36 488 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 4 april 2024

Het wetsvoorstel heeft in de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De leden van de CDA-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Vragen van de leden van de BBB-fractie

  • 1. De Commissie sociaal minimum adviseerde om het besteedbaar inkomen van huishoudens op het sociaal minimum zo snel mogelijk te verhogen, vooral als het gaat om gezinnen met kinderen. Hiertoe adviseerde de Commissie een verhoging van de bijstand en het minimumloon. Is de regering het met deze leden eens dat een verhoging van het besteedbaar inkomen ook bereikt kan worden door een vermindering van de belasting en premiedruk?

  • 2. Kan de regering een inschatting geven van de verslechtering van de concurrentiepositie van ondernemers in de grensstreken door een verdere verhoging van het wettelijk minimumloon? Is met de afname van werkgelegenheid in de grensstreken rekening gehouden in de inschatting van het CPB dat door dit wetsvoorstel structureel tienduizend personen minder zullen deelnemen aan het arbeidsproces?

  • 3. Graag ontvangen deze leden een overzicht van het wettelijk brutominimumloon per maand voor een volwassene van 21 jaar of ouder per 1 januari van de jaren 2020 tot en met 2024 voor een 40-urige, 38-urige en 36-urige werkweek. Volgens de Memorie van Toelichting bedraagt de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 10,15%.2 Hoeveel bedraagt dat de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024 ten opzichte van 1 januari 2023? We begrijpen dat de reguliere indexatie 3,75% bedraagt. Leidt de invoering van het wettelijk minimumuurloon tot een additionele stijging? Klopt het inderdaad dat de (reeds aangekondigde) structurele verhoging per 1 juli 2024 (indexering) 3,1% bedraagt?

  • 4. Graag ontvangen deze leden een overzicht van de koopkrachtontwikkeling van voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag zonder de voorgestelde minimumloonsverhoging van 1,2%. Zoals de regering aangeeft is in de laatste kolom (2024 stand CEP, actuele stand van tabel 1 in de brief van 8 maart 2024 (36 410 XV, nr. 66) de voorgestelde minimumloonsverhoging al meegenomen.3

  • 5. Met de stijging van het wettelijk minimumloon stijgt ook het maximum dagloon mee. Doel van de verhogingen van het minimumloon was en is om de koopkracht te versterken, niet een (beleidsmatige) verhoging van het verzekerd loon voor de werknemersverzekeringen. Hierdoor stijgen de totale loonkosten voor werkgevers nog meer dan alleen al door de hogere lonen. Dit zou kunnen worden voorkomen door het maximum dagloon te bevriezen. Waarom heeft de regering daar niet voor gekozen?

  • 6. Is de dekking van de incidentele verhoging van het wettelijk minimumloon zoals voorgesteld in de amendement(en) van het Tweede Kamerlid Van der Lee4 en vervolgens ook nader uitgewerkt in het Belastingplan 2024 in overeenstemming met de begrotingsregels van het demissionair kabinet? Deze leden nemen aan van wel gezien de opmerking van de regering bij de behandeling in de Tweede Kamer dat het kabinet dit een technisch deugdelijke maar wel een onverstandige dekking vond. In dat geval nemen deze leden aan dat de voorgestelde dekkingsmaatregelen (voor een bedrag van € 857 miljoen) niet nodig zijn, mocht de wet verhoging minimumloon 2024 niet ingevoerd worden. Klopt deze aanname en zo nee, waarom niet?

Vragen van de leden van de VVD-fractie

  • 1. Kan de regering aangeven of en zo ja welke materiële positieve effecten deze verhoging heeft voor de meest kwetsbaren in de samenleving?

  • 2. Hoeveel AOW ontvangers ontvangen géén aanvullend pensioen? Kan de regering aangeven of en zo ja welke materiële positieve effecten deze verhoging heeft voor deze AOW-ontvangers?

  • 3. Vanaf hoeveel aanvullend pensioen heeft de AOW verhoging als gevolg van deze verhoging van het minimumloon géén materieel effect meer? Voor hoeveel AOW ontvangers heeft deze verhoging geen materieel effect?

  • 4. Vindt de regering de koppeling van deze incidentele minimumloonverhoging aan de uitkeringen wenselijk?

  • 5. Welke mogelijkheden ziet de regering om de lasten voor werkgevers, met name in het MKB, te verlagen – zodat het ze beter in staat zullen zijn deze extra kostenverhoging op te vangen?

