, tezamen met de 2,3 mld. uit de NvW resulteert in een totaalbudget van 11,6 mld. (waarvan ca. 1,4 mld op de Aanvullende Post, bestaande uit 900 mln voor aanvullende schade en ca. 500 miljoen uit eerdere begrotingen voor andere programma- of apparaatsmiddelen). Voor een overzicht verwijzen we naar de toelichting op pagina 21. In de 18e VGR zal een bijgewerkt financieel totaaloverzicht opgenomen worden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS-fractie
Heeft u besloten het beleid van de vorige regering inzake de toeslagenaffaire over te nemen? Indien dit niet het geval is, op welke punten zal de regering afwijken van dat beleid, en op grond van welke overwegingen?
De inzet van het kabinet blijft erop gericht om recht te zetten wat er mis is gegaan rondom de kinderopvangtoeslag en gedupeerde ouders te helpen een nieuwe start te maken. Binnen de grenzen van wat er juridisch, financieel en uitvoeringstechnisch mogelijk is kan het kabinet altijd overwegen om aanpassingen te doen op de hersteloperatie, maar het kabinet loopt daar nu niet op vooruit.
Op de vraag «in hoeverre de ingeboekte onderuitputting 2024–2025 neerslaat bij middelen die bestemd of faciliterend zijn voor de woningbouw», antwoordde de Minister «dat er geen onderuitputting is ingeboekt op middelen die bestemd zijn voor woningbouw» (vraag 137). De fractie van 50PLUS vraagt of hiermee wordt bedoeld dat er naar verwachting helemaal geen onderuitputting op zal treden op dit beleidsthema of slechts dat het niet is ingeboekt?
Op dit moment is niet de verwachting dat er dit jaar onderuitputting zal optreden op de middelen die bestemd of faciliterend zijn voor woningbouw. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting voor 2025 zal dit opnieuw worden bezien.
Kan uit het antwoord «dat er geen onderuitputting is ingeboekt op middelen die bestemd zijn voor woningbouw» ook worden afgeleid dat het de goede kant op gaat met de woningbouwproductie in het algemeen of slechts dat alle bestemde overheidsmiddelen tot besteding komen?
De woningbouwproductie is van veel meer zaken afhankelijk dan het al dan niet tot besteding komen van daarvoor bestemde overheidsmiddelen. Er moeten voldoende locaties zijn aangewezen, de grond moet beschikbaar zijn, de businesscases moeten sluiten en uiteindelijk moeten er ook afnemers van de woningen zijn. De middelen van het Rijk dragen daaraan bij, maar uiteindelijk zijn het decentrale overheden en de ontwikkelaars die lokaal besluiten over het starten van woningbouwprojecten.
In het antwoord op vraag 107 van de feitelijke vragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota, antwoordde de Minister «In de 17e Studiegroep Begrotingsruimte staat dat de geraamde uitgaven aan AOW tussen 2023 en 2023 toenemen van 48 miljard euro naar 57 miljard euro (in constante prijzen)». Is het juist dat hier per abuis een verkeerd jaartal is genoteerd? Met welk jaar wordt 2023 vergeleken?
Het klopt dat hier per abuis een verkeerd jaartal is genoteerd. Het jaar 2023 wordt vergeleken met 2032. «In de 17e Studiegroep Begrotingsruimte staat dat de geraamde uitgaven aan AOW tussen 2023 en 2032 toenemen van 48 miljard euro naar 57 miljard euro (in constante prijzen).»
Is het juist dat de Nederlandse AOW, in vergelijking met andere Eurolanden, verreweg de minst kostbare collectief gefinancierde oudedagsvoorziening op basis van een omslagstelsel is? Kunt u de kosten van het Nederlandse omslagstelsel voor de AOW afzetten tegen de kosten van de collectief gefinancierde omslagstelsels in de 10 grootste Eurolanden, uitgedrukt als % van het BBP? Kan op basis van deze cijfers gesteld worden dat de vergrijzingsdruk in Nederland behoort tot de laagste binnen de eurozone en zo nee waarom niet?
Het Nederlandse pensioenstelsel is uniek in de wereld. Het bestaat uit zowel een collectief gedekt omslagstelsel wat publiek gefinancierd wordt (de AOW), als een kapitaalgedekt stelsel wat privaat wordt bekostigd (de 2e pijler). Daarnaast is er nog een 3e pijler (private individuele verzekeringen) en 4e pijler (vermogensopbouw, in bijvoorbeeld het huis).
Dit betekent dat de publieke uitgaven aan het pensioenstelsel, de AOW, relatief laag zijn. Bovenop de AOW krijgen veel mensen nog pensioen inkomen uit de 2e pijler en mogelijk ook de 3e en/of 4e pijler. De OESO heeft in haar laatste internationale studie de kosten van pensioen vergeleken. Hieruit blijkt dat uitgedrukt in een percentage van het bbp de publieke kosten voor Nederland inderdaad relatief laag zijn. Nederland geeft hieraan 5,0% van het bbp uit in 2019. Ter vergelijking, voor Duitsland is dit 10,4%. Wanneer de kapitaalgedekte uitgaven bij de publieke kosten opgeteld worden komt Nederland uit op 10,3% (waarvan 5,3% privaat) en Duitsland op 11,1% (waarvan 0,7% privaat). Voor het volledige overzicht verwijzen wij naar «Pensions at a Glance 2023».4
Wanneer naar de vergrijzingsdruk gekeken wordt kan niet alleen pensioen meegenomen worden, dan komen ook kosten voor bijvoorbeeld (ouderen)zorg in beeld. Deze kosten kunnen zoals het CPB eerder liet zien fors oplopen5. Dit is moeilijk te vergelijken tussen landen, omdat stelsels verschillen en de verschillende componenten met elkaar vergeleken moeten worden. Wel is bekend dat de meeste landen Europa de komende jaren met deze vergrijzingsdruk en bijbehorende kosten te maken krijgen.
In het antwoord op vraag 107 van de feitelijke vragen naar aanleiding van de voorjaarsnota wordt gesteld dat «Bij de ambitieuze investeringsagenda komt dit doordat er in het coalitieakkoord Rutte IV voor is gekozen om middelen vrij te maken ten behoeve van belangrijke maatschappelijke uitdagen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, onderwijs en de woningmarkt. Alles verder gelijk leidt dit tot een verslechtering van de overheidsfinanciën». Is het aantoonbaar dat de hier bedoelde investeringsagenda per saldo beter uitpakt voor de overheidsfinanciën, dan wanneer deze middelen zouden worden ingezet voor groeibevorderende belastingverlaging?
Het is van tevoren lastig te stellen of de investeringsagenda per saldo beter uitpakt voor de overheidsfinanciën dan een groeibevorderende belastingverlaging van dezelfde orde van grootte. Meerdere factoren hebben hier namelijk invloed op, zoals de stand van de economie (laag- of hoogconjunctuur), het type belastingverlaging, anticipatie-effecten, inverdieneffecten en het huidige belastingniveau. Voor de economische doorrekening van (pakketten met) maatregelen varen wij op het Centraal Planbureau.
In tabel 1 Samenvatting uitgavenbesluitvorming op pagina 9 van de Voorjaarsnota, staat bij «halfgeleidersector» evenals bij «bijdrage uit Nationaal Groeifonds» een minteken bij de bedragen voor 2024 en 2025. Klopt dit wel, aangezien een minteken volgens de tabel lagere uitgaven aangeeft?
De extra uitgaven voor de halfgeleidersector worden gedekt uit het Nationaal Groeifonds. De dekking uit het Nationaal Groeifonds betreft een verlaging van de korte termijn (2024 t/m 2026) en de investeringen in de halfgeleidersector zijn langjarig. Daarom is er in de eerste jaren een minteken in de tabel te zien, maar staan er in latere jaren positieve cijfers.
Deze leden wijzen op tabel 38 uit de (ontwerp)begroting Veiligheid en Justitie 2024 en zij constateren dat het kabinet in september 2023 verwachtte dat de uitgaven aan het vreemdelingenbeleid in 2027 dalen van 4,5 naar 2,1 miljard. Kunt u dit uit tabel 38 geconstateerde verschil actualiseren op basis van de aanpassingen in de Voorjaarsnota?
Onderstaande tabel geeft de geactualiseerde standen weer per jaar op basis van de aanpassingen in de Voorjaarsnota over beleidsartikel 37. Migratie op de begroting van Justitie en Veiligheid. Dit is inclusief budget voor de opvang van Oekraïense ontheemden.
Artikel |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
---|---|---|---|---|---|---|
37. Migratie |
9.024.570 |
9.465.785 |
6.707.388 |
2.115.560 |
2.115.531 |
2.115.531 |
Erkent u dat het verhogen van de uitgaven voor «asiel» voor de jaren 2024, 2025 en 2026 maar niet voor 2027 en verder, betekent dat de reeds zeer scherpe daling van de verwachtte uitgaven aan asiel in 2027, in euro’s nog veel scherper wordt? Vraagt de extreem scherpe daling van de verwachtte uitgaven aan asiel in 2027 om bijsturing en zo nee waarom niet?
De uitgaven voor asiel zijn bij de Voorjaarsnota incidenteel verwerkt, mede door de toenemende onzekerheid naarmate verder in de toekomst wordt geprognosticeerd door het Meerjaren Productie Prognosemodel. Het klopt dat het verhogen van de uitgaven voor de asielopvang voor de jaren 2024, 2025 en 2026 leidt tot een meer scherpe daling in 2027. Het kabinet zet in op een forse beperking van de asielstroom; de Minister van Asiel en Migratie geeft hier beleidsmatig uitvoering aan.
Heeft u de verwachting dat de onderuitputting zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota, toe of af zal nemen als gevolg van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het CPB een doorrekening gemaakt van de budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord. Deze doorrekening is gepubliceerd op 21 mei jl. Het kabinet gaat van start op basis van de financiële tabel uit het Hoofdlijnenakkoord. De komende periode werkt het kabinet het Hoofdlijnenakkoord uit tot een regeerprogramma. Op Prinsjesdag informeert het kabinet het parlement met de Miljoenennota, ontwerpbegrotingen en het Belastingplan voor 2025 over de definitieve budgettaire verwerking van het Hoofdlijnenakkoord en de ontwikkelingen van de overheidsfinanciën.
