36 421 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024)

Nr. 11 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN INGE VAN DIJK EN ERKENS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 26 oktober 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel A, wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:

0. Na het vijfde lid, eerste zin, wordt een zin ingevoegd, luidende:

De voorwaarde van het minimum van 0,5%, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, geldt niet als de verkrijger van vermogensbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een bloedverwant in de neergaande lijn is van een van de rechtsvoorgangers, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, onder 1°.

II

Aan artikel II wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

In artikel 5.13, eerste lid, wordt het als eerste vermelde bedrag vervangen door «€ 30.000» en het als tweede vermelde bedrag door «€ 60.000».

III

In artikel V, onderdeel A, onder 1, subonderdeel b, wordt «70%» vervangen door «75%».

IV

Artikel V, onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel 1 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

1a. In het eerste lid wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. vermogensbestanddelen die bij de erflater of schenker behoorden tot een belang als bedoeld in lid 9, mits het lichaam waarop het belang betrekking heeft een onderneming drijft als bedoeld in onderdeel a, of een medegerechtigdheid houdt als bedoeld in onderdeel b, en waarbij slechts als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt de waarde van deze vermogensbestanddelen voor zover die waarde toerekenbaar is aan bedoelde onderneming of medegerechtigdheid.

1b. Na het vijfde lid, eerste zin, worden drie zinnen ingevoegd, luidende:

De voorwaarde van het minimum van 0,5%, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, geldt niet als de verkrijger van vermogensbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, een bloedverwant in de neergaande lijn is van een van de rechtsvoorgangers, bedoeld in de eerste zin, onderdeel b, onder 1°.

2. Na onderdeel 3 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

3a. Na het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 8a. er is sprake van een belang als bedoeld in artikel 35c lid 1 onder d Successiewet 1956 indien de erflater of schenker, al dan niet tezamen met zijn partner, en bloed- en aanverwanten in de neergaande lijn van de eerste familiaire aandeelhouder, doet blijken voor ten minste een 25% belang in het lichaam te houden.

V

In artikel VII, eerste lid, wordt «artikel V, onderdeel A, eerst toepassing vindt» vervangen door «artikel II, onderdeel D, en artikel V, onderdeel A, eerst toepassing vinden».

Toelichting

In het wetsvoorstel wordt het lage percentage van de vrijstelling goingconcernwaarde van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) met ingang van 1 januari 2025 verlaagd van 83% naar 70%. Dit amendement zorgt ervoor dat het lage percentage niet wordt verlaagd naar 70%, maar naar 75%.

De toegang tot de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (BOR) staat onder andere open voor de verkrijging van vermogensbestanddelen die bij de schenker of erflater behoorden tot een aanmerkelijk belang in een lichaam dat een onderneming drijft. Indien een erflater of schenker een aanmerkelijk belang heeft in een lichaam (bijvoorbeeld een holding) en dat lichaam een belang houdt in een ander lichaam, kunnen de DSR ab en de BOR worden toegepast als de schenker of erflater in dat andere lichaam een indirect aanmerkelijk belang hield. Als de schenker of erflater in dat andere lichaam een indirect belang van minder dan 5% hield, kan onder voorwaarden de zogenoemde verwateringsregeling in de DSR ab en de BOR worden toegepast. Een voorwaarde hiervoor is dat dat indirecte belang ten minste 0,5% bedroeg. Andere voorwaarden zijn dat dat indirecte belang bij een van de rechtsvoorgangers krachtens erfrecht, huwelijksvermogensrecht of schenking van de schenker of erflater een indirect aanmerkelijk belang was en dat dat indirecte belang uitsluitend is verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijksvermogensrecht of schenking. Dit is neergelegd in artikel 4.17a, vijfde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), onderscheidenlijk artikel 35c, vijfde lid, van de Successiewet 1956.

Op grond van dit amendement vervalt met ingang van 1 januari 2025 de voorwaarde van «ten minste 0,5%» voor situaties waarin de verkrijger een bloed- of aanverwant1 in de neergaande lijn is van een hiervoor bedoelde rechtsvoorganger die een indirect aanmerkelijk belang hield in dat andere lichaam.

Met deze aanpassing beogen de indieners dat wordt geregeld dat oude familiebedrijven die al van vele generaties op generaties zijn overgegaan en juist gericht zijn op hun lange termijn voortbestaan, toegang blijven behouden tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, ook als de belangen vergaand verwateren over vele familieleden.

Het amendement regelt eveneens toegang tot de BOR voor enkele zeer oude familiebedrijven, die vanwege overdracht over meerdere generaties al in zoverre verwaterd waren op het moment dat de Wet IB 2001 werd ingevoerd, dat niet voldaan werd aan de eis van een aanmerkelijk belang, waardoor ook na invoering van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten daar geen recht op bestond. De ongelijke positie waarin zij zitten ten opzichte van jongere familiebedrijven wordt op deze manier opgelost.

Ter dekking bevat dit amendement nadere opties. Ten eerste wordt het ramingsverschil van € 9 miljoen structureel van aan derden verhuurde onroerende zaken BOR en DSR ab ingezet. Ten tweede verlaagt indiener de regeling groen sparen en beleggen. Op dit moment zijn er twee regelingen voor particulieren om groene beleggingen (groene spaartegoeden en andere groene bezittingen) te stimuleren, namelijk een vrijstelling in box 3 en een heffingskorting over het vrijgestelde deel van de groene beleggingen. In 2023 bedraagt de heffingskorting voor groene beleggingen 0,7% van het op 1 januari van het betreffende belastingjaar in box 3 vrijgestelde bedrag aan kwalificerende bezittingen van de belastingplichtige(n). Op grond van dit amendement wordt met ingang van 1 januari 2025 de vrijstelling groene beleggingen verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).

Tabel: Budgettaire gevolgen (miljoen euro, + is saldoverbeterend/lastenverzwarend)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Struc.

Aanpassing vrijstelling goingconcernwaarde BOR naar 75%

– 15

– 4

– 5

– 5

– 6

– 6

– 19

Aanpassing verwateringsregeling BOR en DSR ab

– 19

– 18

– 21

– 21

– 21

– 21

– 21

Herijking maatregel onroerende zaken BOR/DSR ab

8

8

9

8

8

8

9

Verlaging vrijstelling groen beleggen naar € 30.000 (inclusief doorwerking naar nieuwe stelsel)

0

27

27

27

27

27

27

De budgettaire derving in 2024 is het gevolg van schenkingen die met een jaar worden uitgesteld.

Inge van Dijk Erkens


X Noot
1

Op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956 worden bloedverwanten en aanverwanten aan elkaar gelijkgesteld.

Naar boven