  • 6. Welke mogelijkheden ziet de regering om de verwachtte daling van 10.000 mensen voor wat betreft deelname aan het arbeidsproces – als gevolg van deze verhoging – te verkleinen?

  • 7. Hoe verhoudt het minimumloon zich tot het minimumloon in (alle) andere EU landen, zowel in euro’s, als ook voor wat betreft koopkrachtpariteit?

  • 8. Welke invloed heeft deze verhoging van het minimumloon volgens de regering op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven? En meer in het bijzonder voor bedrijven in de grensstreek?

  • 9. Welke effecten verwacht de regering voor wat betreft arbeidsmigratie nu werken in Nederland als gevolg van deze verhoging aantrekkelijker wordt?

  • 10. In het amendement Van der Lee cs werd de verhoging van het minimumloon gedekt door het afschaffen van de inkoopfaciliteit eigen aandelen, een verhoging van de bankenbelasting en een verhoging van de tarieven van box 2 en 3.5 Stel de Wet verhoging minimumloon wordt niet aangenomen, wat betekent dit voor de hiervoor genoemde, deels geeffectueerde dekkingsmaatregelen? Vervallen die automatisch of is daar herstellende wetgeving voor nodig? Indien de dekkingsmaatregelen niet automatisch vervallen, wat is de regering voornemens te doen om in deze situatie de dekkingsmaatregelen met terugwerkende kracht te neutraliseren?

Vragen van de leden van de PVV-fractie

  • 1. Is er uitgebreid onderzoek gedaan naar hoe de voorliggende verhoging van het minimumloon gaat bijdragen aan het opvullen van de momenteel circa 400.000 openstaande vacatures in Nederland? Zo ja, graag de resultaten en zo nee, waarom niet?

    Minister van Gennip (blz. 51 Behandeling in TK op 14 maart 2024):

    In het debat in de Eerste Kamer is er via de motie-Geerdink gevraagd om een alternatieve dekking die meegenomen moet worden bij het Belastingplan 2025. Naar aanleiding van die motie is mijn collega, Staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingdienst Van Rij, aan het kijken welke opties er mogelijk zijn. Dat doet hij samen met de regering van EZK. In aanloop naar de Voorjaarnota komt er dus een Kamerbrief naar u toe met alternatieve dekkingsopties, zoals het afgesproken is met de Eerste Kamer. De Staatssecretaris zal dus nog deze maand, voor de Voorjaarsnota, alternatieve dekkingsopties naar uw beide Kamers sturen. Het is niet zo dat het kabinet per definitie met een alternatieve dekking komt. De Eerste Kamer heeft gevraagd om alternatieven. Wij zijn bovendien ook demissionair. Dan is het aan u als Tweede en Eerste Kamer om te zeggen of u iets anders wilt bij Voorjaarsnota, bij het Belastingplan dan wat er nu ligt. Daar speelt ook bij – ik herhaal dan even wat de Staatssecretaris in de Eerste Kamer heeft gezegd – dat wij niet als demissionair kabinet kunnen toezeggen dat we in het Belastingplan met een alternatief dekkingsvoorstel gaan komen, want we weten überhaupt niet of wij over het Belastingplan gaan. En als wij daar wel over gaan, zal dat onderdeel zijn van de totale afweging en die is op zijn vroegst bij de aprilbesluitvorming. Dat is wat er in de Eerste Kamer is gewisseld en dat is ook de stand van zaken vandaag. Er is een amendement met dekking geweest.

    Dat hebt u in meerderheid aangenomen. Er wordt gewerkt aan alternatieven. Daar kunt u uit kiezen als u dat wilt, maar het is niet zo dat er vandaag door het kabinet een nieuwe dekking ligt. Er komen wel alternatieve dekkingsopties en daar kunt u mee aan de slag.

  • 2. Kan de Eerste Kamer de Kamerbrief met de alternatieve dekkingsopties verwachten voordat het plenaire debat over de Wet verhoging minimumloon 2024 in de Eerste Kamer zal plaatsvinden?