Bij de beantwoording van de feitelijke vragen over de Voorjaarsnota 2024, is bij vraag 107 geantwoord dat «bij ongewijzigd beleid zullen de ambitieuze investeringsagenda, oplopende rentelasten en vergrijzingskosten er inderdaad voor zorgen dat de overheidsfinanciën geleidelijk verslechteren». Is het juist om te veronderstellen dat de ambitieuze investeringsagenda van het vorige kabinet niet ongewijzigd blijft? Hoeveel wordt er volgens het hoofdlijnenakkoord bezuinigd op de genoemde «ambitieuze investeringsagenda»? Valt de «ambitieuze investeringsagenda» dan ook weg als bron van verslechtering van de overheidsfinanciën en zo nee waarom niet?
Juist vanwege het risico op zich verslechterende overheidsfinanciën bevat het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet een pakket structurele ombuigingen. Deze ombuigingen relateren soms aan investeringen van het vorige kabinet, maar soms ook aan ander beleid. Er zijn daarnaast ook nog andere ontwikkelingen die de overheidsfinanciën verslechteren, zoals op 4 juli jl. aan de Tweede Kamer is gemeld. Het kabinet besluit in augustus hoe tegenvallers gedekt worden, en zal beide Kamers daar op Prinsjesdag over informeren.
Bent u bekend met het artikel in «De Correspondent» van auteur Jesse Frederik van 11 juni 2024 «De compensatieregeling voor de toeslagen-affaire: onuitlegbaar, onuitvoerbaar, onbetaalbaar»?
Ja.
Is het juist dat er op dit moment in totaal 9,3 miljard is gereserveerd voor de optelsom van compensatieregelingen en dat hier «door verdere verruiming van de compensatieregeling» nog eens 1,2 tot 4,7 miljard euro bij kan komen?
Op dit moment is 7,1 miljard euro op de Financiënbegroting beschikbaar voor de afhandeling van de hersteloperatie. Daarnaast zijn in de Voorjaarsnota 2024 extra middelen opgenomen (niet aanvullende schade) van ca. 1 miljard euro en is 1,2 miljard euro gereserveerd op de Aanvullende Post voor aanvullende schade. Samen komt dat neer op 9,3 miljard euro bij Voorjaarsnota 2024. Het totaal benodigde aanvullende budget voor de aanvullende schaderoutes wordt op dit moment geraamd op 2,3 miljard euro, waarvan 900 miljoen euro als reservering op de Aanvullende post. Dit resulteert in een totaalbudget van 11,6 mld. De reservering op de Aanvullende Post van 1,2 miljard euro uit de Voorjaarsnota 2024 en het geraamde bedrag van 1,4 miljard euro voor aanvullende schade is met een nota van wijziging op de 1e Suppletoire Begroting 2024 aan het parlement voorgelegd. Dit bedrag geeft zowel de kosten van de verschillende compensatieregelingen als de apparaatskosten weer.
Wat is de reden dat over de jaren 2025, 2026 en 2027 in totaal 900 miljoen euro aan «aanvullende schaderoutes» wordt geboekt als reservering op de «aanvullende post (AP)?». Kan dit worden gekenmerkt als een post «onvoorzien»?
Zoals in elke raming kent ook de raming van de aanvullende schaderoutes een aantal risico’s. Deze risico’s tracht het kabinet te mitigeren door een reservering van 900 miljoen euro op de Aanvullende Post te maken. In de raming van de ingeschatte aantallen deelnemers is ervan uitgegaan dat de ouders die meer compensatie dan de 30.000 euro van de Catshuisregeling hebben ontvangen in de beschikking bij hun integrale beoordeling (IB) de SGH-route doorlopen, conform de motie Grinwis c.s. De 900 miljoen euro betreft een reservering vanwege onzekerheid in de uiteindelijke aantallen gedupeerden ouders dat de SGH-route doorloopt en een mogelijk hoger dan geraamd gemiddeld compensatiebedrag.
Is het juist dat er inmiddels 2277 fte werkzaam zijn bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Hoeveel is dit uitgedrukt als percentage van de huidige bezetting van de Belastingdienst/Toeslagen?
In juni 2024 waren er 2.300 FTE werkzaam bij UHT. Dit is 57,9% van de totale bezetting bij Dienst Toeslagen (3.972 FTE). Dienst Toeslagen is ontvlochten van de Belastingdienst, daarom is er geen relatie met de bezetting bij de Belastingdienst.
Deelt u de opvatting dat er sinds de start van het toeslagen herstel sprake is geweest van een uitdijing van het begrip «gedupeerde»? Deelt u de opvatting dat er «sluipenderwijs» een stevige discrepantie is ontstaan tussen de gedupeerde in de publieke verbeelding en de gedupeerde in de compensatieregeling? Welke consequenties verbindt u hieraan met betrekking tot het te voeren beleid?
Met de Wet hardheidsaanpassing Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en het door de Kamer ingediende amendement daarop is vastgesteld dat ouders als gedupeerde kunnen worden aangemerkt als sprake is van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid van het stelsel of een onterecht label opzet/grove schuld (O/GS). Deze bepalingen zijn in 2022 opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen, waarmee er al sinds de start van de hersteloperatie vaststaat op welke gronden ouders als gedupeerde kunnen worden aangemerkt. Met het wetsvoorstel Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt ook ex-toeslagpartners en nabestaanden van overleden gedupeerden compensatie geboden op bovenstaande gronden. Daarbij is tevens aangegeven dat met deze toevoegingen is toegewerkt naar een afronding van de vorming van het beleid dat moet voorzien in het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Hierbij is steeds onderkend dat de mate waarin ouders gedupeerd zijn verschilt.
Deelt u de opvatting dat het bij de optelsom van compensatieregelingen «inmiddels gaat om zo’n beetje iedereen bij wie ooit iets is misgegaan met kinderopvangtoeslag»? Indien niet, waarom niet?
Nee. Zoals toegelicht zijn er wettelijke gronden op basis waarvan een aanvrager van kinderopvangtoeslag kan worden aangemerkt als gedupeerde. Hierbij heeft het kabinet altijd aangegeven ruimhartig te werk te gaan en het verhaal van de ouder centraal te stellen. Ook uit de cijfers blijkt dat een significant deel van de ouders die zich hebben aangemeld bij UHT niet als gedupeerde is aangemerkt. Daaronder bevinden zich ook ouders die te maken hebben gekregen met een terugvordering.
Bent u ermee bekend dat vaktechnisch adviseurs van het UHT in een interne notitie van september 2022 reeds hun bedenkingen hebben geuit bij de «steeds verdere oprekking van het begrip gedupeerde»? Tot welke beleidsconsequenties hebben deze bedenkingen geleid? Indien er geen beleidsconsequenties zijn getrokken, waarom niet?
UHT vindt het van belang dat medewerkers en vaktechnisch adviseurs signalen over de uitvoering van de hersteloperatie binnen de organisatie delen. Signalen van medewerkers over de wijze van beoordeling worden steeds gewogen om te kijken of er aanleiding is om beoordelingskaders aan te passen, binnen het kader van de wet en de uitgangspunten van de hersteloperatie. Dat is ook met de genoemde notitie gebeurd. Dergelijke signalen hebben in het verleden soms wel en soms niet geleid tot aanpassing van de beoordeling van gedupeerdheid of de berekening van compensatie. Een voorbeeld van een aanpassing vormt een gewijzigde beoordeling van non response en de gewijzigde berekening van de tegemoetkoming bij O/GS die is toegelicht in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Leijten en Alkaya over de werkinstructies over de compensatie O/GS en non-response.6
Wat is er precies gedaan met de interne conclusie van de vaktechnisch adviseurs dat «het algemene beeld is dat we, na de eerste duizenden beoordelingen van ouders, steeds meer dossiers tegenkomen waarbij er geen sprake is van gedupeerdheid of zou moeten zijn»?
De interne conclusie van de vaktechnische adviseurs, dat er steeds meer dossiers zijn waarbij geen sprake is of zou moeten zijn van gedupeerdheid, wordt niet gedeeld. De criteria die bij de beoordeling van gedupeerdheid worden gebruikt zijn ruimhartig, maar sluiten aan bij de bedoeling van de regeling en de uitgangspunten van de herstelorganisatie.
Is het juist, dat in een zeer groot deel van de dossiers, sprake is van de compensatiegrond «institutioneel vooringenomen handelwijze» maar dat dit in de praktijk vaak of meestal gevallen zijn waarin de belanghebbenden nooit hebben gereageerd op herhaaldelijke verzoeken om informatie?
In het geval dat ouders aangeven geen verzoeken om informatie te hebben ontvangen, moet UHT de verzending van deze verzoeken aannemelijk maken. Wanneer dit niet aannemelijk kan worden gemaakt, wordt inderdaad geconcludeerd dat er sprake is van vooringenomen handelen. UHT kan in die gevallen niet aannemelijk maken dat de ouders in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren.
Hoe legt u uit dat mensen die vandaag de dag niet reageren op brieven van de Belastingdienst/Toeslagen met een terugvordering te maken krijgen? Hoe legt u uit dat degenen die nu zo handelen, alles moeten terugbetalen; maar degenen die toen zo handelden 30.000 euro krijgen? Graag een toelichting.
Ouders waarvan vast is komen te staan dat zij niet hebben gereageerd op een terecht, en zorgvuldig uitgevoerd, verzoek om informatie van Dienst Toeslagen komen in de hersteloperatie niet voor compensatie in aanmerking. In het verleden zijn ouders evenwel nihil gesteld waarbij de verzoeken om informatie onzorgvuldig zijn gedaan, of waarvan nu niet vast kan worden gesteld of op juiste wijze een verzoek om informatie is gedaan.
Dienst Toeslagen vraagt vandaag de dag bovendien met meer waarborgen informatie uit alvorens over te gaan tot een nihilstelling.
Is het juist dat ouders zelfs compensatie kunnen krijgen zonder dat het ooit tot een terugvordering is gekomen? Om hoeveel dossiers gaat het in dit verband? Erkent u dat hiermee een nieuwe doelgroep van «gedupeerden» is ontsloten die hebben bijgedragen aan toegenomen administratieve last van het proces van Toeslagen Herstel?
Zoals in eerder antwoord is toegelicht, is wettelijk vastgelegd op welke gronden ouders als gedupeerde kunnen worden aangemerkt. Het kan voorkomen dat een ouder gedupeerd is zonder dat het tot een terugvordering is gekomen. Een voorbeeld waarin de ouder als gedupeerde wordt aangemerkt is een brief waarin Toeslagen ten onrechte, of na onvoldoende onderzoek, aankondigde de toeslag nihil te stellen en terug te vorderen. Het is helaas niet mogelijk aan te geven hoeveel ouders in totaal als gedupeerde zijn aangemerkt zonder dat het tot een terugvordering is gekomen.
Het beoordelen of een aangemelde ouder al dan niet is gedupeerd behoort tot de (wettelijke) kerntaak van Dienst Toeslagen en vormt als zodanig geen toegenomen administratieve last.
Is het juist dat iedereen met de compensatiegrond «opzet/grove schuld» (O/GS) wordt aangemerkt als gedupeerde van de toeslagen affaire?
UHT beoordeelt de compensatiegrond O/GS op basis van een aantal criteria. In de situatie dat (1) er voldoende documentatie aanwezig is, (2) er sprake is van evident misbruik, en (3) in communicatie met de burger uitvoerig is ingegaan op de vraag waarom er sprake is van misbruik, komt een ouder niet voor een O/GS tegemoetkoming in aanmerking en is daarmee ook geen gedupeerde.7 Ouders die wel een O/GS tegemoetkoming ontvangen zijn wel gedupeerd.
Is het juist dat in gevallen waar de Raad van State oordeelde dat er sprake was van een «ernstige nalatigheid of grove onachtzaamheid» van betrokkenen, deze gevallen voor de UHT allemaal zijn aangemerkt als slachtoffer van de toeslagenaffaire? Indien niet wat voor een inhoudelijk onderscheid wordt er dan nog precies gemaakt?
Veronderstelt de gekozen werkwijze «dat de Belastingdienst in de afgelopen twintig jaar nooit iemand terecht van misbruik met kinderopvangtoeslag heeft beticht»?
UHT beoordeelt op basis van een eerste toets en integrale beoordeling of sprake is van gedupeerdheid. Als dat aan de orde is betrekt UHT het handelen van een ouder, bijvoorbeeld in een situatie van een boete of vast is komen te staan dat een ouder niet heeft gereageerd op informatieverzoeken van Toeslagen. In zijn algemeenheid kan dan ook niet gesteld worden dat in gevallen waar de Raad van State oordeelde dat er sprake was van een «ernstige nalatigheid of grove onachtzaamheid» van betrokkenen, per definitie sprake is van gedupeerdheid. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld.
Hoe beoordeelt u de volgende conclusie van de auteur: «Zo lijkt de geschiedenis van de toeslagen affaire zich langzaamaan in spiegelbeeld te herhalen. Waar eerder naar de kleinste fouten werd gespeurd om grote bedragen aan toeslagen terug te vorderen, wordt nu naar de minste aanleiding gezocht om grote bedragen aan compensatie uit te keren.» Welke beleidsconsequenties zouden hieraan moeten worden verbonden?
Zoals eerder toegelicht zijn er wettelijke gronden op basis waarvan een aanvrager van kinderopvangtoeslag kan worden aangemerkt als gedupeerde. Hierbij heeft het kabinet altijd aangegeven ruimhartig te werk te gaan en het verhaal van de ouder centraal te stellen. Hierbij is ook steeds duidelijk geweest dat de mate waarin ouders gedupeerd zijn sterk kan verschillen.
Wat is uw oordeel over de constatering dat na de introductie van de Catshuis Regeling in januari 2021, het aantal aanmeldingen van gedupeerden toenam van 8.000 tot bijna 70.000? Deelt u de opvatting dat de poging om met de Catshuis regeling een versnelling in het proces aan te brengen, faliekant is mislukt? Zo nee, waarom niet?
De Catshuisregeling was bedoeld om ouders die na een eerste toets gedupeerd blijken te zijn, snel een eerste vorm van compensatie te bieden en toegang te bieden tot regelingen met betrekking tot schulden en brede ondersteuning, in plaats van dat gewacht werd op een uitgebreide beoordeling. In dat doel voorziet de Catshuisregeling. Van de aangemelde ouders blijkt uit de eerste toets of de integrale beoordeling een meerderheid ook daadwerkelijk gedupeerd te zijn: medio juni 2024 zijn 36.160 ouders aangemerkt als gedupeerde. Dit is een aanzienlijk groter aantal dan waar in eerste instantie rekening mee werd gehouden.
Deelt u de opvatting dat «zelfs mensen die geen schijn van kans maken op compensatie, er belang bij hebben zich te melden bij de UHT?» Bijvoorbeeld vanwege het feit dat bij iedereen die zich als gedupeerde meldt, onmiddellijk de invordering van overheidsschulden wordt gepauzeerd?
De pauzeknop voor schulden geldt alleen voor ouders die aangemerkt zijn als gedupeerde en hun toeslagpartners. Om te voorkomen dat problemen voor ouders zich verdiepen tot aan het moment dat zij beoordeeld worden, is er vanaf het moment van aanmelding tot aan de integrale beoordeling wél recht op brede hulp door gemeenten. Het recht hierop wordt stopgezet als uit de integrale beoordeling blijkt dat iemand niet gedupeerd is. Overigens dient te worden opgemerkt dat de aanmelddatum voor mogelijk gedupeerde ouders afliep op 31 december 2023.
Deelt u de opvatting dat een potentieel gedupeerde van de toeslagen affaire inmiddels veel meer rechten heeft dan slachtoffers van andere ellende, zoals aangegeven in De Correspondent? Indien niet dan graag een uitgebreide toelichting waarom dit volgens u niet aan de orde is?
Nee, die opvatting wordt niet gedeeld en het is lastig om leed te vergelijken. Gedupeerden hebben recht op de wettelijke compensatie waar uw Kamer mee heeft ingestemd, dat wil zeggen op minimaal 30.000 euro compensatie, de wettelijke schuldenregelingen en brede ondersteuning van gemeenten. Er is binnen de hersteloperatie nadrukkelijk gekozen voor ruimhartige compensatie. Nog altijd gebeurt dit op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen. Deze wet bepaalt ook dat de ouder recht heeft op verdere aanvullende schadevergoeding conform het civiele schadevergoedingsrecht. Dit schaderecht dient uiteraard wel correct toegepast te worden. Wanneer dat niet goed wordt toegepast, kan sprake zijn van onuitlegbare uitkomsten. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 31 mei, wil het kabinet dit juist voorkomen en zijn daar nu waarborgen voor getroffen.
Erkent u dat vrijgevigheid met forfaitaire bedragen ertoe leidt dat vrijwel iedereen die iets te maken heeft gehad met kinderopvangtoeslag, er verstandig aan doet om zich aan te melden als gedupeerde? Op welke wijze heeft u rekening gehouden met een «aanzuigende werking»? Valt het de regering aan te rekenen dat er onvoldoende rekening is gehouden met een «aanzuigende werking»?
Het toeslagenstelsel was en is complex, waardoor het voor ouders niet altijd duidelijk was of eventuele terugbetalingen terecht waren, of dat ouders te maken hebben gehad met bijvoorbeeld institutionele vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. Het kabinet heeft het belangrijk gevonden om ouders die daar zelf aanleiding toe zagen de mogelijkheid te geven zich te melden als gedupeerde. Compensatiebedragen worden vervolgens alleen uitgekeerd aan ouders die na de eerste toets of integrale beoordeling aangemerkt worden als gedupeerde. Overigens dient te worden opgemerkt dat de aanmelddatum voor mogelijk gedupeerde ouders afliep op 31 december 2023.
Is het op enigerlei wijze denkbaar dat er bij het opschalen van de SGH-route een vergelijkbaar effect optreedt? Indien niet, waarom denkt u dat dit niet het geval kan of zal zijn? Welke waarborgen biedt u om deze aanzuigende werking te voorkomen?
Opschaling van de SGH-route leidt niet tot een toename van het aantal ouders dat zich meldt als gedupeerde, omdat de aanmeldtermijn hiervoor reeds verlopen is. Op dit moment meldt 25% van de ouders die na de IB gedupeerd blijken te zijn, zich voor een aanvullende schadevergoedingsroute. Dit percentage kan oplopen. Het is wettelijk geregeld dat alle gedupeerde ouders het recht hebben zich te melden voor een aanvullende schaderoute.
In de brief van 31 mei is te lezen dat het kabinet het standpunt inneemt dat voor niet alle ouders geldt dat een grofmazige schadeberekening leidt tot een uitlegbare uitkomst. Het kabinet ziet dat de schadeberekening van bepaalde groepen ouders in de praktijk te complex blijkt of slecht uitlegbare uitkomsten tot gevolg heeft. Te denken valt aan ex-toeslagpartners, gezinnen waarin beide ouders toeslagaanvragers zijn of waren, ouders met lage terugvorderingen of ouders die alleen gedupeerd zijn op basis van de toekenning Opzet/Grove Schuld (O/GS). Het kabinet wil hierover afspraken maken met SGH alvorens tot opschaling wordt overgegaan.
Is het juist dat aanmelders als gedupeerden, standaard gratis rechtsbijstand van de overheid krijgen? Op welk moment is dit beleid ingezet? Is er een verband tussen het verlenen van recht op gratis rechtsbijstand en de toenemende doorlooptijd van de afhandeling? Graag een toelichting.
Er is speciaal voor gedupeerden sinds 1 maart 2021 een subsidieregeling beschikbaar van de Raad voor de Rechtsbijstand. Zij kunnen hier gebruik van maken waardoor juridische rechtsbijstand tijdens de gehele hersteloperatie betaalbaar is voor gedupeerden. Dit omvat dus alle wettelijke compensatie- en schuldenregelingen. Het betekent dat er geen financiële drempel is voor ouders die in bezwaar of beroep willen gaan tegen een beschikking of die een ingebrekestelling willen indienen bij te laat beslissen. Deze procedures dragen zoals bekend bij aan de lange doorlooptijden, maar of dit een verband heeft met de subsidieregeling voor rechtsbijstand, is niet te zeggen. We weten niet of zonder deze subsidieregeling de doorlooptijden anders zouden zijn geweest. Bovendien hecht het kabinet aan laagdrempelige rechtsbijstand voor ouders en wil dat daarom niet afwegen tegen een mogelijke verlenging van doorlooptijden.