Vragen van de leden van de CU-fractie

  • 1. Onlangs uitten VNO-NCW en MKB Nederland zorgen over het wetsvoorstel. In een gezamenlijke brief stellen zij onder andere dat het minimumloon de afgelopen jaren al fors is gestegen door de eerdere bijzondere verhoging van het WML en de reguliere periodieke indexaties van de cao-lonen6. Hoogleraren Economie Raymond Gradus en Pierre Koning stellen dat het minimumloon in het afgelopen jaar met 18% tot 31% is gestegen; twee keer zo hard als het prijspeil7. Waarom acht de regering deze verhoging van 1,2% toch nodig? Hoe sterk zal de koopkracht van de minima naar verwachting toenemen wanneer deze verhoging wordt doorgevoerd?

  • 2. De Raad van State heeft vragen bij de doelmatigheid van de wet, aangezien de koppeling met de AOW ervoor zorgt dat de voor het wetsvoorstel uit te trekken middelen nu niet meer kunnen worden ingezet voor gerichtere financiële ondersteuning van mensen in armoede.8 Hoewel het risico om in armoede terecht te komen voor gepensioneerden als groep kleiner is dan voor andere leeftijdsgroepen, hebben mensen met enkel een AOW-uitkering toch moeite om rond te komen. De fractie van de ChristenUnie vraagt de regering daarom of en op welke manier het mogelijk zou zijn om een onderscheid te maken tussen mensen met enkel een AOW-uitkering en degenen die extra pensioen hebben opgebouwd, zodat armoede doelgerichter bestreden kan worden.

  • 3. Voor de leden van de CU-fractie is er onduidelijkheid over de financiële dekking van het wetsvoorstel. Hoe stelt de regering zich voor om deze maatregel te dekken?

Vragen van de leden van de JA21-fractie

  • 1. Er wordt vaak gesproken over «kwetsbare groepen» in de samenleving. Mensen die worden gedwongen voor een minimumtarief te werken waar werkgevers ze niet voor kunnen aannemen, staan gedwongen buiten de arbeidsmarkt. Is het in het belang van deze mensen dat zij van wetswege worden uitgesloten van een manier om hun kwetsbaarheid te ontstijgen?

  • 2. Waarom is de regering niet van oordeel dat het verhogen van het minimumloon, het moeilijker maakt om bepaalde vacatures te vervullen, in het bijzonder in de tuinbouw en horeca, sectoren waar van oudsher lager betaalde arbeid een voorwaarde is voor gezonde bedrijfsvoering?

  • 3. Wat zijn de verwachte effecten op inflatoire druk? Waarom is er, naar de kennelijke inschatting van de regering, geen risico om hiermee een loonprijsspiraal aan te jagen? Wat zijn de effecten van de verhoging van het minimumloon verderop op de loonladder?

Vragen van het lid van de 50PLUS-fractie

Het lid van de 50PLUS-fractie is verheugd te vernemen dat de AOW volgens dit wetsvoorstel gekoppeld blijft aan het wettelijk minimumloon. De behandeling van het wetsvoorstel biedt echter ook een inkijkje in de mate waarin de koppeling in de toekomst gesteund en gehandhaaft zal worden en in dat licht heeft het lid van de 50PLUS-fractie nog de nodige vragen op diverse specifieke onderdelen.

  • 1. Waarom is er, mede in het licht van de eerdere grote verhoging van het WML, nu niet voor gekozen om het sociaal minimum van huishoudens met kinderen te verhogen via het kindgebonden budget en/of de kinderbijslag? Er wordt door de commissie sociaal minimum immers specifiek aandacht gevraagd voor gezinnen met kinderen.

  • 2. Hoeveel zou de AOW voor alleenstaanden en voor samenwonenden worden, als percentage van het WML, indien per 1 juli de AOW zou worden uitgesloten van de extra verhoging van 1,2%?

  • 3. Hoe lang is het al zo, dat de AOW bedragen corresponderen met 50% respectievelijk 70% van het WML?

Het lid van de 50PLUS-fractie maakt zich zorgen over de cumulatieve effecten van de verhogingen van het minimumloon, op de arbeidsparticipatie van mensen met lage inkomens onder de AOW leeftijd. Eerdere studies waarschuwden nog voor te veel of te snel verhogen van het WML en de Bijstand.

  • 4. In tabel 5 op pagina 16 van de CPB beleidsnotitie9 «De effectiviteit van fiscaal participatiebeleid» uit 2015, worden de multipliers weergegeven van diverse maatregelen, waaronder een mutatie van de Bijstand. Zijn deze multipliers, met effecten op het overheidssaldo, de arbeidsparticipatie en op de arbeidsproductiviteit, nog steeds (grosso modo) valide? Is er reeds een geactualiseerde versie van tabel 5 op pagina 16 beschikbaar?