Kunt u bevestigen dat er inmiddels 56 miljoen euro aan dwangsommen is uitbetaald door de UHT?
Tot 31 mei 2024 is € 54,5 mln. aan dwangsommen betaald. Dit is als volgt verdeeld:
2022 |
2023 |
2024 (t/m 31 mei) |
Totaal (t/m 31 mei 2024) |
---|---|---|---|
€ 19 mln |
€ 23 mln |
€ 12,5 mln |
€ 54,5 mln |
Is het juist dat dwangsommen ook kunnen worden geïncasseerd door mensen die zich wel bij het UHT hebben aangemeld maar die nooit als gedupeerde zijn aangemerkt? Kunt u dat cijfermatig inzichtelijk maken als percentage van het totaal aan betaalde dwangsommen?
Indien een besluit niet binnen de wettelijke beslistermijn is genomen, kunnen aanvragers en bezwaarmakers UHT in gebreke stellen en vervolgens bij de rechter een beroep indienen wegens niet tijdig beslissen. Zij kunnen recht hebben op een dwangsom, ook als zij (nog) niet als gedupeerde zijn aangemerkt. Van de ouders die een beroep wegens niet tijdig beslissen op de integrale beoordeling indienden ontving tot op heden 90% een toekennende beschikking en 10% een afwijzing. Van de ouders die een beroep wegens niet tijdig beslissen op bezwaar hebben ingediend betreft het in 81% van de gevallen ouders met een toekenning op de IB en in 19% van de gevallen ouders met een IB-afwijzing.
Hoeveel van de bezwaarzaken betreft mensen die niet door de eerste toets zijn gekomen? Hoeveel van de bezwaarzaken betreft mensen die niet door de integrale beoordeling zijn gekomen? Hoeveel van de bezwaarzaken komen van niet-gedupeerden?
Zoals benoemd in de meest recente voortgangsrapportage (peildatum 30 april) heeft UHT 2.417 bezwaren tegen een afwijzing bij de eerste toets ontvangen en 1.454 bezwaren tegen een afwijzend besluit op de integrale beoordeling. Dit laatste aantal betreft dus bezwaren van aangemelde ouders die als niet-gedupeerden zijn aangemerkt.
Het lid van de fractie van 50PLUS heeft kennisgenomen van het voornemen om bezwaarzaken te schikken voor 5.000 euro. In dat geval is het, gelet op de voorgaande vragen en antwoorden, toch onvermijdelijk dat niet-gedupeerden met gratis rechtsbijstand zullen worden beloond voor slecht gedrag? Wat is uw oordeel hierover, alsmede een uitgebreide toelichting.
Het kabinet gaat een schikkingsvoorstel van € 5.000 doen voor de afhandeling van bezwaren tegen de integrale beoordeling. De doelgroep bestaat uit bezwaarmakers die voldoen aan de volgende criteria:
– De bezwaarmaker heeft een toekenning op de IB;
– Het bezwaar tegen de integrale beoordeling is ingediend vóór 1 juni 2024;
– Op 1 september 2024 heeft UHT nog geen beslissing op het bezwaar genomen.
Het schikkingsvoorstel staat dus niet open voor bezwaarmakers met een afwijzing op de integrale beoordeling.
In hoeverre wordt door gemeenten verleende ondersteuning aan gedupeerden van de Toeslagen affaire, meegenomen in de definitieve beoordeling binnen het kader van de SGH-route en in de financiële becijfering van de vergoeding(en)?
De «brede ondersteuning» van gemeenten is bedoeld om ouders direct steun te verlenen en te ondersteunen bij het maken van een nieuwe start. Bijvoorbeeld op het gebied van het zoeken naar passend werk of begeleiding bij gezondheidsproblemen. De VSO waarmee de SGH-route voor een ouder wordt afgesloten, is wat betreft de financiële component een berekening van de aanvullende schade die een ouder heeft geleden ten gevolge van de toeslagenaffaire. Deze staat dus los van de brede ondersteuning en de brede ondersteuning wordt dan ook niet verdisconteerd in de financiële becijfering van het schikkingsvoorstel.
Is het juist dat in het kader van de SGH-route «dikwijls schadevergoedingen worden toegekend die een veelvoud zijn van de oorspronkelijke terugvordering? Is het juist dat SGH dit uitlegt met het argument dat «de terugvordering van kinderopvangtoeslag heeft gezorgd voor een cascade aan ellende?» Betekent dit niet dat een dergelijke onderbouwing van een schadevergoeding niet alleen aanzuigend werkt maar ook onrechtvaardig is jegens iedereen die in andersoortige geschillen met de overheid met een cascade/escalatie van problemen te maken heeft gekregen?
De hersteloperatie toeslagen is niet één op één te vergelijken met de forfaitaire bedragen die zijn uitgekeerd voor andersoortige geschillen met de overheid. Wel heeft de overheid de taak gelijke gevallen gelijk te behandelen. Daarom is één van de maatregelen die is getroffen om het risico op strijd met het gelijkheidsbeginsel te mitigeren om de SGH-route zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de Wht en het civiele schadevergoedingsrecht. De pilot diende ertoe om te kijken of dit in de praktijk uitpakt op een uitlegbare wijze. Hierover wordt nu het gesprek gevoerd met SGH.
Kan de mogelijkheid bestaan dat opschaling van de SGH-route, net als eerdere elementen van het toeslagen herstel in brede zin, kan leiden tot een nieuwe golf van aanmeldingen van «gedupeerden»? Kan de opschaling van de SGH-route, aanlopen tegen dezelfde of nieuwe administratieve complicaties die het proces van Toeslagen Herstel verder belasten?
De opschaling van de SGH-route kan niet leiden tot meer ouders die zich melden als «gedupeerde», omdat de aanmeldtermijn hiervoor is verlopen. Wel kan het zo zijn dat meer gedupeerde ouders dan nu (25%) zich melden voor een aanvullende schadevergoeding. Daarbij wordt opgemerkt dat het aandeel ouders dat zich meldt voor aanvullende schadevergoeding al sinds de start van de hersteloperatie oploopt, waardoor de instroom lastig in te schatten is. Er worden afspraken gemaakt met SGH over de schaalbaarheid van de SGH-route om te voorkomen dat – indien de instroom inderdaad nog meer toeneemt – administratieve complicaties ontstaan bij opschaling.
Bent u van oordeel dat «het momenteel moeilijk vol te houden is, dat SGH nog «overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht» handelt, zoals de Wet hersteloperatie toeslagen voorschrijft?» Indien niet, waarom niet? Welke waarborgen zijn er dat overeenkomstig deze wet wordt gehandeld> Welke afspraken zijn of worden hieromtrent gemaakt?
De vraag of SGH overeenkomstig de Wet hersteloperatie toeslagen en het civiele schadevergoedingsrecht handelt, heeft niet alleen betrekking op de hoogte van de forfaitaire bedragen van het schadekader, maar ook op de toepassing van de wettelijke vereisten in de praktijk. Voor het compenseren van aanvullende schade vereist de Wet hersteloperatie toeslagen dat de schade en het oorzakelijk verband tussen de schade en de toeslagenproblematiek aannemelijk moet zijn, overeenkomstig de uitgangspunten van het civiele schadevergoedingsrecht. Het civiele schadevergoedingsrecht is dus leidend bij het hanteren van de maatstaf van aannemelijkheid. Om te waarborgen dat schade-analisten van SGH overeenkomstig de Wht komen tot aannemelijkheid van schade en causaal verband, acht de Staat twee elkaar versterkende maatregelen nodig. Ten eerste zal een onafhankelijke derde partij worden betrokken bij de controle van schadestaten. Alleen als deze derde partij constateert dat aan de vereisten is voldaan, zal de Staat overgaan tot ondertekening van een VSO. Dit betekent overigens niet per definitie een afwijzing voor de desbetreffende gedupeerde. Via casustafels zal overleg plaatsvinden met als doel te komen tot een schadevergoeding die wel voldoet aan de vereisten. Ten tweede wordt het schadekader van SGH door een externe partij gevalideerd op de aspecten van ruimhartigheid, uitlegbaarheid in het licht van andere beschikbare schaderoutes, en het Nederlandse schadevergoedingsrecht.
Het lid van de fractie van 50PLUS constateert dat de nota van wijziging (zie de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane van 26 juni 2024 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal) de budgettaire rechtmatigheid van de begrotingsmiddelen regelt maar dat hiermee de schade-uitkeringen als zodanig nog niet rechtmatig zijn overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht. Deelt u deze constatering? Zo niet, nee, waarom niet?
Ik deel de constatering dat de budgettaire rechtmatigheid van de begrotingsmiddelen niet meebrengt dat de concrete uitkeringen voldoen aan het civiele schadevergoedingsrecht. Om ernaar te streven dat de uitkeringen in lijn zijn met het civiele schadevergoedingsrecht wordt het schadekader in de SGH-route hierop gevalideerd en controleert een onafhankelijke partij of de individuele schadestaten voldoen aan het schadekader en de afspraken over de toepassing daarvan.
Kunt u bevestigen dat uit de evaluatie van de Stichting Gelijkwaardig Herstel blijkt dat er geen relatie bestaat of hoeft te bestaan tussen de omvang van de terugvordering en de toegekende schade?
Ja. De evaluatie van de SGH-route meldt hierover het volgende: «Uit de data-analyse volgt geen verband tussen de omvang van de compensatie, de IB en de terugvordering en de omvang van de VSO in de SGH-route. Dit is aannemelijk aangezien een terugvordering van een bepaald bedrag voor de ene ouder tot veel meer negatieve gevolgen kan leiden dan voor een andere ouder. [...] Er zijn er ouders die in het verleden met grote terugvorderingen zijn geconfronteerd en daar grote negatieve gevolgen van hebben ondervonden, maar er zijn ook ouders die weliswaar als gedupeerde zijn aangemerkt, maar waarvoor de toeslagenproblematiek niet heeft geleid tot concrete schade. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om ouders die bijvoorbeeld vanwege kwijtgescholden geldbedragen of relatief lage terugvorderingen of verminderingen geen of weinig schade hebben geleden. Tegelijkertijd zijn er ook ouders waarbij een kleine terugvordering een domino-effect heeft veroorzaakt en daarmee grote negatieve gevolgen heeft gehad.»