  • 5. Volgens tabel 5 op pagina 16 van deze publicatie, is het verhogen van de Bijstand, de meest effectieve beleidsoptie om de arbeidsparticipatie te verslechteren. Is deze conclusie nog steeds actueel?

  • 6. Klopt de aanname dat de effectiviteit van de arbeidskorting als instrument om de arbeidsparticipattie te bevorderen, inmiddels (nog) kleiner is dan in 2015, vanwege de grote verhogingen van de arbeidskorting die sindsdien hebben plaatsgevonden?

  • 7. Erkent u in dit verband, dat een verhoging van de bijstand weliswaar extra inkomen oplevert voor alle bijstandsgerechtigden, maar dat tenminste een deel van de Bijstandsgerechtigden er door zullen worden ontmoedigd om aan de slag te gaan (en dus de kans om hun inkomen fors te verbeteren laten lopen)? Hoe weet u zeker dat de positieve effecten van verhoging van de Bijstand de negatieve effecten op de arbeidsparticipatie zullen overtreffen?

Het lid van de 50PLUS-fractie deelt de zorgen zoals geuit door VNO-NCW, dat de optelsom van de verschillende verhogingen van het minimumloon al uitzonderlijk groot is. Er is sprake geweest van flinke reguliere indexaties in verband met de CAO loonstijgingen, er is een bijzondere verhoging geweest van ruim 8% en er is een minimumuurloon ingevoerd, hetgeen in voorkomende gevallen kan leiden tot een stijging van > 10%.

  • 8. Welke indicatoren gebruikt de regering, om te beoordelen of werkgevers de stijging van de loonkosten op korte en op middellange termijn aankunnen?

  • 9. Klopt het dat stijging van het minimumloon ook een doorwerking heeft op de lonen die daarboven liggen of zoals VNO-NCW het formuleert «het geeft een opwaartse druk op het hele loongebouw»? Is er een actuele multiplier of vuistregel beschikbaar, waarmee dit effect kan worden ingeschat? Is dat meegenomen bij de inschatting van de extra kosten voor werkgevers?

  • 10. Het klopt toch dat de recente cumulatieve verhoging van het minimumloon, alsmede de doorwerking hiervan op de hogere lonen, niet zijn «getest» in een periode met laagconjunctuur? Nemen we dan niet een risico dat de verhogingen van het minimumloon bij een omslag in de conjunctuur toch veel schadelijker blijken te zijn, met name voor de werkgelegenheid, dan nu wordt verondersteld?

VNO-NCW schrijft: «Voor veel ondernemers – zeker in delen van het MKB – is de verhoging van het WML de afgelopen tijd echter té snel en té hard gegaan. Wat ondernemers daarbij extra steekt, is dat hun loonkosten veel harder zijn gestegen dan dat hun werknemers uiteindelijk netto in hun portomonee overhouden. Het verlagen van de belasting en premiedruk is daarom een veel effectiever instrument om de koopkracht te verbeteren».

  • 11. Wat vindt de regering van deze slotopmerking uit de brief van VNO-NCW?

De regering heeft in de antwoorden op vragen van de SGP-fractie al aangetoond dat werknemers bij een stijging van de loonkosten met 6.132 euro, onderaan de streep 3.680 netto «in hun zak kunnen steken».10

  • 12. Kan de regering bevestigen dat de Rijksoverheid (dus) ongeveer 2.450 euro per werknemer overhoudt, aan een totale beleidsinzet van 6.132 euro per werknemer, die is bedoeld om de koopkracht van mensen met lage inkomens te verbeteren?

  • 13. Waarom is niet overwogen om ten minste een deel van de extra opbrengst voor de schatkist, te gebruiken voor een verlaging van bepaalde belastingen en/of premies? Voor werknemers zou immers «het mes van twee kanten snijden», als gelijktijdig met de verhoging van het minimumloon, ook de lasten (enigszins) zouden worden verlicht.

  • 14. In tabel 4 op pagina 12 van de Memorie van Toelichting, staan de budgettaire effecten van de verhoging van het minimumloon per 1-7-2024. Op pagina 11 wordt gesteld dat «door het hogere minimumloon en de uitkeringen er ook sprake is van hogere inkomsten op de rijksbegroting, bijvoorbeeld via belastingheffing.11 Kan aangegeven worden of er bij het verhogen van de AOW meer of minder euro’s terugvloeien naar de schatkist, in vergelijking met een verhoging van de sociale uitkeringen?