Kunt u de in het artikel in De Correspondent genoemde voorbeelden bevestigen? Is het juist dat een gedupeerde met een oorspronkelijke terugvordering van 1.100 euro, 83.000 euro aan schadevergoeding ontvangt? Klopt het dat in 30% van de onderzochte dossiers aantoonbaar schade is vergoed die stamt vóór de toeslagen affaire en dat dit bij de overige 70 procent niet met zekerheid valt vast te stellen? Is het juist dat in 11 van de 14 onderzochte dossiers het verhaal van de ouder niet rijmt met beschikbare gegevens van de overheid? Acht u voorbeelden in overeenstemming met het civiele schadevergoedingsrecht? Welke overwegingen hebt u daarvoor?
Deze voorbeelden komen uit de door het Ministerie van Financiën uitgevoerde evaluatie van de pilot en hebben bijgedragen aan het formuleren van de kabinetsvoorwaarden die gesteld zijn aan opschaling van de SGH-route. Twee van de hier genoemde voorbeelden zijn inderdaad niet in overeenstemming met het civiele schadevergoedingsrecht, zoals het vergoeden van schade die is veroorzaakt door (andere) gebeurtenissen voorafgaand aan de KOT-problematiek voor de individuele gedupeerde. Het is evenmin in overeenstemming met het civiele schadevergoedingsrecht wanneer compensatie wordt uitgekeerd als de gestelde feiten ten aanzien van geleden schade in tegenspraak zijn met het meegeleverde bewijs. Dit neemt niet weg dat we binnen de hersteloperatie alle ruimte zoeken die het civiele schaderecht biedt voor de ouder, omdat het vaak gaat om gebeurtenissen van jaren geleden die moeilijk te bewijzen zijn.
De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat «continuering van de SGH-route onder pilot-voorwaarden tot onuitlegbare uitkomsten en daarnaast onrechtmatigheid» leidt. Kunt u dit toelichten in het licht van het feit dat één van de pilotvoorwaarden was dat «financiële uitkomsten passen binnen het juridische kader en tevens uitlegbaar zijn»? Wat is uw antwoord op de vraag of de stichting zich daar wel of niet aan heeft gehouden?
Het klopt dat één van de pilotvoorwaarden was dat «financiële uitkomsten passen binnen het juridische kader en tevens uitlegbaar zijn». Tegelijkertijd was het niet voor niets een pilot: het doel was te leren of aan deze voorwaarde werd voldaan op de manier waarop SGH haar proces invult. Het doel was het ontwikkelen van een aanpak die recht doet aan het verhaal van de ouder, met het eerder aannemen van causaliteit en tegelijkertijd uitlegbare individuele uitkomsten. In de evaluatie is mede gekeken naar de mate waarin het SGH-proces hieraan voldoet. Dat heeft waardevolle inzichten opgeleverd, die zijn vertaald naar randvoorwaarden voor opschaling van de route.
Is het volgens u de bedoeling dat de Stichting SGH in de toekomst binnen de grenzen van het civiele schadevergoedingsrecht werkt? Hoe wordt dit afgedwongen? Welke waarborgen bestaan daarvoor?
Zoals in eerder antwoord is omschreven is het uitgangspunt dat de SGH-route zowel binnen de grenzen van de Wht als binnen de grenzen van het civiele schadevergoedingsrecht wordt uitgevoerd. Daarom worden hierover expliciete afspraken gemaakt met de SGH in de nieuwe dienstverleningsovereenkomst. Als verdere waarborg wordt het schadekader in de SGH-route gevalideerd, mede in het licht van het civiele schadevergoedingsrecht alvorens tot ondertekening van een dienstverleningsovereenkomst over te gaan. Bovendien, om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat óók de concrete toepassingen van het schadekader passen binnen het schadekader en de afspraken over de toepassing daarvan zal een onafhankelijke derde partij bij iedere schadestaat controleren of dat het geval is.
Is het juist dat er nog geen nieuwe dienstverleningsovereenkomst (met de stichting SGH) is opgemaakt en/of goedgekeurd? Is er een wetswijziging nodig om de dienstverleningsovereenkomst te legitimeren? Zo nee waarom niet?
Er is nog geen nieuwe DVO gesloten met SGH. Voor het sluiten van een nieuwe DVO is geen wetswijziging nodig. Als daarvoor een grondslag bestaat binnen de wettelijke en contractuele kaders is de Staat vrij dienstverleningsovereenkomsten aan te gaan met externe partijen. Daarnaast is een van de uitgangspunten randvoorwaarden bij het sluiten van een nieuwe DVO dat deze past binnen bestaande wetgeving, zoals met name de Wet hersteloperatie toeslagen.
Moet er rekening mee worden gehouden dat er in een later stadium een wetswijziging moet komen om de gesignaleerde ruimhartige werkwijze binnen de SGH-route met terugwerkende kracht te legitimeren (zoals eerder leek te worden gesuggereerd in een Kamerbrief)?
Wetswijziging is één van de mogelijkheden om de SGH-route van een wettelijke grondslag te voorzien, additioneel aan de reeds bestaande ruimte voor de Staat om schikkingen te treffen in bestuursrechtelijk kader. Hier is niet voor gekozen omdat een wetstraject relatief veel tijd kost, terwijl de uitdrukkelijke wens van het parlement en de ouders is om zo snel mogelijk door te gaan met de SGH-route. De SGH-route is een schikkingsroute die door gedupeerden kan worden gekozen als alternatief voor de CWS-route die wordt afgesloten met een beschikking van UHT. Ook de Regieroute VSO, het schikken in bezwaar en mediation in bezwaar, zijn dergelijke alternatieven. Dit zijn trajecten die op grond van de Wht worden doorlopen en met een schikking worden afgerond. Schikken met een VSO is een toelaatbare manier om te komen tot het oplossen van geschillen en/of onzekerheden binnen het bestuursrecht, mits het bestuursrecht niet op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist. De juridische interpretaties hierover kunnen verschillen.
Kunt u het vermoeden weerleggen dat van de Eerste Kamer wordt verwacht dat zij een blanco cheque van 2,3 miljard euro uitschrijft? Hoe valt zo’n blanco cheque te rijmen met het feit dat de betrokken stichting zich in het verleden kennelijk niet aan de afspraken heeft gehouden en uitkeringen doet die als onrechtmatig kunnen worden beschouwd?
Het aanvullend benodigd budget voor de aanvullende schaderoutes wordt op dit moment geraamd op ca. 2,3 miljard euro. Dit bedrag volgt uit de beste inschatting op basis van de beoogde nieuwe overeenkomst met SGH, gebaseerd op de voorwaarden zoals opgenomen in de Kamerbrief van 31 mei8. Ook worden in de nieuwe dienstverleningsovereenkomst en bijbehorende bijlagen afspraken gemaakt met de SGH om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat zij binnen de kaders van de Wht handelt. Daarmee betreft dit geen blanco cheque. Zowel het kabinet als de betrokken stichting hebben een gemeenschappelijk doel voor ogen: namelijk het zo goed mogelijk helpen van de getroffen ouders. Het risico op een onrechtmatigheid in de uitbetaling is op verschillende momenten met het parlement gedeeld, en is destijds ook door het kabinet meegenomen in haar afweging. Daarop zijn verschillende mitigerende maatregelen getroffen om dit risico waar mogelijk te beperken, zoals goede voorlichting bij het maken van een keuze voor een route, een externe validatie van het schadekader.
Er wordt in algemeenheid gesproken over de opschaling maar nergens wordt duidelijk gemaakt hoe de zeer grote problemen die in de evaluatie worden aangestipt rond opschaling, worden opgelost. Wanneer denkt u dit uitgewerkt te hebben?
De voorwaarden die het kabinet stelt met betrekking tot schaalbaarheid van de SGH-route zijn te lezen in de Kamerbrief van 31 mei jl. Hier valt onder andere te lezen dat SGH met een opschalingsplan dient te komen en dat het ministerie dit plan moet goedkeuren. Uit de pilot is gebleken dat SGH in korte tijd in staat is geweest een organisatie op te richten die ouders kan helpen. Ook dat blijkt uit de evaluatie van SGH. Wel is het mogelijk dat het aantal ouders dat zich meldt voor de SGH-route na opschaling snel oploopt. Dit risico was reeds aan de voorkant bekend en geaccepteerd. Alle gedupeerde ouders hebben namelijk – via de SGH-route of een andere schaderoute – het recht een aanvraag te doen voor aanvullende schadevergoeding. Op dit moment wordt een potentieel opgeschaalde SGH-route gezien als het meest kansrijk om grote groepen ouders in dit wettelijke recht te voorzien.
Is het juist dat er ongeveer «minimaal 40.000» vrijwilligers nodig zullen zijn als «luisterend schrijver», terwijl er tot op heden slechts 2.200 zijn geworven? Welke garanties zijn er dat het mogelijk is om een dergelijke opschaling te realiseren? Hoe denkt volgens u de stichting de benodigde functionarissen te werven in de huidige krappe arbeidsmarkt? Is de kans niet aanzienlijk dat hier een nieuwe flessenhals gaat ontstaan, waardoor ouders weer tijden in de wachtrij zouden moeten staan?
De nieuwe dienstverleningsovereenkomst zal – vermoedelijk – meer eisen stellen aan de bewijslast en de uitlegbaarheid dan nu het geval is. Hebt u een indicatie wat dit betekent voor de benodigde personele inzet bij SGH? Zijn de schattingen uit de evaluatie dan nog wel passend? Welke implicaties zal de nieuwe dienstverleningsovereenkomst hebben op de doorlooptijd?
Hoe aannemelijk is het dat als zich zes keer meer mensen melden voor de werkelijke schadebeoordeling bij SGH dan nu bij CWS, het proces wederom geplaagd zal worden door vertragingen?
Wat maakt dat SGH zo uniek is dat zij niet dezelfde problemen gaat ondervinden als UHT en CWS, toen deze werden geconfronteerd met een veelvoud aan aanmeldingen?
Het getal van 40.000 vrijwilligers waarnaar wordt verwezen, komt uit de evaluatie en gaat uit van 25.000 aanmeldingen voor aanvullende schadevergoeding. Tevens is in deze berekening ervan uitgegaan dat een beperkt aantal (5%) van de schrijvers meer dan één feitenrelaas schrijft, een geografische «mismatch» tussen schrijvers en ouders van 25% en het feit dat niet alle aangemelde vrijwilligers gecertificeerd worden als schrijver.9 De genoemde 40.000 is dus geen minimumaantal, maar op basis van de kabinetsvoorwaarden voor opschaling en die van de Tweede Kamer eerder een maximum.
Het aantal vrijwilligers en het aantal professionals dat SGH nodig heeft voor een succesvolle uitvoering, is afhankelijk van hoeveel ouders gebruik maken en de afspraken die worden gemaakt in het kader van de nieuwe dienstverleningsovereenkomst. Het gesprek met SGH over welke ouders in deze fase van opschaling toegang krijgen tot de SGH-route en de opschalingsplannen die daarbij horen, wordt nog gevoerd. Het is vanzelfsprekend de gezamenlijke inzet van SGH en het ministerie om te voorkomen dat een flessenhals ontstaat met wachtrijen tot gevolg.
Leidt opschaling van de SGH-route met bijbehorende uitbreiding van het aantal functionarissen, tot een gelijktijdige en gelijkwaardige afschaling van de personele formatie van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) en of bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS)? Indien niet, waarom niet?
De opschaling van de SGH-route met bijbehorende uitbreiding van het aantal functionarissen leidt niet tot een gelijktijdige en gelijkwaardige afschaling van de personele formatie van UHT en of bij de CWS.
Bij de ramingen vóór de oprichting van SGH bestond alleen CWS als schaderoute. Bij deze eerdere ramingen is uitgegaan van een lager aantal gedupeerden dat gebruik maakt van de schaderoutes. In de loop van 2023 is gebleken dat het animo voor de aanvullende schaderoutes hoger is dan eerder geraamd. In de aangepaste raming is de inschatting dat een groot deel van de gedupeerde ouders gebruik maakt van de SGH-route. Daarnaast is de inschatting dat in absolute zin niet minder gebruik wordt gemaakt van CWS dan eerder verondersteld. De reden hiervoor is dat naarmate het relatieve aandeel van gedupeerde ouders dat een aanvraag indient voor aanvullende schadevergoeding oploopt, een deel van deze ouders nog steeds om verschillende redenen kiest voor CWS. Dat kan zijn omdat zij de mogelijkheid voor een bezwaar- en beroepsprocedure van belang vinden, of omdat ze een exacte berekening van hun werkelijke schade wensen in plaats van een grofmazige berekening op basis van forfaitaire bedragen.
Al in maart 2020 waarschuwde de commissie Donner dat wanneer niet duidelijk afgebakend zou worden wie aanspraak maakt op compensatie, de hersteloperatie onherroepelijk uit de hand zou lopen. «De aanpak van de erfenis van vijftien jaar kinderopvangtoeslag wordt een uitzonderlijk groot project» waarschuwde de commissie Donner. «Het risico is daarom reëel dat het ambtelijk apparaat binnen korte tijd zal worden overstroomd door een golf van verzoeken en daarin zal verdrinken. Dat moet niet onderschat worden». Kunt u weerleggen dat zij precies in de val zijn gelopen waar de commissie Donner in 2020 expliciet voor heeft gewaarschuwd?
Ouders die gedupeerd zijn met kinderopvangtoeslag hebben recht op herstel. Zoals ook benoemd in eerdere antwoorden, is met de Wet hardheidsaanpassing Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en het door de Kamer ingediende amendement daarop vastgesteld dat ouders als gedupeerde kunnen worden aangemerkt als sprake is van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid van het stelsel of een onterecht label opzet/grove schuld (O/GS). Deze bepalingen zijn in 2022 opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen, waarmee er al sinds de start van de hersteloperatie vaststaat op welke gronden ouders als gedupeerde kunnen worden aangemerkt. De omvang van de groep mensen die gedupeerd is door de problemen met de kinderopvangtoeslag is groot en hun problemen zijn divers. De opgave om gedupeerde ouders snel en zo goed mogelijk te helpen, vraagt daarom veel van de betrokkene organisaties. Daarin wordt continu gezocht naar verbetermaatregelen, die door de tijd heen zijn geïmplementeerd.
De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane schrijft in haar brief van 31 mei 2024 aan de Tweede Kamer dat: «reeds bij het starten van deze route in juni 2023 is geconstateerd dat de SGH-route in potentie onrechtmatig is. Dat komt door de scope van de Wht die in beginsel alleen een schaderoute via de CWS voorziet. Op dit moment worden de juridische consequenties hiervan verder onderzocht. Indien sprake blijkt van (mogelijke) onrechtmatigheid kan één van de juridische oplossingen een wetswijziging zijn. Mocht dat het geval blijken, zal de Kamer worden geïnformeerd.» Kan worden aangegeven welke juridische oplossingen voor de mogelijke onrechtmatigheid denkbaar zijn? Of is een wetswijziging de enige juridische oplossing?
Hierover verschillen de juridische interpretaties. Zoals in eerder beantwoording is beschreven, kent de rechtmatigheid van de SGH-route verschillende invalshoeken. Een wetswijziging is daardoor niet de enige juridische oplossing en kost bovendien tijd. Ik onderzoek momenteel de juridische implicaties van het sluiten van VSO’s op grond van onrechtmatige daad en kijk nog nader naar de juridische onderbouwing van het treffen van schikkingen op basis van artikel 2.1. lid 3 Wht in samenhang met artikel 7:900 BW, waarmee een onzekerheid of geschil ten aanzien van de aanvullende werkelijke schade in de zin van de Wht kan worden afgerond met een VSO.
Is het uitlegbaar dat een jaar na het starten van deze route, nog steeds niet duidelijk is of de SGH-route rechtmatig is en tevens niet duidelijk is of er een wetswijziging nodig is om de SGH-route rechtmatig te maken?
Vanaf het idee om met de pilot te beginnen in juni 2023 is er doorlopend aandacht geweest voor de rechtmatigheid van de SGH-route. Door de ervaringen met de pilot vanaf september 2023 is onderzocht of en op welke wijze de SGH-route rechtmatig vorm kan worden gegeven en de risico’s van onrechtmatigheid voor ouders zoveel mogelijk weg kunnen worden genomen. Nadat bekend werd dat de wens is om de SGH-route op te schalen, is mede gelet op de bevindingen in de evaluatie ten aanzien van (de toepassing van) het schadekader, ervoor gezorgd dat er maatregelen zijn getroffen en afspraken zijn gemaakt met de SGH om de eventuele onrechtmatigheid en de mogelijke risico’s daarvan voor ouders zoveel mogelijk weg te nemen. Dit is uitlegbaar omdat de ouders op deze manier zo weinig mogelijk last hebben gehad van de vertraging die zou zijn ontstaan als de ouders pas konden beginnen met hun herstel via de SGH-route wanneer de eventuele onrechtmatigheid hiervan volledig zou zijn weggenomen.
Kan de volgende informatie over de stichting SGH vertrekt worden? Samenstelling van het bestuur en Raad van Toezicht. Het aantal vrijwilligers en informatie over de samenstelling van de groep. Zijn er leden van de Tweede of de Eerste Kamer actief als vrijwilliger voor de stichting? Heeft u een opvatting over deelname van parlementsleden als vrijwilliger? Zoja, wat is die opvatting? Krijgen de vrijwilligers een vergoeding, zoja wat voor een vergoeding is dat? Kan informatie worden gegeven over de actuele geldstromen van de stichting in 2023 en 2024?
De samenstelling van het bestuur en de Raad van Toezicht van SGH zijn te vinden op de website van SGH.10 SGH is een stichting die zelf gaat over haar vrijwilligers. Het ministerie voert geen controle uit op wie vrijwilliger is voor SGH, en wenst deze controle ook niet. SGH ontvangt een budget op basis van een ingediende begroting die door het Ministerie van Financiën wordt beoordeeld. Dit budget is kostendekkend en een eventueel overschot van het in 2023 toegekende budget wordt verrekend met het toegekende budget in 2024.
Waarom moet de tijd tussen het einde van de pilot en de start van de definitieve route zo kort mogelijk worden gehouden, terwijl de gesprekken met de Stichting SGH lopen? Moet niet gewacht worden tot er definitieve afspraken zijn met SGH? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wil de tijd tussen het einde van de pilot en de start van de definitieve route zo kort mogelijk houden om ouders zo snel mogelijk definitief duidelijkheid te bieden. Definitieve afspraken met SGH zijn hier wel randvoorwaardelijk aan. Het kabinet zal pas beginnen met de start van de definitieve route zodra er definitieve afspraken met SGH in een DVO zijn vastgelegd.
Kan worden toegelicht waarom de schade route via SGH voor de zomer moet worden opgeschaald en daarbij opvolging te geven aan de aanbevelingen uit de evaluatie en de route primair te richten op gedupeerden voor wie de Catshuis regeling van 30.000 euro onvoldoende is? Waarom wordt de route primair gericht op deze groep?
Het kabinet vindt het belangrijk gedupeerde ouders zo snel mogelijk definitief duidelijkheid te kunnen geven. Daarnaast heeft de Tweede Kamer in de motie Grinwis c.s. bijna Kamerbreed opgeroepen de SGH-route voor de zomer op te schalen en de route primair te richten op gedupeerden voor wie de Catshuisregeling van 30.000 euro onvoldoende is. Het kabinet voert deze motie uit.
Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat het sluiten van een DVO op korte termijn mogelijk zou moeten zijn? Kan in detail aangegeven worden wat de concrete voortgang is van de gesprekken en welke stappen inmiddels concreet zijn gezet in relatie tot de kamerbrief van 31 mei?