De Commissie sociaal minimum gaf in overweging om de AOW en bovenminimale uitkerigen niet te verhogen, omdat een AOW verhoging relatief duur is, omdat AOW-ers volgens de analyse van de commissie in veel gevallen genoeg inkomen hebben om rond te komen

De regering heeft opgemerkt dat het waarborgen van een welvaartsvaste AOW dus vergt dat de AOW meestijgt met het gemiddeld inkomen: «een koppeling van de AOW is het meest voor de hand liggend instrument om een welvaarsvaste AOW te waarborgen».12 Naar aanleiding hiervan, de volgende twee vragen:

  • 15. Erkent de regering dat een eenmalige of meerjarige daling van de AOW bedragen als percentage van het minimumloon, ook zonder nominale achteruitgang, schade toebrengt aan het «anker» dat de AOW «welvaartsvast» is en blijft?

  • 16. De regering vindt dat koppeling van de AOW aan het WML het meest voor de hand liggende instrument is om een welvaartsvaste AOW te waarborgen. Wat vindt de regering van de opvatting van de commissie dat verhoging van de AOW relatief duur is, omdat AOW-ers volgens de commissie genoeg inkomen hebben?

De regering schrijft: De regering heeft overwogen om de beoogde verhoging niet te larten doorwerken op de AOW, maar heeft – als onderdeel van amendement Van der Lee besloten de doorwerking in stand te houden. De regering merkt tevens op dat de regering ook kan kijken naar verhoging van toeslagen, zoals de huurtoeslag. Zorgtoeslag is minder gericht op lage inkomens. Daarnaast kan ook de ouderenkorting worden verhoogd. AOW-ers zonder pensioen worden dan niet ondersteund, omdat zij die niet of maar ten dele kunnen verzilveren.13 De regering noemde in het debat ook nog de route van de Bijzondere Bijstand. Naar aanleiding hiervan nog de volgende vragen:

  • 17. Meent de regering dat het verhogen van toeslagen of van de ouderenkorting een effectief alternatief is voor de koppeling van de AOW aan het WML?

  • 18. Erkent de regering, dat het niet verhogen van de AOW, de verzilvering van de ouderenkorting bemoeilijkt, juist voor de laagste inkomens zonder pensioen of een klein pensioen?

  • 19. Erkent de regering dat het niet verhogen van de AOW, de verzilvering van heffingskortingen in het algemeen bemoeilijkt, juist voor de laagste inkomens zonder pensioen of met een klein pensioen?

  • 20. Begrijpt de regering, dat de gegeven mogelijke alternatieven voor het volledig koppelen van de AOW aan het WML, worden opgevat als een «fiscale trukendoos», waar met name de laagste inkomens onder gepensioneerden mee geconfronteerd zullen worden?

  • 21. Omdat het aanvullende pensioeninkomen binnen dit kader wordt genoemd, acht dit lid het van belang om de laatste cijfers te weten ten aanzien van de gemiddelde en de mediane pensioenen, bij de vijf grootste pensioenfondsen. Kan de regering die actuele cijfers geven? En tevens ook het aantal gepensioneerden bij elk van deze fondsen?

  • 22. Kan een overzicht worden gegeven van de nominale verhoging van de arbeidskorting per jaar, sinds 2012, en tevens uitgedrukt als percentage?

De leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de nota naar aanleiding van het verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 5 april vóór 17.00 uur met het oog op nadere procedure op dinsdag 9 april, teneinde nog tegemoet te kunnen komen aan het verzoek om spoedige afhandeling van dit wetsvoorstel.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Van de Sanden (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Huizinga (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, nr. 3, p. 1

X Noot
3

Kamerstukken II 2023–2024, 36 410 XV, nr. 66, p. 4–5

X Noot
4

Kamerstukken II 2023–2024, 36 410 XV, nr. 7

X Noot
5

Kamerstukken II 2023–2024, 36 410 XV, nr. 7

X Noot
8

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, 4

X Noot
10

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, nr. 7, p. 5

X Noot
11

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, nr. 3, p. 11–12

X Noot
12

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, nr. 6, p. 22

X Noot
13

Kamerstukken II 2023–2024, 36 488, nr. 6, p. 23–24

Naar boven