Met SGH loopt al enkele weken het gesprek om tot een nieuwe DVO te komen. Met SGH is vertrouwelijkheid afgesproken, dus in detail ingaan op de concrete voortgang hiervan is tot de DVO ondertekend is, niet mogelijk. Wanneer de DVO getekend is, zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.
Waarom heeft het kabinet de nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting van Financiën niet zoveel eerder ingediend dat het mogelijk was de stemmingen over de voorjaarsnota in de Tweede Kamer zo tijdig mogelijk te maken dat vervolgens ook de Eerste Kamer nog zo tijdig mogelijk de voorstellen zou kunnen behandelen? Was de reden dat niet eerder opvolging kon worden gegeven aan de aanbevelingen van de evaluatie? Zo nee, waarom niet? Was de reden dat de gesprekken met SGH nog lopen? Zo nee, waarom niet?
Waarom wordt de begrotingswijziging niet voorgelegd nadat een DVO is vastgesteld?
Het lid van de fractie van 50PLUS citeert uit de brief van 21 juni 202411 aan de Eerste Kamer: «Daarnaast heb ik tijdens het debat aangekondigd dat ik na het bereiken van een overeenkomst met de SGH een nota van wijziging op de suppletoire begroting zal sturen». Kan uitvoerig worden gemotiveerd waarom nu van deze lijn wordt afgeweken?
Wordt erkend dat stemmingen over de Suppletoire begroting Financiën 2024 en meer specifiek de nota van wijziging op de begroting Financiën, behoren plaats te vinden nadat de DVO is vastgesteld?
Kan worden uitgelegd waarom een zo spoedig mogelijk vervolg van de SGH-route gefaciliteerd moet worden en reeds budgettaire middelen beschikbaar moeten worden gesteld terwijl de onderliggende criteria voor toe te kennen compensatie van de SGH-route nog niet vaststaat?
Kunt u toelichten waarom het vorige kabinet de Tweede Kamer heeft verzocht op 27 juni te stemmen over de 1e suppletoire begroting van financiën inclusief de nota van wijziging? Dit lid vraagt dit omdat de nota van wijziging 1 dag voor de verzochte stemming is ingediend. Is dat om te zorgen dat de Eerste Kamer uiterlijk op 9 juli stemt?
Ouders die zijn geraakt door de toeslagenaffaire verdienen een zo goed en zo spoedig mogelijk herstel. Want elke dag dat ouders moeten wachten is er een teveel. Het is daarom zowel de inzet van het vorige als het huidige kabinet om de SGH-route door te zetten en op te schalen, uiterlijk deze zomer. Ook de Tweede Kamer heeft zich in grote meerderheid achter deze inzet geschaard (motie Grinwis c.s.). Om deze opschaling rechtmatig te kunnen doen is voor de zomer budgettaire instemming nodig van het parlement. Daarom is op 26 juni de benodigde nota van wijziging (NvW) aan de Tweede Kamer gestuurd zodat de Tweede Kamer op donderdag 27 juni hierover kon stemmen en de Eerste Kamer de 1e suppletoire begroting inclusief NvW kan behandelen en erover kan stemmen op 9 juli. Op 13 juni 2024 is een inhoudelijk debat gevoerd met de Tweede Kamer over de opschaling van de schaderoutes.
De inzet van het kabinet was om de DVO af te sluiten voor verzending van de nota van wijziging aan de Tweede Kamer. In dat geval was het mogelijk geweest de definitieve afspraken gedetailleerd te verwerken in de NvW. Helaas is dit niet gelukt, omdat de gesprekken met de Stichting nog niet zijn afgerond. Indien er niet voor was gekozen om de nota van wijziging nu al te sturen, dan zou budgettaire goedkeuring door het parlement niet meer voor de zomer hebben kunnen plaatsvinden. Dit zou als gevolg hebben gehad dat de opschaling van de SGH-route pas na de zomer kan starten, waardoor het nog langer duurt voordat ouders definitief duidelijkheid krijgen. Dit zou ook in strijd zijn geweest met de motie Grinwis c.s.
Het kabinet vraagt het parlement daarom in te stemmen met de verwachte uitgaven via de nota van wijziging, zodat het kabinet zodra er een getekende DVO is al in de zomer de SGH-route rechtmatig kan opschalen en ouders niet in de kou blijven staan. Omdat een getekende DVO wel voorwaardelijk is voor een opschalingsbesluit is in de toelichting bij de nota van wijziging opgenomen dat er pas verplichtingen en uitgaven worden aangegaan na ondertekening van de DVO.
Door de nota van wijziging voor te leggen aan de Tweede Kamer kan, zo is toegelicht, de route via SGH na het tekenen van de DVO snel van start gaan met voldoende beschikbaar budget. Maar in de brief van 26 juni wordt expliciet daaraan toegevoegd »indien het resultaat van de gesprekken met SGH redelijkerwijs binnen de kaders van de nota van wijziging vallen». Wat zijn de gevolgen als het eindresultaat van die gesprekken niet binnen dat kader valt. Hoe wordt dat getoetst?
In de Kamerbrief van 31 mei12 worden een aantal voorwaarden genoemd welke door de Tweede Kamer na het debat in juni middels de Kamermotie Grinwis c.s.13 zijn ondersteund. Op basis van die voorwaarden is een raming gemaakt welke als uitgangspunt hebben gediend voor het aanvullende budget dat in de nota van wijziging is verwerkt. Er zal worden getoetst of de DVO overeenkomt met de voorwaarden in de Kamerbrief van 31 mei. Als de DVO niet redelijkerwijs binnen dat kader valt, kan er nog niet direct opgeschaald worden want dan zal een nieuw voorstel eerst aan het parlement voorgelegd moeten worden.
Later in de brief van 26 juni, wordt gemeld dat »voor alle uitgaven aan de SGH-route geldt het voorbehoud dat pas verplichtingen en uitgaven worden aangegaan na ondertekening van de DVO». Kan de Eerste Kamer ook worden geïnformeerd over het akkoord inzake de DVO en kan deze Kamer ook een oordeel geven over de inhoud alvorens verplichtingen worden aangegaan?
Wanneer er de DVO getekend is, wordt het parlement daarover geïnformeerd. Het akkoord op een DVO – met voorwaarden die redelijkerwijs binnen het kader van de nota van wijziging vallen – geeft uw Kamer via de goedkeuring van de 1ste suppletoire begroting van Financiën. Uw Kamer moet immers instemmen met de begrotingswet, en gezien het zomerreces is dit het laatst mogelijke moment, anders blijven de ouders nog langer in onzekerheid en kan de route pas na het reces opgeschaald worden.
Kan de inhoud van de bestaande DVO met de Staten-Generaal gedeeld worden? Zo nee waarom niet?
De DVO is onderwerp van een WOO-verzoek en zal, na het inwinnen van de wettelijk vereiste zienswijze van belanghebbenden (SGH en No5 Foundation) openbaar gemaakt worden en ook met uw Kamer worden gedeeld.
Als het eindresultaat wel binnen de kaders van deze nota van wijziging valt, is dit bedrag dan een plafond, het maximaal beschikbare budget? Of komt er dan een nieuwe nota van wijziging met suppletoire begroting voor de wérkelijk verwachte overschrijding? Kan worden aangegeven dat compensatie wordt gestaakt als er overschrijding dreigt? Hoe kan worden voorkomen dat een blanco cheque wordt verleend?
In de brief van 26 juni wordt opgemerkt dat de dekking van 2,3 miljard meegenomen wordt in de budgettaire besluitvorming in augustus. Bent u het met het lid van de fractie van 50PLUS eens dat een plafond op de aanvullende schade route van de SGH-route dringend gewenst is, mede om ongebreidelde toename van het aantal gedupeerden en gemiddelde schadebedragen te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Deze vraag klemt temeer omdat opgemerkt wordt: «Daarnaast lopen de gesprekken met SGH nog, die nog gevolgen kunnen hebben voor zowel het aantal ingeschatte deelnemers als op de gemiddelde uitgekeerde schadevergoeding».
Naast de aanvullende 1,4 mld. euro welke opgenomen is in de nota van wijziging op de 1e suppletoire begroting wordt ook een reservering van 900 mln. euro op de Aanvullende Post gemaakt. Dit betreft de beste inschatting die op dit moment gemaakt kan worden, echter blijft het een raming gebaseerd op aannames waarvan de werkelijkheid kan afwijken. Als op een uitlegbare manier wordt geconcludeerd dat ouders bepaalde schade hebben, zal dit vergoed moeten worden. De totale kosten zijn het gevolg daarvan. De realisatie van de aanvullende compensatie wordt gemonitord en de raming wordt in aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming 2025 tegen het licht gehouden en herijkt waar nodig. Indien dit leidt tot hogere uitgaven dan nu voorzien, wordt dit binnen het uitgavenkader gedekt en worden beide Kamers hierover bij Voorjaarsnota 2025 geïnformeerd.
De fractie van 50PLUS heeft er begrip voor dat het kabinet wil voorkomen dat ouders niet langer dan nodig is moeten wachten op duidelijkheid. Maar daarbij is van wezenlijk belang dat aan die wens voorafgaat dat beide Kamers der Staten-Generaal duidelijkheid moeten hebben over het eindresultaat van de gesprekken over de dienstverleningsovereenkomst (DVO). Deelt u deze opvatting?
In de brief van 31 mei jl. heeft uw Kamer de voorwaarden kunnen lezen waaronder een DVO gesloten kan worden met SGH. Op 26 juni jl. heeft uw Kamer in de nota van wijziging op de 1e suppletoire begroting van Financiën kunnen lezen wat het bedrag is dat op dit moment geraamd wordt voor uitvoering van de SGH-route onder de geschetste voorwaarden. Zodra er een DVO is gesloten, zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd. Indien het eindresultaat van de gesprekken met SGH afwijkt van hetgeen met uw Kamer gedeeld is, wordt dit expliciet aan het parlement voorgelegd.
Kunt u erkennen dat een iets langere wachttijd te billijken is vanuit zorgvuldige en uitvoerbare wetgeving en ook vanuit het gegeven dat vele duizenden gedupeerden die niet onder de SGH-route vallen, al heel lang wachten en helaas nog vele maanden zullen moeten wachten op duidelijkheid?
Ouders in afwachting van de vergoeding van hun aanvullende schade wachten te lang. Ouders verkeren daarnaast op dit moment in onzekerheid over de toekomst van een schaderoute waaraan zij wellicht deelhadden willen nemen. Het is het standpunt van het kabinet en de Tweede Kamer dat de periode tussen het afronden van de pilot en het opschalen van de SGH-route daarom zo kort mogelijk dient te zijn.
In het debat op 13 juni jl. in de Tweede Kamer over de afhandeling van de aanvullende schade heeft de Staatssecretaris aangegeven dat «continuering van de SGH-route onder de pilot voorwaarden tot onuitlegbare uitkomsten leidt en daarnaast tot onrechtmatigheid». Is de Minister het met de fractie van 50PLUS eens dat het ook gaat om een grote doch ongewisse extra compensatie die vanuit de schatkist moet worden betaald? Waarom wordt er dan overhaast een nota van wijziging van 2,3 miljard op de suppletoire begroting Financiën ingediend, waarvan nog niet eens «uitgelegd» kan worden in hoeverre dit bedrag voldoende is?
Ik deel het beeld dat het om een groot bedrag gaat, echter betreft het compensatie voor leed van getroffen ouders. Daarmee zie ik het niet als «extra» compensatie. Het kabinet acht het bedrag van 2,3 miljard de meest realistische inschatting van de budgettaire gevolgen, op basis van de voorwaarden in de brief van 31 mei14 welke door de Tweede Kamer na het debat in juni middels Kamermotie zijn ondersteund en aangevuld. Het budget betreft echter wel nadrukkelijk een inschatting waar diverse aannames aan ten grondslag liggen. In mijn brief bij de nota van wijziging15 ga ik hier nader op in.
Het vorige Kabinet spreekt in de brief van 26 juni de wens uit de pilot van de SGH op te schalen en heeft daar een aantal voorwaarden aan verbonden om de aandachtspunten uit de evaluatie te adresseren: uitlegbaarheid, schaalbaarheid en robuustheid (van de schadeafhandeling door de SGH). Kan bij elk van deze 3 aandachtspunten worden verduidelijkt wat zij concreet aan verbeteringen behelzen?
Hiervoor verwijzen wij naar de brief van 31 mei jl. van het vorige kabinet, waarin deze aandachtspunten uiteengezet zijn.
Kan ook getoetst worden of aan de rechtmatigheid wordt voldaan? Een van de voorwaarden was immers dat de financiële uitkomsten passen in het juridisch kader en tevens uitlegbaar zijn.
Om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de financiële uitkomsten van de SGH-route rechtmatig zijn, zijn verschillende maatregelen getroffen. Zo wordt met de SGH afgesproken dat de SGH-route wordt uitgevoerd binnen de kaders van de Wht en in lijn is met het civiele schadevergoedingsrecht. In dat kader wordt ook afgesproken dat de staat het schadekader door een extern advocatenkantoor laat valideren o.a. wat betreft de uitlegbaarheid in het licht van het civiele schadevergoedingsrecht. Daarnaast zal een onafhankelijke partij ook achteraf controleren of de individuele schadestaten voldoen aan het schadekader en de afspraken over de toepassing van het schadekader.
Wat is de onderbouwing van de integrale raming voor het totaal aan aanvullende schade-routes? De raming op dit moment is 2,3 mld. Verdeeld over 1,4 miljard op de financiën begroting en 900 miljoen als reservering op de aanvullende post AP. Gezegd wordt dat dit is gebaseerd is op een grofmazige raming, met grote onzekerheden over het aantal gedupeerden per route en hun gemiddelde schade, zoals ook in de budgettaire bijlage bij de brief van 26 juni is toegelicht16. Kunt u een meer specifieke onderbouwing van deze raming vrijgeven?
In onderstaande tabel staat een zo specifiek mogelijk overzicht van de raming als aanvulling op de onderbouwing uit de budgettaire bijlage bij de Kamerbrief van 26 juni17. Zie voor de toelichting van de genoemde bedragen en aantallen de budgettaire bijlage bij de Kamerbrief van 26 juni.
Aantal deelnemers |
Gemiddeld bedrag |
Totaal |
|
---|---|---|---|
Programmakosten aanvullende schaderoutes |
26.850 |
88.000 |
€ 2.362.800.000 |
Programmakosten aanvullende schaderoutes |
4.300 |
50.000 |
€ 215.000.000 |
Uitvoeringskosten SGH |
19.750 |
4.750 |
€ 93.812.500 |
Uitvoeringskosten andere aanvullende schaderoutes |
11.400 |
20.000 |
€ 228.000.000 |
Uitvoeringskosten aanvullende schade o.a. integrale afhandelingskosten, ontwikkelkosten en bezwaar- en beroepsafhandeling. |
€ 100.000.000 |
||
Totaal |
€ 2.999.612.500 |
||
Reservering aanvullende post |
€ 900.000.000 |
||
Totaal aanvullende schade |
€ 3.899.612.500 |
Totaal aanvullende schade |
€ 3.899.612.500 |
||
---|---|---|---|
Totaal beschikbaar budget |
€ 1.600.000.000 |
||
Totaal benodigd aanvullend budget |
€ 2.299.612.500 |
In uw brief van 26 juni, wordt opgemerkt dat «op basis van ervaringen in Groningen onconventionele maatregelen zijn verkend om de afhandeling op bezwaar te versnellen.» «Het kabinet gaat een schikkingsvoorstel van 5.000 euro doen voor de afhandeling van bezwaren van gedupeerden die voor 1 juni zijn ingediend en die op 1 september 2024 nog niet zijn afgehandeld.» Is het schikkingsvoorstel een symptoom van een uit de hand lopende kwaal?
Allereerst is de inzet om te voorkomen dat ouders aanleiding voelen om een bezwaar in te dienen. Daartoe worden zij de afgelopen periode steeds beter betrokken bij het proces rondom de integrale beoordeling. Met de wijziging van de Wht van 15 juli 2023 is daarnaast geregeld dat een aanvrager altijd de gelegenheid krijgt om op de vooraankondiging te reageren met een zienswijze, zodat een later bezwaar voorkomen kan worden. Om de afhandeling van bezwaren te bespoedigen, is eveneens een divers pakket aan versnellingsmaatregelen ingezet. Het schikkingsvoorstel moet een verdere bijdragen leveren aan de versnelling van de afhandeling van bezwaren.
Dit lid maakt zich ernstige zorgen over het afwegingskader van het toeslagen herstel via de SGH-route, vanwege de onnavolgbare verhouding tot andere compensatieregelingen. In hoeverre is de steeds verdere uitbreiding van de compensatieregeling nog uitlegbaar aan slachtoffers van ander overheidsfalen? Kunt u het afwegingskader toelichten op basis van de genoemde voorbeelden:
a. Iemand die in de jeugdzorg is verkracht moet bewijs leveren van die gebeurtenis en krijgt dan 10.000 euro. Uit de evaluatie van SGH leren deze leden dat iemand die 1.100 euro heeft moeten terugbetalen, in totaal 83.000 euro schadevergoeding, 2.000 tot 10.000 euro per kind, 10.000 euro voor de ex-partner, kwijting van alle publieke schulden, kwijting van alle private schulden en brede gemeentelijke ondersteuning krijgt. Het uitvragen van bewijs wordt voor toeslagen slachtoffers echter te bezwaarlijk gevonden.
b. Dutchbat III-veteranen kregen een eenmalige schadevergoeding van 5.000 euro. Nabestaanden van de slachtoffers van de genocide bij Srebrenica: 15.000 euro voor weduwen, 10.000 euro voor overige familieleden.
c. Limburgse mijnwerkers die jaren eerder doodgingen door ernstige stoflong. Zij kregen 9.075 euro (en had je een beetje stoflong, dan kon je het vergeten).
d. Nabestaanden van overledenen van Q-koorts. Zij kregen 15.000 euro.
Vooropgesteld dat elke situatie uniek is en leed zich niet goed leent voor een vergelijking. De schadevergoeding vloeit voort uit een schadekader waarvan de afspraak is dat deze in lijn is met het civiele schadevergoedingsrecht. Momenteel wordt daarom door externe experts onderzocht of het schadekader past binnen het civiele schadevergoedingsrecht. Waar nodig zijn ook afspraken gemaakt met de SGH over ondersteunende stukken voor bepaalde schadeposten. Een onafhankelijke partij ziet erop toe dat de individuele schadestaten in lijn zijn met het gevalideerde schadekader en de ondersteunende stukken. Het kabinet is van mening dat de vergoeding hiermee op een verdedigbare manier tot stand komt en als ouders bepaalde schade hebben, dit vergoed moet worden.
Wat is de doorslaggevende c.q. dwingende reden waarom de Eerste Kamer nu al zou moeten instemmen met uitvoering van nieuw beleid, in de vorm van een opschaling van de SGH-procedure, wanneer de nota van wijziging hersteloperatie toeslagen nog niet door de Staten-Generaal is aanvaard, nog niet tot wet is verheven en nog niet in werking is getreden, en zonder dat er op dit moment zichtbare en adequate waarborgen lijken te bestaan dat het desbetreffende begrotingsbedrag zal worden besteed in overeenstemming met de wet, en zonder dat duidelijk is of dit bedrag wel voldoende zal zijn?
De Eerste Kamer wordt gevraagd de nota van wijziging te aanvaarden waarna deze wet zal zijn. Uitvoering van de SGH-route zal pas plaats (kunnen) vinden wanneer uw Kamer akkoord op de begroting heeft gegeven. Omdat het kabinet een zo spoedig mogelijk vervolg van de SGH-route wil faciliteren, is het zaak alvast middelen beschikbaar te hebben. Op deze manier wil het kabinet voorkomen dat ouders niet langer dan nodig moeten wachten op duidelijkheid. Voor alle uitgaven aan de SGH-route geldt het voorbehoud dat pas verplichtingen en uitgaven worden aangegaan na ondertekening van de DVO.
De Minister van Financiën, E. Heinen
De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, N. Achahbar
Voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen januari - april 2024 | Rapport | Rijksoverheid.nl
Brief aan Eerste of Tweede Kamer - Nota van Wijziging hersteloperatie toeslagen (overheid.nl)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36550-IX-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.